Page 97 of 320

95
De ruitensproeiers zijn in de uiteinden van elke
ruitenwisserarm geïntegreerd.
Er zijn extra sproeiers onder het centrale punt
van elke ruitenwisserarm aangebracht.
De ruitensproeier vloeistof wordt over de
gehele lengte van het ruitenwisserblad op de
voorruit gesproeid. Dit zorgt voor beter zicht en
een lager verbruik van ruitensproeiervloeistof.
In sommige gevallen, afhankelijk van de
samenstelling of kleur van de vloeistof en het
omgevingslicht is het sproeien van de vloeistof
nauwelijks merkbaar.
Bedien de ruitensproeiers niet als het
reservoir van de ruitensproeiervloeistof
leeg is; kans op beschadiging van
de ruitenwisserbladen. Bedien de
ruitensproeiers alleen als er geen risico
is van bevriezing van de vloeistof op de
voorruit; hierdoor zou het zicht namelijk
kunnen afnemen. Gebruik 's winters altijd
producten die voldoende tegen vorst
beschermd zijn. Vul nooit bij met water.
Ruitenwisser achter (SW)
Draai voor selectie van de ruitenwisser achter
de ring tot het gewenste symbool tegenover de
markering staat.Uit.
Interval.
Sproeien en wissen.
Ruitensproeier achter
Wanneer de ruitensproeiers stoppen, wissen
de ruitenwissers nog één keer.
F
D
raai de ring in de richting van het
dashboard.
De ruitensproeiers en ruitenwissers werken
zolang de ring wordt gedraaid.
Wanneer de ruitensproeiers stoppen, wissen
de ruitenwissers nog één keer.
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn geactiveerd op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt,
treedt ook de ruitenwisser achter in werking. Deze functie kan geactiveerd of
gedeactiveerd worden via het menu
Rijden/Auto
van het touchscreen.
Deze functie is standaard geactiveerd.
Schakel de automatische werking van de
ruitenwisser achter uit bij sneeuwval, strenge
vorst of als een fietsendrager op de trekhaak
is bevestigd. Dit kan worden uitgevoerd via
het menu Rijden/Auto van het touchscreen.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of ver vangen. De stand kan
tevens 's winters (ijs, sneeuw) worden gebruikt
om de ruitenwisserbladen los te zetten van de
voorruit.
Om een goede werking van de
ruitenwisserbladen te behouden adviseren
wij u:
-
e
r voorzichtig mee om te gaan,
-
z
e regelmatig te reinigen met zeepsop,
-
z
e niet te gebruiken om een stuk
karton tegen de voorruit te houden,
-
z
e te ver vangen zodra ze tekenen van
slijtage vertonen.
4
Verlichting en zicht
Page 98 of 320

96
Voordat u een wisserblad vóór
demonteert
F De ruitenwissers worden verticaal geplaatst als binnen de minuut na het uitschakelen
van het contact de ruitenwisserschakelaar
wordt bediend.
F
G
a verder naar de gewenste procedure
of naar het ver vangen van de
ruitenwisserbladen.
Na het monteren van een
ruitenwisserblad vóór
F Zet het contact aan en bedien de ruitenwisserschakelaar om de ruitenwissers
weer in de oorspronkelijke stand te zetten.
Ruitenwisserbladen
ver vangen
Verwijderen/aanbrengen aan de
voorzijde
Pak de ruitenwisserarmen niet vast op de
plek van de ruitensproeiers.
Raak het ruitenwisserblad niet aan; u kunt
daarbij onherstelbare schade veroorzaken.
Laat de ruitenwissers niet los tijdens het
verplaatsen – Kans op beschadiging van
de voorruit!
F
R
einig de voorruit met behulp van een
reinigingsmiddel voor autoruiten. Gebruik geen waterafstotende producten
van het "Rain X" type.
F
M
aak het versleten wisserblad het dichtst bij
u los en ver wijder het.
F
B
reng het nieuwe wisserblad aan en
bevestig het op de ruitenwisserarm.
F
H
erhaal de procedure voor het andere
ruitenwisserblad.
F
B
egin met het ruitenwisserblad het dichtst
bij u, houd nogmaals elke arm vast bij het
starre gedeelte en leg de ruitenwisser
voorzichtig op de voorruit.
Verwijderen/aanbrengen aan de
achterzijde
F Houd de arm vast bij het starre gedeelte en til deze op tot de ruststand.
F
R
einig de achterruit met behulp van
ruitensproeiervloeistof.
F
M
aak het versleten wisserblad los en
verwijder het.
F
B
reng het nieuwe wisserblad aan en klem
deze op ruitenwisserarm.
F
H
oud nogmaals de arm vast bij het starre
gedeelte en leg de ruitenwisser voorzichtig
op de achterruit.
F
V
oer de vervangingsprocedures voor
de ruitenwisserbladen uit vanaf de
bestuurderszijde.
F
B
egin met het ruitenwisserblad het verst
van u af, houd elke arm vast bij het starre
gedeelte en til deze op tot de ruststand.
Verlichting en zicht
Page 99 of 320

97
Automatische
ruitenwissers
In de stand AUTO worden de ruitenwissers
automatisch ingeschakeld als regen wordt
gedetecteerd. De snelheid van de ruitenwissers
wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
De regen wordt gedetecteerd door een
regensensor die zich in het midden aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt, achter de
binnenspiegel.
Inschakelen
F Duw de hendel kort omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om het
inschakelen te bevestigen.Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en
er verschijnt een melding.
Uitschakelen
F Duw de hendel nog een keer kort omlaag of zet de hendel in een andere stand ( Int., 1 of 2 ).
Dit lampje op het instrumentenpaneel
gaat uit en er verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer dan 1
minuut is afgezet, moet u de automatische
werking van de ruitenwissers opnieuw
activeren door de hendel één keer omlaag
te duwen.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in
de intervalstand.
Laat ze controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Dek de regensensor, die zich gecombineerd
met de lichtsensor in het midden van
de voorruit bevindt, niet af. Schakel de
automatische werking van de ruitenwissers
uit als de auto wordt gewassen in
een wasstraat. Wacht 's winters met
het inschakelen van de automatische
ruitenwissers tot de voorruit ontdooid is.
4
Verlichting en zicht
Page 100 of 320

98
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto
zijn labels aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie
over de identificatie van uw auto.
Ver wijder ze niet: ze horen namelijk bij de
auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in
staat u dit te bieden.
Afhankelijk van de landelijke wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto, enz.
Belangrijke informatie:
- H et monteren van elektrische
uitrustingselementen of accessoires
die niet onder een artikelnummer in het
assortiment van PEUGEOT voorkomen,
kan tot een hoger verbruik leiden en
storingen in het elektronische systeem
van uw auto veroorzaken. Ga naar het
PEUGEOT-netwerk voor meer informatie
over het aanbod aan accessoires met een
artikelnummer.
-
U
it veiligheidsoverwegingen is toegang
tot de diagnose-aansluiting, die is
gekoppeld aan de elektronische systemen
in de auto, uitsluitend voorbehouden
aan het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats waar de
beschikking is over geschikt gereedschap
(kans op storingen in de elektronische
systemen die kunnen leiden tot pech of
ernstige ongevallen). De fabrikant kan niet
aansprakelijk worden gesteld als deze
aanwijzing niet wordt opgevolgd.
-
W
ijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan,
of die niet volgens de technische
voorschriften van de fabrikant zijn
uitgevoerd, leiden tot het ver vallen van de
wettelijke en contractuele garanties.Monteren van als accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u een radiocommunicatiezender
monteert, moet u bij het PEUGEOT-
netwerk de technische gegevens
van compatibele zenders opvragen
(frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne,
specifieke installatievoorschriften),
conform de Richtlijn Elektromagnetische
Compatibiliteit (2004/104/EG).
Alarmknipperlichten
F Wanneer u deze rode knop indrukt, knipperen alle vier de richtingaanwijzers
tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Veiligheid
Page 101 of 320

99
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Bij een noodstop schakelen de alarmknipperlichten,
afhankelijk van de remvertraging die optreedt,
automatisch in. De alarmknipperlichten blijven
knipperen totdat er opnieuw gas wordt gegeven.
U kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop op het dashboard in te
drukken.
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuur met bedieningstoetsen.
Noodoproep of
pechhulpoproep
Peugeot Connect SOS** Afhankelijk van de geografische dekking van de functie "Peugeot Connect SOS" en de functie
"Peugeot Connect Assistance" en van de officiële
landstaal die door de eigenaar van de auto is
gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem werkzaam
i
s en de lijst van beschikbare PEUGEOT
CONNECT-diensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de website voor uw land bekijken.
Druk in geval van nood langer
dan 2 seconden op deze toets.
Het knipperen van de LED
en het
gesproken bericht
bevestigen dat de oproep is
verstuurd naar
de alarmcentrale
"Peugeot
Connect SOS"*.
Door nogmaals op deze knop te drukken wordt
de oproep geannuleerd en gaat de LED uit.
De LED blijft branden (zonder te knipperen)
wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
* In overeenstemming met de algemene gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem
"Peugeot Connect SOS" lokaliseert onmiddellijk
uw auto, spreekt u toe in uw landstaal** en
roept indien nodig de hulp in van de bevoegde
hulpdiensten**. In landen waar de alarmcentrale
niet operationeel is of wanneer de lokalisatie
uitdrukkelijk is geweigerd, wordt de oproep Als onafhankelijk van de activering van
de airbags een aanrijding is gedetecteerd
door de airbagregeleenheid, wordt
automatisch een noodoproep verzonden.
Werking van het systeem
Bij het aanzetten van het contact gaat het lampje
3 seconden branden. Dit duidt op een goede
werking van het systeem.
Het lampje blijft rood branden: er is een storing
in het systeem.
Het lampje knippert rood: de noodbatterij moet
worden vervangen.
In beide gevallen is het mogelijk dat de
noodoproep of pechhulpoproep niet meer werkt.
Neem zo snel mogelijk contact op met een
gekwalificeerde werkplaats. meteen doorgestuurd naar de hulpdiensten
(112), zonder lokalisatie van de auto.
5
Veiligheid
Page 102 of 320

100
Bij een storing in het systeem kan er wel
met de auto worden gereden.
Peugeot Connect
Assistance
** Afhankelijk van de geografische dekking van de functie "Peugeot Connect SOS" en
de functie "Peugeot Connect Assistance",
en van de officiële landstaal die door de
eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
PEUGEOT CONNECT-diensten kunt u bij uw
verkooppunt opvragen of op de website voor
uw land bekijken. Druk langer dan 2 seconden op
deze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**.
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie weer inschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Peugeot Connect SOS"
en "Peugeot Connect Assistance" te drukken
en ver volgens op de toets "Peugeot Connect
Assistance" te drukken om te bevestigen. Wanneer u uw auto buiten het PEUGEOT-
netwerk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het
netwerk te laten controleren en eventueel
configureren. In een meertalig land kunt
u het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenen, zoals het
verbeteren van de PEUGEOT CONNECT-
diensten voor de klant, behoudt de
fabrikant zich het recht voor om op elk
willekeurig moment het telematicasysteem
in de auto te wijzigen. Indien u gebruikmaakt van de dienst
Peugeot Connect Packs met SOS-pakket
en pechhulpser vice, beschikt u over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina op de landelijke website.
Door deze toets meteen opnieuw in te drukken,
wordt de oproep geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken bericht.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Begrippen
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door
gelijktijdig op de toetsen "Peugeot Connect SOS"
en "Peugeot Connect Assistance" te drukken
en ver volgens op de toets "Peugeot Connect
Assistance" te drukken om te bevestigen. Het elektronische stabiliteitsprogramma (ESP)
omvat de volgende systemen:
-
A
ntiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar (EBD).
-
N
oodremassistentie (BAS).
-
A
ntispinregeling (ASR).
-
D
ynamische stabiliteitscontrole (DSC).
-
A
anhangerstabiliteitscontrole (TSA)
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en voor een betere controle in
bochten, vooral op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De EBD verdeelt de remdruk over de wielen.
Veiligheid
Page 103 of 320

101
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD)
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS.
De normale remwerking blijft behouden.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt er voor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)
Dit systeem past de aandrijfkracht aan om
het doorspinnen van de wielen te voorkomen
via de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole
(DSC)
Dit systeem houdt de vier wielen in de gaten
en grijpt, als de koers van de auto afwijkt van
de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of
meerdere wielen en het motorkoppel om de
auto voor zover mogelijk weer in de juiste koers
te brengen.
Aanhangerstabiliteitscontrole
(TSA)
Dit systeem helpt de auto onder controle te
houden bij het trekken van een aanhanger,
om
de kans op slingeren te verkleinen. Rijd
wel voorzichtig en matig uw snelheid.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als dit lampje en de lampjes
STOP en ABS gaan branden in
combinatie met een melding en
een geluidssignaal, duidt dit op
een storing in de elektronische
remdrukregelaar (EBD).
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, kunt
u trillingen in het rempedaal voelen; dit is
normaal.
Trap het rempedaal bij een noodstop
zeer krachtig in en laat het niet los.
Zorg er bij vervanging van de wielen (banden
en velgen) voor dat wielen worden gemonteerd
die voor uw auto zijn gehomologeerd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Antispinregeling
(ASR)/Dynamische
stabiliteitscontrole (DSC)
Werking
Deze systemen worden automatisch
geactiveerd zodra de motor wordt gestart.
Deze systemen treden in werking zodra de
wielen te weinig grip of tractie hebben. In dat geval gaat dit lampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle grond
enz.) kan het nuttig zijn het ASR-systeem uit te
schakelen, zodat de wielen kunnen spinnen en
weer grip kunnen krijgen.
Schakel het systeem weer in zodra de
gripomstandigheden dit toelaten.
5
Veiligheid
Page 104 of 320

102
U kunt het systeem uitschakelen
via het menu Rijden/Auto van het
touchscreen.
Ter bevestiging licht dit lampje op het
instrumentenpaneel op en wordt er
een melding weergegeven.
Opnieuw inschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt
aangezet of als een snelheid van 50
km/h
wordt bereikt.
Bij snelheden tot 50
km/h kunt u het systeem
handmatig weer inschakelen.
U kunt het systeem inschakelen
via het menu Rijden/Auto van het
touchscreen.
Ter bevestiging gaat dit lampje op
het instrumentenpaneel uit en er
verschijnt een melding.
Storing
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
melding en een geluidssignaal, duidt
dit op een storing in het systeem. ASR/DSC
Deze systemen zorgen voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot
het nemen van meer risico's of te hard
rijden.
In situaties die tot gladheid kunnen
leiden (regen, sneeuw, ijzel) wordt de
kans dat de wielen hun grip verliezen
groter. Het is voor uw veiligheid dus van
het grootste belang dat de systemen
altijd ingeschakeld zijn, zeker als de
omstandigheden gevaarlijker worden.
De goede werking van deze systemen
wordt verzekerd door de naleving van
de voorschriften van de fabrikant met
betrekking tot de wielen (banden en
velgen), onderdelen van het remsysteem,
elektronische onderdelen alsmede van
de montageprocedures die door het
PEUGEOT-netwerk worden toegepast.
Voor een maximale effectiviteit van deze
systemen onder winterse omstandigheden
adviseren wij u winterbanden te
gebruiken.
Zorg er dan voor dat alle vier de
wielen zijn voorzien van hetzelfde
type winterband dat voor uw auto is
gehomologeerd.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de systemen te
laten controleren.
Aanhangerstabiliteits-
controle (TSA)
Bij het trekken van een aanhanger vermindert
dit systeem de kans op slingeren van de auto
en de aanhanger.
Werking
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
als het contact wordt aangezet.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
moet storingsvrij zijn.
Dit systeem, dat werkt tussen 60 km/h en
160 km/h, grijpt, zodra het detecteert dat de
aanhanger begint te slingeren, in op de remmen
om de aanhanger te stabiliseren, waarbij het
systeem indien nodig het motorvermogen
vermindert om de auto te vertragen.
De ingreep wordt gesignaleerd door
het knipperen van dit verklikkerlampje
op het instrumentenpaneel en het
branden van de remlichten.
Raadpleeg voor de gewichten en
aanhangergewichten de rubriek "Technische
gegevens" of het kentekenbewijs van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer veiligheid tijdens het rijden met een
trekhaaksysteem .
Veiligheid