Page 233 of 333

Rijden en bediening231● auto's die zich buiten de blindehoeken bevinden, en die moge‐lijk snel naderen
● voetgangers, fietsers of dieren Controleer voordat u van rijstrook
verandert altijd alle spiegels, kijk
over uw schouder en gebruik de
richtingaanwijzer.
Als het systeem tijdens het vooruitrij‐
den in de blindehoekzone een voer‐
tuig detecteert, licht er zowel bij auto's
die worden ingehaald of die u inhalen, een geel waarschuwingssymbool B
in de betreffende buitenspiegel op.
Als de bestuurder vervolgens de rich‐
tingaanwijzer gebruikt, gaat het waar‐
schuwingssymbool B geel knipperen
als waarschuwing om niet van
rijstrook te wisselen.
Let op
Als de passerende auto minstens
10 km/u sneller rijdt dan de gepas‐
seerde auto, licht het waarschu‐
wingssymbool B in de betreffende
buitenspiegel mogelijk niet op.
Het blindehoeksysteem werkt bij
snelheden van 10 km/u tot 140 km/u. Bij snelheden hoger dan 140 km/u
wordt het systeem inactief, aangege‐
ven door de verlichte waarschuwings‐ symbolen B in beide buitenspiegels.
Als de snelheid weer wordt verlaagd, verdwijnen de waarschuwingssym‐
bolen. Als een auto dan in de blinde
zone wordt waargenomen, worden de
waarschuwingssymbolen B als
normaal verlicht aan de betreffende zijde.
Als de auto wordt gestart, lichten
beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het
systeem operationeel is.
U kunt het systeem activeren of deac‐ tiveren op het Info-Display, Persoon‐
lijke instellingen 3 110.
Het systeem wordt geactiveerd als er
een aanhangwagen aangekoppeld is.
De deactivering wordt aangegeven
met een tekst op het Driver Informa‐
tion Centre.
Detectiezones
De detectiezones beginnen bij de
achterbumper en strekken zich ong.
drie meter naar achteren en naar de
zijkanten uit. De zone ligt tussen
ongeveer een halve meter en
twee meter hoog, vanaf de grond.
Het blindehoeksysteem is ontworpen
om stilstaande voorwerpen, zoals
vangrails, lantaarnpalen, stoepran‐
den, muren en balken te negeren.
Geparkeerde voertuigen of tege‐
moetkomende voertuigen worden
niet gedetecteerd.
Page 234 of 333

232Rijden en bedieningStoring
Het kan soms voorkomen dat het systeem geen signaal afgeeft, bij
natte weersomstandigheden zal dit
vaker optreden.
Het blindehoeksysteem werkt niet als de bumper aan de linker- of rechter‐
zijde vervuild is met modder, vuil,
sneeuw, ijs, slijk, of tijdens hevige
regenval. Instructies voor reinigen
3 291.
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐
digheden niet operationeel is, dan
verschijnt er een melding in het Driver
Information Centre. Roep de hulp van een werkplaats in bij een permanente storing.
Achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera helpt de
bestuurder bij het achteruitrijden door
middel van een weergave van het
gebied achter de auto.
Het camerabeeld verschijnt op het Info-Display.9 Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder
vervangen. Let op: voorwerpen
die zich buiten het bereik van de
camera en de sensoren van de
parkeerhulp bevinden, bijv. onder
de bumper of onder de auto,
worden niet getoond.
Rijd nooit achteruit als u alleen op het Info-Display hebt gekeken.
Controleer eerst de omgeving aan
de achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
Inschakelen
De achteruitkijkcamera wordt auto‐ matisch ingeschakeld als de auto in
de achteruitversnelling wordt gescha‐
keld.
Werking
De camera is gemonteerd in de
achterklephendel.
Page 235 of 333

Rijden en bediening233Vanwege de hoge positie van de
camera is, bij wijze van leidraad voor
de positie, de achterbumper op het
display zichtbaar.
De camera bestrijkt slechts een
beperkt gebied. De afstand op het beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Geleidingsstrepen
Dynamische geleidingsstrepen zijn
horizontale lijnen met een onderlinge
afstand van een meter die op de
afbeelding zijn geprojecteerd om de
afstand tot de getoonde objecten te
kunnen bepalen.De baan van de auto wordt afgebeeld
overeenkomstig de stuurhoek.
Waarschuwingssymbolen
Waarschuwingssymbolen zijn op het
beeld weergegeven als driehoekjes
9 en geven obstakels aan die door de
achtersensoren van de parkeerhulp
zijn geconstateerd.
Ook verschijnt 9 op de bovenste
regel van het Info-Display met de
waarschuwing om de omgeving van
de auto te controleren.
Uitschakelen
De camera wordt uitgeschakeld
wanneer een bepaalde voorwaartse
snelheid wordt overschreden of als
de achteruitversnelling gedurende
ca. 15 seconden niet is ingeschakeld.
De achteruitkijkcamera kan handma‐
tig worden gedeactiveerd in het menu
met Persoonlijke instellingen op het
Info-Display. Selecteer de relevante
instelling in Instellingen.
Persoonlijke instellingen 3 110.Deactivering van geleidelijnen en
waarschuwingssymbolen
7'' R 4.0 IntelliLink : u kunt de visuele
geleidingsstrepen en waarschu‐
wingssymbolen activeren of deactive‐
ren met de aanraaktoetsen in het
onderste deel van het display.
Info-Display 3 108.
Persoonlijke instellingen 3 110.
Storing
Storingsmeldingen worden weerge‐
geven met een 9 op de bovenste
regel van het Info-Display.
Page 236 of 333

234Rijden en bedieningDe achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● In een donkere omgeving.
● Wanneer de zon of de straal van koplampen rechtstreeks op de
lens van de camera valt.
● Als de cameralens door ijs, sneeuw, modder of iets anders is
vervuild. Reinig de lens, spoel
deze met water en veeg deze
met een zachte doek af.
● Wanneer de achterklep niet goed
gesloten is.
● Wanneer de auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
Verkeersbordherkenning Werking
Het verkeersbordherkenningssys‐
teem herkent bepaalde borden via
een frontcamera en toont deze op het Driver Information Centre.
Verkeersborden die worden herkend
zijn:
Borden met snelheidsbeperkingen en verboden in te halen ● maximumsnelheid
● inhaalverbod
● einde maximumsnelheid
● einde inhaalverbodVerkeersborden
begin en einde van:
● stadsregio's (landspecifiek)
● snelwegen
● rijkswegen
● woonervenOnderborden ● aanvullingen op verkeersborden
● aanhanger trekken verboden
● beperkingen voor trekkers
● bij natheid
● bij ijs
● richtingspijlen
Borden maximumsnelheid worden
getoond in het Driver Information
Center, tot het volgende bord maxi‐
mumsnelheid of einde maximumsnel‐ heid of als er gedurende een
bepaalde periode geen ander bord
wordt geconstateerd.
In het display zijn combinaties van
meerdere borden mogelijk.
Page 237 of 333

Rijden en bediening235
Een uitroepteken in een kader duidt
erop dat er een bijkomend verkeers‐
bord is gedetecteerd dat niet duidelijk
door het systeem wordt herkend.
Het systeem werkt zonder prestatie‐
verlies tot een snelheid van maximaal 200 km/u, afhankelijk van de verlich‐
ting. ’s Nachts is het systeem actief tot een snelheid van 160 km/u.
Displayweergave
Informatie over de op dit moment
geldige verkeersborden is beschik‐ baar op de betreffende pagina in hetDriver Information Center.
Bovendien wordt de huidige geldige
snelheid permanent op de onderste
regel van het Driver Information
Center aangegeven. Als er een snel‐
heidslimiet met add-on beschikbaar
is, staat het symbool + in dit gebied.
Kies ? via MENU en selecteer
Verkeersbordherkenning met het
stelwiel op de richtingaanwijzerhen‐
del 3 104.
Wanneer u een andere pagina op het
menu Driver Information Center hebt
gekozen en u daarna weer de pagina met de verkeersbordherkenning
kiest, wordt het laatst herkende
verkeersbord getoond.
Waarschuwingsfunctie
U kunt de waarschuwingsfunctie acti‐ veren en deactiveren in het instellin‐
genmenu van de pagina met
verkeersbordherkenning.
Wanneer de functie is geactiveerd en de pagina met verkeersbordherken‐
ning wordt niet getoond, worden de
net waargenomen snelheidslimiet en
'niet inhalen'-borden weergegeven
als waarschuwingen in het Driver
Information Center.
Page 238 of 333

236Rijden en bediening
Druk wanneer de pagina met de
verkeersbordherkenning wordt
getoond, op SET/CLR op de richting‐
aanwijzer.
Selecteer Waarschuw. AAN of
Waarschuw. UIT met het stelwiel en
druk op SET/CLR .
De pop-upwaarschuwing wordt onge‐
veer acht seconden lang weergege‐
ven op het Driver Information Center.
Systeem terugstellen
De inhoud van het verkeersbordge‐
heugen kan in het menu Instellingen van de pagina Verkeersbordherken‐
ning worden gewist door
Terugstellen te selecteren en te
bevestigen door SET/CLR op de rich‐
tingaanwijzerhendel langere tijd in te
drukken.
U kunt ook SET/CLR drie seconden
indrukken om de inhoud van de
pagina te wissen.
Na een reset hoort u een geluidssig‐
naal en het volgende “Standaard‐
bord” wordt weergegeven totdat het
volgende verkeersbord wordt gede‐
tecteerd.
In sommige gevallen wordt verkeers‐
bordherkenning automatisch door het
systeem gewist.
Wissen van verkeersborden
Er zijn verschillende scenario's waar‐
bij de op dit moment getoond
verkeersborden worden gewist. Na
het wissen verschijnt het “Standaard‐ bord” op het Driver Information
Center.
Page 239 of 333

Rijden en bediening237Redenen voor het wissen van
verkeersborden:
● Een vooraf ingestelde afstand werd gereden of een vooraf inge‐stelde periode is verlopen
(verschillend per verkeersbord)
● Er wordt een bocht genomen
● De snelheid daalt tot onder 52 km/u (bebouwde kom waargeno‐men)
Storing
De verkeersbordherkenning werkt
eventueel niet goed als:
● Het deel van de voorruit waar de frontcamera zich bevindt, is niet
schoon of er zijn bijvoorbeeld
stickers geplakt.
● Verkeersborden geheel of gedeeltelijk bedekt zijn of lastig
waarneembaar zijn.
● De omgevingsomstandigheden ongunstig zijn, bijv. harde regen,
sneeuw, direct zonlicht of scha‐
duwen.● De verkeersborden incorrect gemonteerd of beschadigd zijn.
● Verkeersborden niet voldoen aan
het Verdrag van Wenen inzake verkeerstekens.Voorzichtig
Het systeem is bedoeld om debestuurder binnen een vast snel‐
heidsbereik te helpen bij de waar‐
neming van bepaalde verkeers‐
borden. Negeer geen verkeers‐
borden die het systeem niet weer‐ geeft.
Het systeem herkent geen andere
verkeersborden dan de conventi‐
onele versies die een maximum‐
snelheid aangeven of beëindigen.
Laat u door dit speciale systeem
niet verleiden tot een roekeloze
rijstijl.
Pas uw snelheid altijd aan de staat van het wegdek aan.
De hulpsystemen ontnemen de
bestuurder niet zijn verantwoorde‐
lijkheid voor het besturen van de
auto.
Lane Departure Warning
Het Lane Departure Warning-
systeem houdt via een frontcamera
de belijning in het oog van de rijstrook waarin u rijdt. Het systeem detecteert
veranderingen van rijstrook en waar‐
schuwt u met visuele en akoestische
signalen wanneer u onbedoeld van
rijstrook verandert.
De criteria voor een onbedoelde
verandering van rijstrook zijn:
● Geen bediening van de richting‐ aanwijzers.
● Geen bediening van het rempe‐ daal.
● Geen bediening van het gaspe‐ daal of snelheidsverhoging.
● Geen actieve stuurbeweging.
Wanneer de bestuurder actief is,
waarschuwt het systeem niet.
Page 240 of 333

238Rijden en bedieningInschakelen
U activeert het Lane Departure
Warning-systeem door ) in te druk‐
ken. De brandende led in de knop
geeft aan dat het systeem is inge‐
schakeld. Wanneer de controle‐
lamp ) in de instrumentengroep
groen brandt, is het systeem klaar
voor gebruik.
Het systeem werkt alleen bij snelhe‐
den hoger dan 56 km/u en wanneer
wegbelijning aanwezig is.
Wanneer het systeem een onbe‐
doelde verandering van rijstrook
herkent, dan wordt de controle‐
lamp ) geel en knippert deze. Tege‐
lijkertijd hoort u een geluidssignaal.
Uitschakelen
Het systeem wordt gedeactiveerd
door ) in te drukken; de led in de toets
gaat uit.
Bij snelheden lager dan 56 km/u
werkt het systeem niet.
Storing
Het Lane Departure Warning-
systeem werkt mogelijkerwijs niet
goed wanneer:
● De voorruit niet schoon is.
● De omgevingsomstandigheden ongunstig zijn, zoals harde
regen, sneeuw, direct zonlicht of
schaduwen.
Het systeem kan niet werken als geen rijbaanmarkering wordt gedetec‐teerd.