Page 257 of 333

Verzorging van de auto255
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier
weken achtereen stilstaat, kan de
accu ontladen raken. Poolklem van
de minpool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐
keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Ontlaadbeveiliging accu 3 126.
De accu ontkoppelen
Als de accu van de auto moet worden losgekoppeld (bijv. voor onderhouds‐
werkzaamheden), moet u de alarmsi‐ rene als volgt deactiveren: schakel
het contact in en uit en koppel de accu van de auto binnen 15 seconden los.
Accu vervangen
Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling of versto‐
ring van het stop-start-systeem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐ sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Uitsluitend accu's gebruiken waarbij
de zekeringenkast boven de accu kan
worden gemonteerd.
Zorg dat de accu altijd wordt vervan‐ gen door hetzelfde type accu.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop-startsysteem 3 192.Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kan de
accu beschadigd raken.
Starthulp gebruiken 3 287.
Waarschuwingssticker
Page 258 of 333

256Verzorging van de autoBetekenis van de symbolen:● Geen vonken, open vuur en niet roken.
● Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen
aanleiding geven tot blindheid of
letsel.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat blindheid of ernstige brandwon‐
den kan veroorzaken.
● Zie de gebruikershandleiding voor meer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.Dieselbrandstofsysteem
ontluchten
Na het leegrijden van de tank moet
het dieselbrandstofsysteem worden ontlucht. Het contact driemaal
15 seconden per keer aanzetten.
Motor vervolgens maximaal
40 seconden starten. Herhaal deze
procedure na minstens vijf seconden.
Slaat de motor niet aan, dan de hulp
van een werkplaats inroepen.
Wisserblad vervangen
VoorruitTil de ruitenwisserarm op tot hij
omhoog blijft staan, druk op de knop
om het wisserblad los te maken en
verwijder het.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐ arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.
Achterruit
Til de ruitenwisser op. Maak het
wisserblad los zoals getoond in de
illustratie en verwijder het.
Page 259 of 333
Verzorging van de auto257Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐ arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.Gloeilamp vervangen
Contact uitschakelen en desbetref‐
fende schakelaar uitschakelen of
portieren sluiten.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting
vastpakken. Het glas van de gloei‐
lamp niet met blote handen aanraken.
Bij vervangen altijd hetzelfde type
gloeilamp gebruiken.
Vervang de gloeilampen van de
koplampen vanuit de motorruimte.
Lampcontrole Schakel het contact in na het vervan‐
gen van een lamp en bedien en
controleer de lichten.
HalogeenkoplampenHalogeenkoplampen met aparte gloeilampen voor dimlicht en groot‐
licht. Zijmarkeringslicht en dagrijlicht
zijn uitgevoerd met LED's en kunnen
niet worden vervangen.
Buitenste lamp dimlicht ( 1).
Binnenste lamp grootlicht ( 2).
Richtingaanwijzer vooraan ( 3)
Page 260 of 333
258Verzorging van de autoDimlicht (1)
1. Draai kap naar links en verwijderdeze.
2. De lamphouder naar links losdraaien. Lamphouder met
gloeilamp uit het reflectorhuis
nemen.
3. Haal de lamp uit de stekker door deze eruit te trekken.
4. Vervang de lamp en sluit deze aan op de stekker.
5. Lamphouder zo monteren dat de lipjes in de uitsparingen van het
reflectorhuis vallen. Rechtsom vastdraaien.
6. Breng de kap aan en draai deze rechtsom.
Grootlicht (2)
1. Draai kap naar links en verwijderdeze.
Page 261 of 333
Verzorging van de auto2592.Lamphouder met gloeilamp uit het
reflectorhuis nemen.
3. Haal de lamp uit de stekker door deze eruit te trekken.
4. Vervang de lamp en sluit deze aan op de stekker.
5. Steek en druk de lampfitting in het
reflectorhuis door het lipje op zijn
plaats te zetten.
6. Breng de kap aan en draai deze rechtsom.
Richtingaanwijzers vooraan (3)
1. Lampfitting linksom losdraaien. Lampfitting uit het reflectorhuis
nemen.
2. Haal de gloeilamp uit de fitting door deze naar links te draaien ente trekken.
3. Plaats een nieuwe lamp door deze naar rechts in de fitting te
draaien.
4. Draai de lampfitting rechtsom in het reflectorhuis vast.
LED-koplampen
Koplampen voor groot- en dimlicht,
zijmarkeringslicht, dagrijlicht en rich‐
tingaanwijzers zijn uitgevoerd met
LED's en kunnen niet worden vervan‐
gen.
Laat lichten bij eventuele storingen
door een werkplaats vervangen.
Mistlampen voor
De gloeilampen zijn van onder de
auto bereikbaar.
Page 262 of 333
260Verzorging van de auto
1.Draai de buitenste schroeven van
de kap eruit, zoals weergegeven
in de illustratie.
2. Draai de kap weg.
Draai de lampfitting naar links en
verwijder deze uit het reflector‐
huis.
3. Klik de lampfitting los van de stek‐
ker door op de borgnok te druk‐
ken.
4. Vervang de lamp in de lampfitting
en klik deze weer vast aan de
stekker.
5. Plaats de lampfitting in het reflec‐ torhuis, draai deze rechtsom en
zet deze vast.
6. Monteer de kap met de schroe‐ ven.
Achterlichten
1. Draai de schroefkap weg.
2. Verwijder de met pijlen gemar‐keerde schroeven.
Page 263 of 333
Verzorging van de auto261
3. Haal de lamp voorzichtig uit deborgpennen en verwijder deze.
4. Haal de stekker van de lichtmo‐ dule los.
5. Vervang de lamp door de lampfit‐ting te draaien.
Richtingaanwijzer ( 1)
Achterlichten ( 2)
Remlicht ( 3)
Achterlichten met led in achter- en
remlicht
Alleen de lamp van de richting‐
aanwijzer ( 1) kan worden vervan‐
gen.
Vervang de lamp door de lampfit‐
ting te draaien.
6. Sluit de stekker op de lichtmodule
aan.
7. Plaats de lichtmodule op de borg‐
pennen en monteer de lichtmo‐
dule met de schroeven.
8. Druk de afdekking vast.
Achterlichten (4) in de achterklep
1. Open de achterklep en verwijder de afdekking.
Page 264 of 333
262Verzorging van de auto
2. Draai de lamphouder linksom enverwijder deze uit de reflector.
3. Haal de lamp uit de fitting doordeze eruit te trekken.
4. Plaats een nieuwe lamp in defitting.
5. Draai de lampfitting rechtsom in de reflector vast.
6. Afdekking aanbrengen.
Mistachterlicht
De gloeilampen zijn van onder de
auto bereikbaar.
1. Draai de lampfitting naar links en verwijder deze uit het reflector‐
huis.
2. Haal de gloeilamp uit de fitting door deze naar links te draaien.
3. Plaats een nieuwe lamp door deze naar rechts in de fitting te
draaien.
4. Plaats de lampfitting in de reflec‐ tor, draai naar rechts vast.
Lampcontrole Schakel de ontsteking in en kijk of alle
lampen werken.