Page 137 of 320

135
F Laat het rempedaal los.
F G eef geleidelijk gas om de elektrische
parkeerrem automatisch vrij te zetten.
F
A
ls de parkeerrem is vrijgezet, zet de auto
zich in beweging.
Laat onder winterse omstandigheden
(temperatuur lager dan -23°C) de motor
enkele minuten stationair draaien alvorens
weg te rijden. Dit is belangrijk voor de
goede werking en de levensduur van de
motor en de transmissie.
Parkeren van de auto
Ongeacht de stand van de transmissie wordt
bij het afzetten van het contact automatisch de
stand P ingeschakeld,
Alleen als de transmissie in de stand N staat,
wordt de stand P na 5 seconden ingeschakeld
(om de vrijloop te kunnen activeren).
Controleer of de stand P inderdaad is
ingeschakeld en of de elektrische parkeerrem
automatisch is aangetrokken; zo niet, trek de
parkeerrem dan handmatig aan.
Storing van de transmissie
De desbetreffende lampjes van de
selectiehendel en de hendel van de
elektrische parkeerrem en de lampjes
op het instrumentenpaneel moeten
branden.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt bij het wegrijden op een
helling uw auto ongeveer 2 seconden op
zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het
rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief als:
-
d
e auto volledig stilstaat met het rempedaal
ingetrapt,
-
a
an bepaalde hellingcondities is voldaan,
-
he
t bestuurdersportier is gesloten.
Als het contact aan staat, wordt een
storing aangegeven door het branden
van dit lampje, in combinatie met een
melding en een geluidssignaal.
Neem zo snel mogelijk contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijd niet sneller dan 100
km/h, waar dat is toegestaan.
De transmissie gaat over op het noodprogramma: de
transmissie wordt geblokkeerd in de derde versnelling
van de stand D , de schakelflippers werken niet meer
en de stand M kan niet meer worden gebruikt. U kunt
dan een hevige schok voelen bij het inschakelen van
de achteruitversnelling. Dit is niet schadelijk voor de
transmissie.
Storing van de selectiehendel
Kleine storing
U wordt gewaarschuwd door het
branden van dit lampje in combinatie
met een melding en een geluidssignaal.
Rijd voorzichtig en neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Ernstige storing
U wordt gewaarschuwd door het
branden van dit lampje.
Zet de auto zo snel mogelijk op een
veilige plaats stil en neem contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij het afzetten van het contact schakelt
de transmissie automatisch de stand P in.
In bepaalde gevallen gaan de lampjes
van de selectiehendel niet branden, maar
wordt de status van de transmissie nog wel
weergegeven in het instrumentenpaneel.
6
Rijden
Page 138 of 320

136
Verlaat de auto niet in de korte periode dat
u de Hill Start Assist gebruikt.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek de parkeerrem dan
handmatig aan en controleer of het lampje
van de parkeerrem en het lampje P op de
hendel permanent branden.
De functie Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld. Maar als de parkeerrem
wordt aangetrokken om de auto stil te
zetten, wordt de werking van de functie
onderbroken.
Werking
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat:
-
b
ij een handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand is
ingeschakeld,
-
a
ls bij de automatische transmissie de stand
D of M is ingeschakeld. Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het rempedaal loslaat.
Storing
Bij een storing in het systeem gaan deze lampjes
branden.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Active Suspension Control
Dit veersysteem is zelfregelend op basis van
de volgende parameters: de staat en het profiel
van de weg, de belading van de auto, de rijstijl
en de geselecteerde rijstand.
Het systeem wordt geregeld door een
De stand kan geselecteerd worden met behulp
van de rijstandselectie op de middenconsole.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de rijstanden
.
elektronische eenheid, die gebruikmaakt van
de gegevens afkomstig van verschillende
sensoren om op basis van deze parameters
een optimaal dempingsniveau van elke
schokdemper te verkrijgen.
Het systeem heeft drie standen: Comfort
,
Normal en Sport .
In de stand Comfort gaat de voorkeur uit naar
een zachte demping voor meer comfort op een
slecht wegdek.
De stand Normal biedt het beste compromis
tussen comfort en weggedrag.
In de stand Sport gaat de voorkeur uit naar
een stugge demping om het overhellen van de
carrosserie te beperken.
Rijstanden
Afhankelijk van de specifieke instellingen
van de auto zijn deze diverse rijstanden
beschikbaar.
De selectie van de rijstanden is afhankelijk van
de voorzieningen van de auto.
Elke keer dat het contact wordt aangezet, wordt
standaard " Normaal" geselecteerd.
Rijden
Page 139 of 320

137
Rijstanden
Parameters van de
auto ECO Comfort
(met Active
Suspension Control)Normaal
Sport
Handmatig
(bij auto's met een
automatische transmissie
en Full Park Assist)
Gaspedaal ZuinigNormaalNormaalSportNormaal
Automatische
transmissie Zuinig
NormaalNormaalSportHandmatig
Active Suspension
Control Zachte stand vering Zachte stand vering Normale stand vering Sportstand vering Normale stand vering
Elektrische
stuurbekrachtiging Normaal
NormaalNormaalSportNormaal
Stop & Start BeschikbaarBeschikbaarBeschikbaarNiet beschikbaar Beschikbaar
Schakelindicator Zuinig NormaalNormaalNormaalNormaal
Verwarming/
airconditioning Zuinig
NormaalNormaalNormaalNormaal
Stand "ECO"
Deze stand verlaagt het brandstofverbruik,
maar beperkt het gebruik van de ver warming
en de airconditioning zonder deze echter uit te
schakelen.
Vrijloop in stand "ECO" : bij de automatische
transmissie EAT8 wordt, afhankelijk van de
uitvoering, het in de "vrijloop" zetten van de
auto aangemoedigd, zodat de auto afremt zonder op de motor af te remmen. U kunt
brandstof besparen door uw voet van het
gaspedaal te halen om te anticiperen op het
afremmen.
Stand "Comfort"
(met Active Suspension Control)
Deze stand biedt meer rijcomfort en een
zachtere vering.
Stand "Normal"
In deze stand wordt teruggekeerd naar de
oorspronkelijke instellingen van de auto.In combinatie met Active Suspension Control
biedt deze stand het beste compromis tussen
comfort en weggedrag.
Stand "Spor t"
Afhankelijk van de uitvoering maakt deze stand
een dynamischere rijstijl mogelijk.
Permanente handmatige bediening
(bij auto's met een automatische
transmissie en Full Park Assist)
De bestuurder schakelt met de schakelflippers
aan de stuurkolom.
6
Rijden
Page 140 of 320

138
Selectie van een stand
Wanneer de melding verdwijnt, is de
geselecteerde stand geactiveerd en wordt
deze op het instrumentenpaneel weergegeven
(behalve bij de stand "Normal"). ECO, Comfor t, Normal, Spor t, Manual.
Druk op de toets om de standen op het
instrumentenpaneel weer te geven.
Schakelindicator
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen over te
slaan. U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen. Het is niet verplicht om de
aanbevolen versnellingen ook daadwerkelijk
in te schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en de
veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd zelf
verantwoordelijk voor het al dan niet opvolgen
van een schakeladvies van het systeem. Deze
functie kan niet worden uitgeschakeld.
Bij auto's met een automatische transmissie werkt
dit systeem alleen in de handbediende stand.
De informatie wordt in de vorm van
een pijl omhoog of omlaag op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Daarnaast kan de aanbevolen
versnelling worden weergegeven.
Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto enz.) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen nodig,
accelereren, remmen enz.) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te schakelen,
-
d
e achteruitversnelling in te schakelen.
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u weer
weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel
en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten. Tank nooit als de motor in de STOP-stand
staat; zet in dat geval altijd het contact
af
met de sleutel of met de knop
" START/STOP ".
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Dit lampje op het instrumentenpaneel
gaat branden en de motor wordt
automatisch in de STOP-stand gezet:
-
a
ls u bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak ,
bij een snelheid lager dan 3
km/h de
versnellingshendel in de neutraalstand zet
en vervolgens het koppelingspedaal loslaat,
Afhankelijk van de uitvoering
wordt de selectie van een rijstand
eveneens beheerd door de functie
i-Cockpit
® Amplify
. Raadpleeg de
desbetreffende rubriek voor meer
informatie.
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik
te verminderen.
Rijden
Page 141 of 320

139
Een teller registreert hoe lang de STOP-stand
tijdens een traject is geactiveerd. De teller
wordt, elke keer als u het contact met de knop
"START/STOP " aanzet, weer op nul gezet.
Voor uw comfort tijdens
parkeermanoeuvres zal de STOP-stand
enkele seconden na het schakelen uit de
achteruitversnelling of het draaien van het
stuurwiel niet werken.
Het Stop & Start-systeem is niet
van invloed op de werking van
voertuigsystemen zoals remmen, enz.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- d e auto op een steile helling staat
(bergopwaarts of bergafwaarts),
-
he
t bestuurdersportier is geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder niet
is vastgemaakt,
-
d
e auto sinds de laatste start niet sneller
dan 10
km/h heeft gereden, In dat geval knippert dit
verklikkerlampje een paar seconden,
waarna het uitgaat.
Overgang naar de START-stand
Dit verklikkerlampje gaat uit en de
motor wordt automatisch gestart:
-
a
ls u, bij een handgeschakelde
versnellingsbak , het koppelingspedaal
volledig intrapt,
-
B
ij een automatische transmissie:
•
a
ls u, ter wijl de stand D of M is
geselecteerd, het rempedaal loslaat,
•
o
f als u, ter wijl de stand N is geselecteerd
en het rempedaal is losgelaten, de stand
D of M selecteert,
•
o
f als u de achteruitversnelling inschakelt.
Bijzonderheden: START-stand
automatisch geactiveerd
Uit veiligheids- of comfortover wegingen wordt
de START-stand automatisch geactiveerd als:
-
he
t bestuurdersportier wordt geopend,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder los
wordt gemaakt,
-
b
ij een handgeschakelde versnellingsbak,
de snelheid van de auto hoger wordt dan
4
km/h,
-
b
ij een automatische transmissie in de
stand N , de snelheid van de auto hoger
wordt dan 1
km/h,
-
b
ij een automatische transmissie in de
stand D , het rempedaal wordt losgelaten,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...)
waarbij de motor nodig is voor de regeling
van het systeem of de auto.
In dat geval knippert dit
verklikkerlampje een paar seconden,
waarna het uitgaat.
Uitschakelen/weer
inschakelen
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld om het
thermische comfort in het interieur op peil te
houden, kan het nuttig zijn het Stop & Start-
systeem uit te schakelen.
Dit is volkomen normaal.
Dit is volkomen normaal.
-
a
ls u bij een auto met een automatische
transmissie,
•
b
ij een snelheid lager dan 20
km/h
(bij
BlueHDi-uitvoeringen) of lager dan
1
km/h (bij PureTech 180 - en PureTech
225 -uitvoeringen), hard remt met de
selectiehendel in de stand N .
•
b
ij stilstaande auto, de selectiehendel in
de stand N zet. -
d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
d
e ruitontwaseming is ingeschakeld,
-
d
e buitentemperatuur lager dan 0°C of
hoger dan +35°C is,
-
b
epaalde tijdelijke omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, hoogte enz.) dit niet
toelaten.
6
Rijden
Page 142 of 320

140
F Druk op deze toets. Het desbetreffende oranje lampje gaat branden.
Ter bevestiging van de uitschakeling
gaat dit lampje branden en wordt er
een melding weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Als u nogmaals op de toets drukt, wordt de
functie weer ingeschakeld. Het desbetreffende
lampje gaat uit.
Het lampje op het instrumentenpaneel dooft en
er wordt een melding weergegeven. Openen van de motorkap
Schakel het Stop & Start-systeem altijd uit
als u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer rijadviezen
, met name over het
rijden op overstroomde wegen.
Storing
Bij een storing in het systeem
knippert dit lampje op het
instrumentenpaneel enige tijd en
gaat het vervolgens permanent
branden, in combinatie met de
weergave van een melding.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing optreedt,
kan de motor afslaan. Alle lampjes op het
instrumentenpaneel gaan branden.
Het systeem kan bij aangezet contact op elk
gewenst moment worden uitgeschakeld.
Als het systeem in de STOP-stand wordt
uitgeschakeld, dan wordt de motor direct weer
gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact wordt aangezet.In dat geval moet u het contact uitzetten en de
motor opnieuw starten door op de " S TA R T/
STOP "-knop te drukken.
Bandenspannings-
controlesysteem
Dit systeem controleert automatisch de
bandenspanning tijdens het rijden.
Het systeem bewaakt de spanning van de vier
banden zodra de auto begint te rijden.
Het systeem vergelijkt de signalen van de
snelheidssensoren van de wielen met de
referentiewaarden die elke keer nadat de
banden op spanning zijn gebracht of na het
verwisselen van een wiel moeten worden
gereset .
Het systeem geeft een waarschuwing zodra
wordt gesignaleerd dat de spanning van een
of
meer banden te laag is.Auto's met het Stop & Start-systeem zijn
voorzien van een speciale 12V-accu.
Laat eventuele werkzaamheden aan
deze accu uitsluitend uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu
.
Rijden
Page 143 of 320

141
Het bandenspanningscontrolesysteem is niet
meer dan een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat
de waakzaamheid van de bestuurder niet door
het systeem kan worden vervangen.
Het systeem onthoudt u niet van de
verantwoordelijkheid om elke maand de
bandenspanning te controleren (ook die
van het reser vewiel). Doe dit ook voordat
u een lange rit gaat maken. Het rijden met
een te lage bandenspanning verslechtert
de wegligging, verlengt de remweg en
veroorzaakt vroegtijdige bandenslijtage, vooral
onder ongunstige omstandigheden (zware
belading, hoge snelheden, lange ritten).
Het rijden met een te lage
bandenspanning leidt bovendien tot een
hoger brandstofverbruik.
De voor uw auto voorgeschreven
bandenspanning vindt u op de sticker
met
de bandenspanningen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de identificatie van
de auto .
Bandenspanning controleren
De bandenspanning moet worden gecontroleerd
als de banden "koud" zijn (de auto staat langer
dan een uur stil of er is minder dan 10 km gereden
met een beperkte snelheid). Onder andere
omstandigheden moet de bandenspanning ten
opzichte van de op de sticker vermelde spanning
met 0,3 bar worden verhoogd.
Sneeuwkettingen
Het systeem hoeft niet gereset te worden
na het aanbrengen of verwijderen van
sneeuwkettingen.
Waarschuwing te lage
bandenspanning
Deze waarschuwing bestaat uit het
permanent branden van dit lampje, een
geluidssignaal en, afhankelijk van de
uitvoering, een melding op het scherm.
F Verminder onmiddellijk uw snelheid en
vermijd plotselinge stuurbewegingen en
krachtig remmen.
F
Z
et de auto zo snel mogelijk stil op een
veilige plaats.
Een te lage bandenspanning is niet altijd
aan de band te zien.
Een visuele controle is dus niet
voldoende. F
C
ontroleer als u een compressor in
de auto hebt (bijvoorbeeld die van de
bandenreparatieset) de spanning van de
vier banden als deze zijn afgekoeld.
F
R
ijd voorzichtig verder als het niet mogelijk
is om deze controle onmiddellijk uit te
voeren.
of
F
G
ebruik in het geval van een lekke band
de bandenreparatieset of het reservewiel
(afhankelijk van de uitvoering).
De waarschuwing blijft actief tot het
systeem wordt gereset.
Opnieuw initialiseren
Elke keer nadat u een of meer banden op
spanning hebt gebracht en na het verwisselen
van een of meer wielen, moet u het systeem
resetten.
Controleer voordat u het systeem
gaat resetten of de spanning van
de vier banden overeenkomstig de
gebruiksomstandigheden van de auto
en de voorschriften op de sticker met de
bandenspanningen is.
Het bandenspanningscontrolesysteem
is alleen betrouwbaar als de vier banden
tijdens het resetten de juiste spanning
hebben.
Het bandenspanningscontrolesysteem
geeft geen meldingen als de
bandenspanning bij het resetten onjuist is.
6
Rijden
Page 144 of 320

142
Deze functie kan bij stilstaande
auto worden gereset via het menu
Rijden/Auto van het touchscreen.
F
S
electeer in het menu het tabblad
" Voertuiginstellingen ".
F
S
electeer op deze pagina de functie
" Bandenspan.contr. ".
F
Sel
ecteer " Ja" om te bevestigen.
Er klinkt een geluidssignaal en er wordt een
melding weergegeven om aan te geven dat het
resetten is gelukt.
Storing
In dat geval werkt de bandenspanningscontrole
mogelijk niet goed. Laat het systeem
controleren door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Na het uitvoeren van werkzaamheden
aan het systeem moet de spanning van de
vier banden worden gecontroleerd en het
systeem worden gereset.
Als het lampje te lage bandenspanning gaat
knipperen en vervolgens blijft branden in
combinatie met het lampje Ser vice, wijst dit op
een storing in het systeem.
Er verschijnt een melding in combinatie met
een geluidssignaal.
-
D
oor de camera gedetecteerde
verkeersborden met een snelheidslimiet.
-
I
nformatie over snelheidslimieten uit de
kaartgegevens van het navigatiesysteem.
Met dit systeem kan de maximaal toegestane
snelheid op het instrumentenpaneel worden
weergegeven, in overeenstemming met de
snelheidslimieten in het land waarin wordt
gereden, op basis van:
Snelheidslimietherkennings
-
systeem
Deze functie is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen en de verkeersregels moet
naleven. De snelheidslimietborden langs
of boven de weg hebben altijd prioriteit
boven de door het systeem voorgestelde
snelheidslimieten. De borden moeten
voldoen aan de regels van het Verdrag
van Wenen betreffende verkeersborden. Herkend bord
Voorgestelde
snelheid (berekend)
Bebouwde kom
Voorbeeld: Zonder PEUGEOT
Connect Nav
50
km/h of 30 mph
(afhankelijk van de
eenheden van het
instrumentenpaneel)
Met PEUGEOT
Connect Nav
Weergave van de
snelheidslimiet die
geldt in het land waar
u
zich bevindt.
Woonerf
Voorbeeld: Zonder PEUGEOT
Connect Nav
20
km/h of 10 mph
(afhankelijk van de
eenheden van het
instrumentenpaneel)
Met PEUGEOT
Connect Nav
Weergave van de
snelheidslimiet die
geldt in het land waar
u
zich bevindt.
Om er zeker van te zijn dat de informatie
over snelheidslimieten afkomstig van het
navigatiesysteem actueel is, dienen de
kaartgegevens geregeld te worden geüpdatet.
- Bepaalde door de camera gedetecteerde verkeersborden (bijv. een kombord).
Rijden