Page 281 of 333

Verzorging van de auto279
4.Schroef de compressorluchtslang
op de koppeling van de fles
afdichtmiddel.
5. Zet de fles afdichtmiddel in de houder op de compressor.
Plaats de compressor dicht bij de
band, zodanig dat de fles afdicht‐
middel rechtop staat.6. Ventieldop van defecte band losschroeven.
7. Schroef de vulslang op het ventiel.
8. De schakelaar van de compres‐ sor moet op J staan.
9. Steek de compressorstekker in de
12V-aansluiting of de aansteke‐
raansluiting.
Om te voorkomen dat de accu
leegraakt, is het raadzaam de
motor te laten draaien.10. Zet de wipschakelaar van de compressor op I. De band wordt
nu met afdichtmiddel gevuld.
11. De manometer van de compres‐ sor geeft even max. zes bar aan
wanneer de fles afdichtmiddel
wordt geleegd (ca. 30 seconden).
De bandenspanningswaarde
begint daarna weer te dalen.
12. Al het afdichtmiddel wordt in de band gepompt. Daarna wordt de
band opgepompt.
13. De voorgeschreven bandenspan‐ ning moet binnen 10 minuten
worden bereikt. Bandenspanning
3 309 . Schakel de compressor uit
Page 282 of 333

280Verzorging van de autowanneer de juiste bandenspan‐
ning is bereikt.
Als de voorgeschreven banden‐
spanning niet binnen 10 min wordt bereikt, verwijder dan de banden‐
reparatieset. De auto één wielom‐
wenteling verrijden. Sluit de
bandenreparatieset weer aan en
vervolg de vulprocedure 10 min.
Als de voorgeschreven banden‐
spanning nog steeds niet wordt
gehaald, dan is de band te ernstig beschadigd. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Laat eventueel de te hoge
bandenspanning af via de knop
boven op de manometer.
Afhankelijk van de versie zit de
knop mogelijk op de luchtslang.
Laat de compressor niet langer
dan 10 min werken.
14. Maak de bandenreparatieset los. Borglipje op houder indrukken om
fles met afdichtmiddel uit houder
te verwijderen. De bandenvul‐
slang op de vrije aansluiting van
de fles met afdichtmiddel schroe‐ ven. Hierdoor wordt voorkomen
dat er afdichtmiddel uit de fles
stroomt. Bandenreparatieset in de bagageruimte opbergen.
15. Eventueel vrijgekomen afdicht‐ middel met een doek verwijderen.
16. Het op de fles met afdichtmiddelaanwezige etiket met de maxi‐
maal toelaatbare snelheid in het
gezichtsveld van de bestuurder
aanbrengen.
17. De rit onmiddellijk voortzetten, zodat het afdichtmiddel zich
gelijkmatig in de band kan
verspreiden. Stop na ongeveer
10 km (uiterlijk na 10 m) en contro‐
leer de bandenspanning. Hiervoor de luchtslang van de compressor
rechtstreeks op bandventiel en
compressor schroeven.
Bij een bandenspanning hoger
dan 1,3 bar, de bandenspanning
op de voorgeschreven waarde
brengen. Procedure herhalen
Page 283 of 333

Verzorging van de auto281totdat de bandenspanning niet
meer afneemt.
Bij een bandenspanning lager
dan 1,3 bar, de auto niet meer
gebruiken. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
18. Bandenreparatieset in de baga‐ geruimte opbergen.
Let op
De rijeigenschappen van de
herstelde band zijn veel minder
goed, daarom deze band laten
vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke
verhitting van de compressor, moet
u deze minimaal 30 min. lang
uitschakelen.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van 7 bar.
Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Let op de bewaarinstructies op de fles met afdichtmiddel.
Gebruikte fles met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐
ten.De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. -30 °C te gebruiken.
De bijgeleverde adapters zijn te
gebruiken om andere voorwerpen,
bijv. voetballen, luchtbedden,
opblaasbare bootjes enz., op te
pompen. Ze zitten aan de onderkant van de compressor. Om deze te
verwijderen, schroeft u de compres‐
sorluchtslang erop en trekt u de
adapter eruit.
Wiel verwisselen De onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Handrem aantrekken en eerste versnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐
ten eruit.● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Reinig de wielmoeren en de draad met een schone doek
voordat u het wiel plaatst.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
Kriksteunpunten
De getoonde kriksteunpunten gelden bij het gebruik van opnamearmen en kriks voor het vervangen van winter-/
zomerbanden.
Page 284 of 333

282Verzorging van de auto
De positie van de achterste arm van
het hefplatform centraal onder de uitsparing van de dorpel.
De positie van de voorste arm van het
hefplatform aan de onderzijde van de auto.
Reservewiel
Het reservewiel kan afhankelijk van
de uitvoering en de landelijke bepa‐
lingen ook als compact reservewiel
(thuiskomer) worden aangemerkt. In
het gegeven geval geldt een
bepaalde snelheidslimiet, ook staat
iets dergelijks niet aangegeven op het
label op het reservewiel.
Slechts één compact reservewiel monteren. Niet sneller rijden dan
80 km/u . In bochten langzaam rijden.
Niet langdurig gebruiken.Voorzichtig
Is het gemonteerde reservewiel
kleiner dan de andere wielen of
wordt het gebruikt in combinatie
met winterbanden, dan kunnen de
rijeigenschappen negatief worden
beïnvloed. Defecte band zo spoe‐
dig mogelijk laten vervangen.
Het reservewiel bevindt zich in een
houder onder de vloerplaat.
1. Opbergvak voor boordgereed‐ schap in de bagageruimte openen
3 270.
2. Verwijder beide doppen boven de
zeskantige bouten.
3. Plaats de wielsleutel op één zeskantbout en draai hem naar
links tot u weerstand voelt.
4. Doe hetzelfde met de andere zeskantige bout.
Page 285 of 333

Verzorging van de auto283
5. Til de reservewielhouder op enhaakt beide vergrendelingen los.
6. Laat de reservewielhouder zakken.
7. Veiligheidskabel losmaken.
8. Houder volledig laten zakken en reservewiel verwijderen.
9. Wiel verwisselen. Het beschadigde wiel moet in de
bagageruimte worden vastge‐
maakt, zie onderstaand.
10. Til de lege houder voor het reser‐ vewiel op en haak de veiligheids‐
kabel in.
11. Til de reservewielhouder verder op en haak beide vergrendelingenvast. De open zijden van de
vergrendelingen moeten naar
voren gericht zijn.
12. Sluit de lege reservewielhouder door beide zeskantbouten met de
wielsleutel rechtsom te draaien.
13. Breng de doppen boven de zeskantige bouten aan.
14. Berg de wielsleutel en de krik op in het opbergvak voor de achter‐
klep.
15. Sluit de afdekking van het opberg‐
vak.
Let er bij het terugplaatsen van het reservewiel in de reservewielhouder
op dat het ventiel van het wiel boven
de uitsparing in de wielhouder is
geplaatst.
Reservewiel monterenDe onderstaande voorbereidingen
treffen en de instructies opvolgen:
● Auto op een vlakke, stevige en slipvrije ondergrond parkeren.
Voorwielen in de rechtuitstand
draaien.
● Zet zo nodig een stopblok onder het wiel schuin tegenover het te
vervangen wiel.
Page 286 of 333

284Verzorging van de auto● Handrem aantrekken en eersteversnelling, achteruitversnelling
of P inschakelen.
● Reservewiel verwijderen 3 282.
● Nooit meerdere wielen tegelijker‐
tijd vervangen.
● Gebruik de krik alleen om een wiel te verwisselen bij banden‐
pech en niet voor de jaarlijkse
montage van winter- of zomer‐
banden.
● De krik is onderhoudsvrij.
● Bij een zachte ondergrond, een stevige plank (max. 1 cm dik)
onder de krik leggen.
● Haal vóór het opkrikken van de auto altijd eventuele zware objec‐
ten eruit.
● In de op te krikken auto mogen zich geen personen of dieren
bevinden.
● Nooit onder een opgekrikte auto kruipen.
● Opgekrikte auto niet starten.
● Reinig de wielmoeren en de draad met een schone doek
voordat u het wiel plaatst.9 Waarschuwing
Vet de wielbout, de wielmoer en
de conus van de wielmoer niet in.
9 Waarschuwing
Zorg ervoor dat u altijd de juiste
wielbouten gebruiken bij het
verwisselen van de wielen. Bij
montage van het reservewiel kunt u ook de bouten voor lichtmetalen wielen gebruiken.
1. Klik de wielboutdoppen met een schroevendraaier los en verwijder
ze.
Stalen velgen met dop: Wieldop
verwijderen.
Lichtmetalen velgen: Klik de wiel‐
boutdoppen met een schroeven‐
draaier los en verwijder ze. Ter
bescherming een zachte doek
tussen de schroevendraaier en de lichtmetalen velg aanbrengen.
2. Klap de wielsleutel uit, zet deze stevig op de wielmoer en draai
elke moer een halve slag los.
De wielen kunnen met wielborg‐
moeren beschermd zijn. Zet voor
het losdraaien van deze speci‐
fieke moeren eerst de adapter op
de moerkop voordat u de wiel‐
sleutel erop zet. De adapter ligt in
het handschoenenkastje.
Page 287 of 333
Verzorging van de auto285
3. Bij sommige uitvoeringen is hetkriksteunpunt afgedekt. Trek dit
zijwaarts weg.
4. Zorg ervoor dat de krik op de juiste
manier onder het dichtstbijzijnde
kriksteunpunt staat.
5. Zet de krik op de vereiste hoogte.
Zet deze zo onder het krikpunt dat losschieten onmogelijk is.
Bevestig de wielsleutel en draai
met de krik recht onder het krik‐
steunpunt aan de wielsleutel
totdat het wiel van de grond komt.
6. Draai de wielmoeren los.
7. Wiel verwisselen. Reservewiel 3 282
8. Draai de wielmoeren erop.
9. Laat de auto zakken en verwijder de krik.
10. Plaats de wielsleutel, let er hierbij op dat deze stevig vastzit en haal
de wielmoeren kruislings aan. Het
aanhaalmoment bedraagt
140 Nm.
Page 288 of 333

286Verzorging van de auto11. Wieldop voor het aanbrengen zoverdraaien dat de ventielopeningover het bandventiel valt.
Wielmoerdoppen aanbrengen.
12. Afdekking kriksteunpunt terug‐ plaatsen.
13. Berg het vervangen wiel 3 282,
het autogereedschap 3 270 en de
adapter voor het vergrendelen
van de wielmoeren 3 63 op.
14. Bandenspanning en het aanhaal‐ koppel van de wielmoeren van het
gemonteerde wiel zo spoedig
mogelijk controleren.
Een beschadigd volwaardig wiel
in de bagageruimte opbergen
De reservewielhouder is niet gemaakt
voor bandenmaten die afwijken van
die van het reservewiel.
Een beschadigd wiel anders dan het
reservewiel in de bagageruimte plaat‐ sen en vastmaken met een band.
Boordgereedschap 3 270.
De stoelen van de derde zitrij neer‐
klappen 3 67.1. Plaats het wiel dicht tegen de
linkerzijde van de bagageruimte.
2.Plaats de lus van de band door het
voorste sjoroog aan de linker‐
zijde.
3. Plaats de haak van de riem door de lus en trek eraan totdat de riemstevig aan het sjoroog bevestigd
is.
4. Steek de riem door de spaken van
het wiel zoals weergegeven in de
illustratie.
5. Doe de haak in het linker sjoroog.
6. Trek de riem strak en borg deze met de gesp.
9 Gevaar
Rijd na het opslaan van een
beschadigd reservewiel in de
bagageruimte altijd met opge‐
klapte en vastgeklikte achterbank‐
rugleuningen.