Page 169 of 320

167
In de volgende gevallen is het raadzaam
het systeem uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto:
-
t
rekken van een aanhanger,
-
A
ls de lading op allesdragers of een
imperiaal wordt vervoerd,
-
i
ndien sneeuwkettingen gemonteerd zijn,
-
v
oordat de auto met draaiende motor in een
automatische wasstraat wordt gewassen,
-
v
oordat de auto op een rollenbank wordt
getest,
-
g
esleepte auto, draaiende motor,
-
n
a een schok op de voorruit ter hoogte van
de detectiecamera.
De adaptieve snelheidsregelaar wordt
automatisch uitgeschakeld als het gebruik
van een bepaald type noodreservewiel
wordt gedetecteerd (kleinere diameter).
De adaptieve snelheidsregelaar wordt
automatisch uitgeschakeld nadat een
storing van de rempedaalschakelaar of
minimaal twee remlichten is gedetecteerd.
Het kan gebeuren dat waarschuwingen
niet, te laat of op onjuiste momenten
worden gegeven.
Daarom moet u altijd de controle over uw
auto bewaren zodat u op elk moment kunt
ingrijpen om een aanrijding te voorkomen. Na een aanrijding wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld. Neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats alvorens
de voorbumper te spuiten of de lak er van bij
te werken. Bepaalde laksoorten kunnen de
werking van de radar beïnvloeden.
Distance Alert
Waarschuwt de bestuurder wanneer er een
risico bestaat op een aanrijding met een
voorligger, een voetganger of een fietser op de
rijstrook.
Wijzigen van de activeringsdrempel
voor de waarschuwing
Deze drempel bepaalt de manier waarop u
wordt gewaarschuwd voor een rijdende of
stilstaande voorligger, een voetganger of een
fietser op uw rijstrook.
De huidige drempel kan worden
gewijzigd via het menu Rijden /Auto
van het touchscreen. U kunt een van drie vooraf gedefinieerde
drempels selecteren:
-
"
Ver ",
- "
Normaal ",
- "
Dichtbij".
De drempel die als laatste gebruikt is, wordt
opgeslagen bij het afzetten van het contact.
Werking
Afhankelijk van de door het systeem
gedetecteerde kans op een aanrijding en de door
de bestuurder geselecteerde activeringsdrempel
voor de waarschuwing kunnen meerdere
waarschuwingsniveaus worden geactiveerd en
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Daarbij wordt rekening gehouden met de
voertuigdynamiek, de snelheid van uw auto en
die van de voorligger, de weersomstandigheden,
de rijomstandigheden (in een bocht, intrappen
van pedalen enz.) zodat de waarschuwing op het
meest geschikte moment wordt geactiveerd.
Niveau 1 (oranje) : waarschuwing
door middel van visuele signalen die
aangeeft dat de afstand tot de voorligger
zeer klein is. De melding " Voertuig
dichtbij" wordt weergegeven.
Niveau 2 (rood) : waarschuwing door middel
van visuele signalen en geluidssignalen die
aangeeft dat een aanrijding dreigt.
De melding " Remmen!" wordt weergegeven.
Niveau 3 : in sommige gevallen kan een
voelbare waarschuwing in de vorm van zeer
licht remmen worden gegeven, wat de kans
op een aanrijding bevestigt.
6
Rijden
Page 170 of 320

168
Intelligente
noodremassistentie (IBA)
Wanneer de bestuurder wel remt, maar niet
voldoende om een aanrijding te voorkomen, vult
deze functie de remkracht aan voor zover dit
binnen de natuurkundige grenzen mogelijk is.
Dit gebeurt alleen als de bestuurder zelf het
rempedaal intrapt.
Active Safety Brake
Werking
Het systeem werkt onder de volgende
omstandigheden:
-
D
e rijsnelheid mag niet hoger zijn dan
60 km/h wanneer een voetganger wordt
gedetecteerd.
-
D
e rijsnelheid mag niet hoger zijn dan
80
km/h wanneer een stilstaand voertuig of
een fietser wordt gedetecteerd. Als de camera en/of radar de
aanwezigheid van een voertuig, een
voetganger of een fietser hebben
bevestigd, knippert dit lampje
(gedurende ongeveer 10 seconden) als
de functie ingrijpt op het remsysteem.
Bij auto's met een automatische transmissie
begint de auto weer te rijden nadat deze door
het automatische noodremsysteem tot stilstand
is gebracht. Houd het rempedaal ingetrapt als u
dit wilt voorkomen.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de
auto door het automatische noodremsysteem
tot stilstand wordt gebracht.
Deze functie, ook wel automatisch
noodremsysteem genoemd, treedt in werking
wanneer de bestuurder, na de waarschuwingen,
niet snel genoeg reageert en niet remt.
De functie is bedoeld om de snelheid van de
aanrijding te beperken of de frontale aanrijding
met de voorligger te voorkomen wanneer de
bestuurder niet ingrijpt. De bestuurder kan op elk gewenst moment
de controle over de auto weer overnemen
door een ferme stuurbeweging te maken
en/of het gaspedaal in te trappen.
Als de functie in werking is, kunnen er lichte
trillingen voelbaar zijn in het rempedaal.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot 2
seconden geactiveerd.
-
D
e rijsnelheid moet hoger zijn dan 10 km/h
(uitvoeringen met camera en radar) of liggen
tussen 10 km/h en 85 km/h (uitvoeringen
met uitsluitend een camera) wanneer een
bewegend voertuig wordt gedetecteerd.
Als uw auto een voorligger te snel nadert,
wordt het eerste waarschuwingsniveau
mogelijk niet weergegeven: in dat geval
wordt waarschuwingsniveau 2 direct
weergegeven.
Belangrijk:
waarschuwingsniveau 1 wordt
nooit weergegeven voor een stilstaand
obstakel of als de activeringsdrempel
" Dichtbij" is geselecteerd.
Rijden
Page 171 of 320

169
Storing
In het geval van een storing in het
systeem wordt u gewaarschuwd door
het continu branden van dit lampje, in
combinatie met de weergave van een
melding en een geluidssignaal.
Vermoeidheidsher-
kenningssysteem
Het is raadzaam om een pauze te nemen wanneer
u zich moe voelt. Pauzeer in elk geval elke twee uur.
De functie omvat het systeem "Signaal rijtijd" en het
systeem "Waarschuwing oplettendheid bestuurder".Deze systemen zijn hulpsystemen; de
bestuurder moet waakzaam blijven en te allen
tijde de controle over zijn auto bewaren. Deze
systemen houden in geen enkel geval de
bestuurder wakker en kunnen niet voorkomen
dat de bestuurder achter het stuur in slaap valt.
Het is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder de auto aan de kant te zetten als
hij/zij vermoeid is.
Inschakelen/uitschakelen
Deze functies kunnen geactiveerd
en gedeactiveerd worden via
het menu Rijden /Auto van het
touchscreen.
De status van de functie wordt opgeslagen bij
het afzetten van het contact.
Signaal rijtijd
Het systeem geeft een
waarschuwing zodra het detecteert
dat de bestuurder langer dan twee
uur heeft gereden met een snelheid
van meer dan 65
km/h zonder dat hij
een pauze heeft genomen.
Deze waarschuwing bestaat uit een melding
die de bestuurder adviseert een pauze te
nemen, en een geluidssignaal.
Als de bestuurder dit advies niet opvolgt, wordt
de waarschuwing elk uur herhaald tot de motor
wordt afgezet.
Het systeem wordt gereset als aan een van de
volgende voor waarden is voldaan:
-
d
e auto staat gedurende meer dan
15
minuten stil met draaiende motor,
-
s
inds het afzetten van het contact zijn
enkele minuten verstreken,
-
d
e veiligheidsgordel van de bestuurder is
losgemaakt en het portier is geopend. Zodra de snelheid lager is dan 65
km/h,
gaat het systeem over in de wachtstand.
De rijtijd wordt opnieuw berekend zodra
de snelheid hoger is dan 65 km/h.
Waarschuwing
oplettendheid bestuurder
Dit systeem is vooral geschikt voor auto(snel)
wegen (snelheden van meer dan 65
km/h).
Met behulp van een boven aan
de voorruit geplaatste camera
beoordeelt het systeem de
waakzaamheid van de bestuurder
door afwijkingen in de koers
van de auto ten opzichte van de
wegmarkeringen te signaleren.
Als deze lampjes gaan branden
nadat de motor is afgezet en
weer gestart, raadpleeg dan altijd
een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om het
systeem te laten controleren.
6
Rijden
Page 172 of 320

170
Na drie waarschuwingen van het eerste
niveau, activeert het systeem een nieuwe
waarschuwing met de melding "Las een
rustpauze in! ", in combinatie met een luider
klinkend geluidssignaal. Wanneer volgens het systeem het gedrag
van de auto wijst op vermoeidheid of
onoplettendheid van de bestuurder, wordt het
eerste waarschuwingsniveau geactiveerd.
De bestuurder wordt dan gewaarschuwd door
de melding " Voorzichtig! ", in combinatie met
een geluidssignaal.
Actieve
dodehoekbewaking
Als aanvulling op het permanent branden
van het lampje in de buitenspiegel aan de
desbetreffende zijde, geeft het systeem bij het
overschrijden van een rijstrookmarkering met
ingeschakelde richtingaanwijzers een rukje aan
het stuur wiel om u te helpen een aanrijding met
het voertuig in de dode hoek te voorkomen.
Dit systeem is de combinatie van de Lane
Keeping Assist en de dodehoekbewaking.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
De snelheid van de auto moet tussen 65 en
140
km/h liggen.
Deze functies zijn met name geschikt voor het
rijden op autowegen en snelwegen.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken voor
meer informatie over de Lane Keeping Assist
en de dodehoekbewaking .
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd zijn aandacht
op het verkeer moet blijven vestigen.
Onder bepaalde omstandigheden (slecht
wegdek of harde windstoten) kan het
systeem waarschuwingen geven zonder
dat er sprake is van vermoeidheid bij de
bestuurder.
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
sl
echt zicht (onvoldoende verlichting van
het wegdek, sneeuwval, harde regen,
dichte mist enz.),
-
v
erblinding (koplampen van tegenliggers,
laagstaande zon, reflecties op nat
wegdek, uitrijden van een tunnel, snelle
overgangen tussen schaduw en licht
e n z .),
-
g
edeelte van de voorruit voor de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
sneeuw, beschadigd of bedekt door een
s t i c ke r,
-
w
egmarkeringen afwezig, versleten, niet
zichtbaar door sneeuw of modder, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte
met werkzaamheden enz.),
-
g
eringe afstand tot de voorligger (geen
detectie van wegmarkeringen),
-
s
malle of bochtige weg.
Reinig de voorruit, met name het gedeelte
vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit, rondom de
camera, kan ook beslaan. Bij vochtige en
koude weersomstandigheden moet u de
voorruit regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of op
het dak liggen, omdat de detectiecamera
erdoor kan worden afgedekt.
Rijden
Page 173 of 320

171
Actief Lane Departure
Warning System
Het systeem detecteert met behulp van een
camera aan de bovenzijde van de voorruit
rijstrookmarkeringen en bermranden van
de weg (afhankelijk van de uitvoering)
en corrigeert de koers van de auto door
de bestuurder te waarschuwen zodra
overschrijding van de rijstrookmarkering of
bermrand dreigt (afhankelijk van de uitvoering).
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen
en autowegen.
Voorwaarden voor de
werking
De snelheid van de auto moet liggen tussen 65
km/h en 180 km/h.
De bestuurder moet beide handen aan het
stuurwiel houden.
De koersafwijking moet plaatsvinden zonder
dat de richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Het ESP-systeem moet ingeschakeld en
storingsvrij zijn.Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen. De bestuurder behoudt onder alle
omstandigheden de controle over de auto.
Het systeem assisteert de bestuurder
uitsluitend als de auto ongewild de rijstrook
dreigt te verlaten. Het systeem heeft geen
invloed op de afstand tot de voorligger, de
snelheid en de remwerking.
De bestuurder moet altijd beide handen
aan het stuur wiel houden zodat hij kan
ingrijpen zodra het systeem dit niet meer
kan (bijvoorbeeld wanneer er geen
rijstrookmarkeringen meer op de weg zijn
aangebracht).
Zorg er voor dat u de verkeersregels in
acht neemt en iedere twee uur een pauze
neemt.
Werking
Zodra het systeem signaleert dat ongewild een
van de gedetecteerde rijstrookmarkeringen of
bermranden van de weg overschreden dreigt te
worden, corrigeert het de koers van de auto tot
de auto weer netjes de rijstrook volgt.
De bestuurder kan daarbij merken dat het
stuurwiel wordt verdraaid.
Dit lampje knippert gedurende de
koerscorrectie. Als de bestuurder niet wil dat de koers
wordt gecorrigeerd, kan hij de correctie
verhinderen door het stuurwiel stevig
vast te houden (bijvoorbeeld bij een
uitwijkmanoeuvre).
De correctie wordt onderbroken zodra de
richtingaanwijzers worden ingeschakeld.
Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld
en gedurende enkele seconden nadat ze zijn
uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke
afwijking van de koers als vrijwillig en zal het
geen correcties uitvoeren.
Wanneer echter het dodehoekbewaking is
ingeschakeld en de bestuurder van rijstrook
gaat wisselen terwijl een ander voertuig in
de dode hoek wordt gesignaleerd, zal het
systeem ondanks het inschakelen van de
richtingaanwijzers toch een koerscorrectie
uitvoeren.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het dodehoekbewaking .
6
Rijden
Page 174 of 320

172
Als het systeem signaleert dat de bestuurder
tijdens een automatische correctie het
stuur wiel niet voldoende stevig vast heeft,
onderbreekt het systeem deze manoeuvre.
Er wordt een waarschuwing geactiveerd om
de bestuurder erop te attenderen dat hij de
controle over de auto moet overnemen.
Rijomstandigheden
en bijbehorende
waarschuwingen
Voor de weergave van alle belangrijke
informatie op het instrumentenpaneel is het
noodzakelijk dat u eerst de weergavemodus
"RIJDEN" selecteert.
De onderstaande tabel geeft een beschrijving
van de, afhankelijk van de rijsituatie,
weergegeven waarschuwingen en meldingen.
Deze waarschuwingen worden niet
opeenvolgend weergegeven.Status van
de functie
LampjeWeergave en/of
bijbehorend bericht Aanwijzingen
UIT
(grijs)Systeem uitgeschakeld.
AAN (grijs)Systeem ingeschakeld, niet voldaan
aan de werkingsvoorwaarden:
-
s
nelheid lager dan 65 km/h,
-
g
een rijstrookmarkering
gedetecteerd,
- ES P uitgeschakeld of bezig met
een ingreep,
-
"
sportieve" rijstijl.
AAN
(grijs)Systeem automatisch uitgeschakeld/
stand-by gezet (bijvoorbeeld:
detectie van een aanhanger, gebruik
van het (bij de auto geleverde)
noodreservewiel).
Rijden
Page 175 of 320

173
Status van
de functieLampjeWeergave en/of
bijbehorend bericht Aanwijzingen
AAN
(g r o e n)Rijstrookmarkering gedetecteerd.
Snelheid hoger dan 65 km/h.
AAN (oranje)/(groen)Het systeem corrigeert de koers op
basis van de zijde van de rijstrook
die
overschreden dreigt te worden
(oranje lijn).
AAN
(oranje)/(groen)
"Neem de controle over de
auto over".-
A
ls het systeem tijdens de correctie
detecteert dat de bestuurder
het stuurwiel enkele seconden
heeft losgelaten, onderbreekt
het systeem de correctie om de
besturing weer over te laten aan de
bestuurder.
-
A
ls het systeem tijdens de
correctie vaststelt dat de
correctie onvoldoende zal zijn
om het overschrijden van de
rijstrookmarkering (oranje lijn) te
voorkomen, wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat hij de
koerscorrectie moet voltooien.Werkingslimieten
Het systeem gaat in de volgende gevallen
automatisch over in de wachtstand:
-
h
et ESP is uitgeschakeld of bezig met een
ingreep,
-
s
nelheid lager dan 65 km/h of hoger dan
180 km/h,
-
a
anhanger aangekoppeld,
-
d
etectie van het gebruik van een
noodreser vewiel (dit wordt niet onmiddellijk
gedetecteerd, daarom is het raadzaam de
functie in dat geval uit te schakelen),
-
d
etectie van sportief rijgedrag, intrappen
van het rempedaal of gaspedaal,
-
e
r wordt gereden op een weg zonder
wegmarkeringen,
-
d
e richtingaanwijzers zijn ingeschakeld,
-
i
n een bocht wordt de binnenste
rijstrookmarkering overschreden,
-
i
n een scherpe bocht,
-
w
anneer de bestuurder niet reageert op een
correctie.
6
Rijden
Page 176 of 320

174
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
sl
echt zicht (onvoldoende verlicht
wegdek, sneeuw, regen, mist),
-
v
erblinding (koplampen van tegenliggers,
laagstaande zon, reflecties op nat
wegdek, uitrijden van een tunnel, snelle
overgangen tussen schaduw en licht
e n z .),
-
g
edeelte van de voorruit vóór de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
sneeuw, beschadigd of bedekt door een
s t i c ke r,
-
w
egmarkeringen, versleten, niet
zichtbaar door sneeuw of modder, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte
met werkzaamheden enz.),
-
t
e weinig afstand tot de voorligger
(waardoor de rijstrookmarkeringen niet
kunnen worden gedetecteerd),
-
s
malle of bochtige weg.
Kans op ongewenst activeren
- rijden op een rollenbank,
- r ijden op een onverharde weg.
Uitschakelen/ inschakelen
In de volgende gevallen is het raadzaam om de
functie uit te schakelen:
-
r
ijden op slecht wegdek,
-
o
ngunstige weersomstandigheden,
-
r
ijden op een gladde weg (ijzel).
Het systeem is niet ontworpen voor gebruik
onder de volgende omstandigheden:
-
r
ijden op een kombaan,
-
r
ijden met een aanhanger,
F U kunt deze toets op elk willekeurige moment ingedrukt houden om het systeem uit te schakelen.
Het uitschakelen wordt bevestigd
door het branden van het lampje in
de toets en van dit lampje op het
instrumentenpaneel.
Door de toets kort in te drukken, wordt het systeem
weer ingeschakeld.
Het systeem wordt weer ingeschakeld als het
contact wordt aangezet.
Storing
In het geval van een storing in het systeem wordt
u gewaarschuwd door het branden van deze
lampjes op het instrumentenpaneel, in combinatie
met de weergave van een melding en een
geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dodehoekbewaking
Dit systeem waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dode
hoek van zijn auto bevindt, hetgeen tot een
gevaarlijke situatie kan leiden.
In de buitenspiegel aan de zijde waar dat
voertuig zich bevindt, gaat een lampje branden:
-
d
irect, wanneer u wordt ingehaald,
-
n
a ongeveer een seconde, wanneer u
langzaam een andere auto inhaalt.
Rijden