Page 289 of 333

Verzorging van de auto2879Waarschuwing
Bij het niet goed vastzetten van
een krik, een wiel of andere appa‐ ratuur in de bagageruimte is er
kans op letsel. Bij een noodstop of een botsing kunnen inzittendendoor voorwerpen worden getrof‐
fen.
Berg krik en gereedschap altijd
goed vastgezet in de betreffende
opbergvakken op.
Een beschadigd wiel dat in de
bagageruimte wordt geplaatst,
moet altijd met de band worden
vastgezet.
Reservewiel met
draairichtingsgebonden band
Monteer draairichtingsgebonden
banden indien mogelijk zo dat ze in de
rijrichting afrollen. De draairichting is
herkenbaar aan een symbool (bijv.
een pijl) op de zijwand van de band.
Voor banden die tegen de draairich‐
ting in gemonteerd zijn geldt:
● Rijeigenschappen worden moge‐
lijk nadelig beïnvloed. Laat dedefecte band zo snel mogelijk
vervangen of repareren en breng deze in plaats van het reserve‐
wiel aan.
● Bij regen en sneeuw bijzonder voorzichtig rijden.Starthulp gebruiken
Niet starten met behulp van een snel‐ lader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een andere auto.
Niet starten met behulp van een snel‐ lader.9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de
uiterste voorzichtigheid gebrui‐
ken. Elke afwijking van de onder‐ staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.
9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat
zwavelzuur, dat bij direct contact
letsel en schade kan veroorzaken.
Page 290 of 333

288Verzorging van de auto● De accu nooit aan vonken ofopen vuur blootstellen.
● Een ontladen accu kan al bij een temperatuur van 0 °C bevriezen.Ontdooi de bevroren accu alvo‐
rens hulpstartkabels aan te slui‐
ten.
● Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
● Hulpstartaccu met dezelfde spanning (12 V) gebruiken. De
capaciteit (Ah) mag niet veel
minder zijn dan die van de ontla‐ den accu.
● Hulpstartkabels met geïsoleerde aansluitklemmen en een diame‐
ter van minstens 16 mm 2
(bij
dieselmotoren 25 mm 2
) gebrui‐
ken.
● De ontladen accu niet van de auto loskoppelen.
● Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
● Tijdens de hulpstart niet over de accu leunen.● De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere
niet raken.
● Ook de auto’s mogen elkaar tijdens de hulpstart niet raken.
● Handrem aantrekken, versnel‐ lingsbak in neutrale stand, auto‐
matische versnellingsbak in
stand P.
● Open de beschermdop over de pluspool in de motorruimte en opde booster accu.Aansluitvolgorde van de kabels:
1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode kabel op de pluspool van de ontla‐den accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van de hulpstartaccu aansluiten.
4. Sluit het andere uiteinde van de zwarte kabel aan op een massa‐punt in de motorruimte.
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte
geraakt kunnen worden.
Om de motor te starten: 1. De motor van het stroom leve‐ rende voertuig starten.
2. Na vijf minuten de andere motor starten. Startpogingen niet langerdan 15 seconden laten duren met
tussenpozen van één minuut.
3. Beide motoren met aangesloten kabels ca. drie minuten stationair
laten draaien.
Page 291 of 333
Verzorging van de auto2894. Elektrische verbruikers (bijv.koplampen, achterruitverwar‐
ming) van de stroom ontvan‐
gende auto inschakelen.
5. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.Trekken
Auto slepen
Kap aan onderkant losmaken en naar
onderen toe verwijderen.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 270.
Sleepoog inschroeven en tot aan de
aanslag in horizontale stand vast‐
draaien.
Sleepkabel – beter is een sleep‐
stang – aan sleepoog bevestigen.
Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.
Contact inschakelen om het stuurslot op te heffen en remlichten, claxon en
voorruitwisser te kunnen bedienen.
Page 292 of 333

290Verzorging van de autoVoorzichtig
Deactiveer de bestuurdersonder‐
steuningssystemen zoals de
actieve noodrem 3 225, omdat de
auto anders automatisch kan
remmen tijdens het slepen.
Zet de keuzehendel in neutraal.
De handrem loszetten.
Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Bij uitgeschakelde motor gaat
remmen en sturen aanmerkelijk
zwaarder.
Recirculatiesysteem inschakelen en
ruiten sluiten, zodat geen uitlaatgas‐
sen van de slepende auto kunnen
binnendringen.
Auto’s met automatische versnel‐
lingsbak: De auto moet voorwaarts
worden gesleept, niet sneller dan
80 km/u en niet verder dan 100 km. In alle andere gevallen en bij een
defecte versnellingsbak de vooras
optakelen.
De hulp van een werkplaats inroepen. Na het slepen verwijdert u het sleep‐oog.
Breng de onderkant van de afdekking
aan en duw de afdekking dicht.
Andere auto slepen
Wikkel een doek rond de punt van
een platte schroevendraaier om
schade aan de lak te voorkomen.
Steek een schroevendraaier in de
gleuf bij de onderste rand van de
afdekking. Maak de afdekking los
door de schroevendraaier voorzichtig omlaag te bewegen. Plaats ter voor‐
koming van schade een doek tussen
de schroevendraaier en het frame.
Het sleepoog is opgeborgen bij het
boordgereedschap 3 270.
Sleepoog inschroeven en tot aan de
aanslag in horizontale stand vast‐
draaien.
Sjoroog onder aan de achterkant van
de auto nooit als sleepoog gebruiken.
Sleepkabel – of nog beter, een sleep‐stang – aan sleepoog bevestigen.
Page 293 of 333

Verzorging van de auto291Sleepoog alleen gebruiken om de
auto weg te slepen en niet om deze
te bergen.Voorzichtig
Langzaam wegrijden. Schok‐
kende bewegingen vermijden.
Buitensporige trekkrachten
kunnen de auto beschadigen.
Na het slepen verwijdert u het sleep‐
oog.
Klik de dop in de onderkant vast.
Verzorging van uiterlijk
Verzorging exterieur
Sloten
De sloten zijn af fabriek gesmeerd
met een hoogwaardig slotcilindervet.
Ontdooimiddelen alleen in dringende gevallen gebruiken, omdat ze ontvet‐
tend werken en de werking van de
sloten belemmeren. Na gebruik van
ontdooimiddelen, de sloten door een
werkplaats opnieuw laten smeren.
Wassen Het lakwerk van de auto staat bloot
aan invloeden van buitenaf. De auto
daarom regelmatig wassen en met
was conserveren. Bij het bezoek aan
wasstraten, een programma met een
wasbehandeling selecteren.
Vogeluitwerpselen, dode insecten,
boomhars en stuifmeel e.d. onmid‐
dellijk verwijderen. Hierin zitten
agressieve bestanddelen bevatten
die lakschade kunnen veroorzaken.Bij een bezoek aan een wasstraat, de
aanwijzingen van de exploitant opvol‐ gen. De voorruitwisser en achterruit‐wisser moeten worden uitgescha‐
keld. Antenne en accessoires op de
buitenkant van de auto zoals een
dakdragersysteem verwijderen.
Bij handmatig wassen erop letten dat
ook de binnenkant van de wielkasten
grondig schoongespoten wordt.
Randen en naden van geopende
portieren, achterklep en motorkap en
de gebieden die erdoor bedekt
worden reinigen.
Reinig de glanzende metalen sierlijs‐
ten met een voor aluminium
geschikte reinigingsoplossing om
schade te voorkomen.Voorzichtig
Gebruik altijd een reinigingsmid‐
del met een pH-waarde van
vier tot negen.
Gebruik reinigingsmiddelen niet
op warme oppervlakken.
Reinig de motorruimte niet met een
stoomcleaner of hogedrukreiniger.
Page 294 of 333

292Verzorging van de autoDaarna de auto grondig afspoelen enafzemen. Zeemlap vaak uitspoelen.
Voor de carrosserie en de ruiten
verschillende zeemlappen gebruiken: wasresten op de ruiten belemmeren
het zicht.
Laat alle portierscharnieren door een
werkplaats smeren.
Teervlekken niet met harde voorwer‐
pen verwijderen. Op gelakte opper‐
vlakken een spray voor het verwijde‐
ren van teervlekken gebruiken.
Buitenverlichting De afdekking van de koplampen en
de overige verlichting zijn gemaakt
van kunststof. Geen schurende,
bijtende of agressieve middelen of
ijskrabbers gebruiken en ze niet
droog reinigen.
Polijsten en in de was zetten De auto regelmatig met was conser‐
veren (uiterlijk wanneer het water
geen parels meer vormt). Zo niet,
droogt de lak uit.
Polijsten is alleen nodig als de laklaag
mat geworden is of aanslag vertoont.Autopolish met siliconen vormt een
vuilwerende laag, waardoor in de was
zetten overbodig is.
Kunststof carrosseriedelen mogen niet met autowas of polijstmiddelen
worden behandeld.
Ruiten en wisserbladen
Schakel de wissers in hun bereik uit
alvorens ze te hanteren.
Een zachte, pluisvrije doek of een
zeemleer en een ruitenreiniger en
insectenverwijderaar gebruiken.
Wrijf bij het reinigen van de achterruit van de binnenkant altijd parallel aan
het verwarmingselement om schade
te voorkomen.
Om handmatig ijs te verwijderen, een ijskrabber met een scherpe rand
gebruiken. Ijskrabber stevig tegen de
ruit drukken, zodat er geen vuil onder de krabber kan komen en er geen
krassen op de ruit worden gemaakt.
Verwijder achtergebleven vuil van
wisserbladen die strepen op de ruit
veroorzaken, met een zachte doek enruitenreiniger. Zorg dat u ook achter‐
gebleven was, insecten en dergelijke
van de ruit verwijdert.
IJs, verontreiniging en continu vegen
op droge ruiten beschadigen of
vernietigen zelfs de wisserbladen.
Panoramadak
Voor het reinigen nooit oplos- of
schuurmiddelen, brandstoffen,
agressieve middelen (bijv. lakreini‐
gers, acetonhoudende oplossingen
enz.), zuurhoudende of sterk alka‐
lische middelen dan wel schuurspon‐
zen gebruiken.
Velgen en banden
Niet schoonmaken met hogedrukrei‐
nigers.
Velgen met een pH-neutrale velgen‐
reiniger reinigen.
Velgen zijn gelakt en kunnen met dezelfde middelen worden behandeld als de carrosserie.
Page 295 of 333

Verzorging van de auto293LakschadeGeringe lakschade voordat er roest‐
vorming optreedt met een lakstift
herstellen. Grotere lakschade of
roestvorming door een werkplaats
laten herstellen.
Onderstel
Sommige delen van de bodemplaat zijn voorzien van een beschermende
pvc-laag, terwijl er op andere delen
een duurzame beschermende
waslaag is aangebracht.
De bodemplaat na het schoonspuiten controleren en zo nodig een nieuwewaslaag laten aanbrengen.
Bitumineuze/rubber materialen
kunnen de pvc-laag aantasten. Werk‐
zaamheden aan de bodemplaat door
een werkplaats laten uitvoeren.
De bodemplaat vóór en ná de winter
schoonspuiten en daarna de
beschermende waslaag laten contro‐ leren.LPG-systeem9 Gevaar
Vloeibaar gas is zwaarder dan
lucht en kan zich op lage punten
verzamelen.
Wees voorzichtig wanneer u in
een werkkuil aan het chassis
werkt.
Voor lakwerk en bij gebruik van een
droogcabine bij een temperatuur
boven 60 °C moet de LPG-tank
worden verwijderd.
Breng geen wijzigingen in het LPG-
systeem aan.
TrekhaakKogelstang niet met een stoom- ofhogedrukreiniger reinigen.
Draagsysteem achterzijde Reinig het draagsysteem achterzijdeminstens één keer per jaar met eenstoomspuit of een hogedrukreiniger.
Als u het draagsysteem achteraan
niet regelmatig gebruikt, dient u het
toch af en toe te gebruiken, en dit
vooral in de winter.
Ventilatieklep
Reinig het afschermsysteem in de
voorbumper om een goede werking
te behouden.
Verzorging interieur
Interieur en bekleding
Interieur van de auto inclusief instru‐
mentenpaneel en bekleding alleen
met een droge doek of interieurreini‐
ger schoonmaken.
Reinig de lederen bekleding met
zuiver water en een zachte doek.
Gebruik een reinigingsmiddel voor
leder als de bekleding erg vuil is.
Instrumentengroep en de displays
alleen met een zachte, vochtige doek reinigen. Gebruik zo nodig water en
milde zeep.
Stoffen bekleding met een stofzuiger
en een borstel reinigen. Vlekken met een bekledingreiniger verwijderen.
Page 296 of 333
294Verzorging van de autoHet weefsel van de stof is wellicht nietkleurvast. Dit kan zichtbare verkleu‐ringen veroorzaken, met name op
lichtgekleurde bekleding. Reinig
verwijderbare vlekken en verkleurin‐
gen zo spoedig mogelijk.
Veiligheidsgordels met lauw water of
een interieurreiniger schoonmaken.Voorzichtig
Klittenbandsluitingen sluiten
omdat geopende klittenbandslui‐
tingen schade aan de stoelbekle‐
ding kunnen toebrengen.
Hetzelfde geldt voor kledingstuk‐
ken met scherpe voorwerpen
zoals ritssluitingen, riemen of spij‐ kerbroeken met metalen accen‐
ten.
Kunststof en rubber onderdelen
Kunststof en rubberen onderdelen
mogen met dezelfde middelen
worden gereinigd als de carrosserie.
Zo nodig een interieurreiniger gebrui‐ ken. Geen andere middelen gebrui‐ken. Vooral geen oplosmiddelen of
brandstof. Niet schoonmaken met
hogedrukreinigers.