Page 257 of 528
257
2-3. Bedienen van ver
lichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
86_EE (OM18089E)
■Energiebesparende functie (indien aanwezig)
Onder de volgende omstandigheden gaan de koplampen en overige v erlich-
ting na 20 minuten automatisch uit om te voorkomen dat de accu ontladen
raakt:
● De koplampen en/of achterlichten branden.
● De sleutel is uit het contactslot genomen (auto's zonder Smart entry-sys-
teem en startknop) of het contact is UIT gezet (auto's met Smar t entry-
systeem en startknop).
● De lichtschakelaar staat in stand of .
Deze functie wordt onder de volgende omstandigheden uitgeschake ld:
● Als het contact AAN wordt gezet
● Wanneer de lichtschakelaar wordt bediend
● Wanneer een portier wordt geopend of gesloten
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 257 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 258 of 528

258
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
86_EE (OM18089E)
■
De dimlichten inschakelen wanneer de auto op een donkere plaats
geparkeerd staat
■ Persoonlijke voorkeursinstellingen die bij een erkende Toyota-d ealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifice erde en
uitgeruste deskundige kunne n worden geconfigureerd
De instellingen (bijv. gevoeligheid lichtsensor) kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstelli ngen
Blz. 509)
OPMERKING
■Voorkomen van ont lading van de accu
Laat de verlichting niet langer branden dan noodzakelijk is als de motor niet
draait.
Schakel de motor uit terwijl de licht-
schakelaar in stand of UIT staat,
trek de lichtschakelaar naar u toe en
laat hem los. De dimlichten gaan gedu-
rende ongeveer 30 seconden branden
om de omgeving van de auto te verlich-
ten.
De lichten doven onder de volgende
omstandigheden:
● Auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop: Het contact wordt AAN
gezet.
● Auto's met Smart entry-systeem en
startknop: Het contact wordt AAN
gezet.
● De lichtschakelaar wordt ingescha-
keld.
● U trekt de lichtschakelaar naar u toe
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 258 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 259 of 528
259
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
86_EE (OM18089E)
Schakelaar mistlampen
■Mistlampen kunnen worden gebruikt als
Mistlampen voor: De koplampen of p arkeerlichten voor zijn ingeschakeld.
Mistachterlichten: De mistlampen voor zijn ingeschakeld.
De mistlampen zorgen voor uitst ekend zicht bij ongunstige rijom-
standigheden, zoals bij regen of mist.
Schakelt de mistlampen
voor en de mistachterlichten
uit
Schakelt de mistlampen
voor in
Schakelt de mistlampen voor
en het mistachterlicht in
Als de schakelaarring wordt
losgelaten, keert de ring terug
naar de stand .
Door de schakelaarring nog-
maals te draaien, worden
alleen de mistachterlichten uit-
geschakeld.
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 259 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 260 of 528
260
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
86_EE (OM18089E)
Ruitenwissers en -sproeiers
Als de intervalstand wordt geselecteerd, kan het wisinterval worden
gewijzigd.
De werking van de ruitenwisser wordt geselecteerd door de hende l
als volgt te bewegen:
Intervalstand
Lage snelheid ruitenwissers
Hoge snelheid ruitenwis-
sers
Enkele slag
Verlengt het interval van de
wisserwerking
Verkort het interval van de
wisserwerking
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 260 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 261 of 528

261
2-3. Bedienen van ver
lichting en ruitenwissers
2
Tijdens het rijden
86_EE (OM18089E)
■De ruitenwissers en ruitensproe iers kunnen worden bediend als
Auto's zonder Smart entry-systeem en startknop
Het contact AAN staat.
Auto's met Smart entry -systeem en startknop
Het contact AAN staat.
■ Als er geen ruitensproeiervloeistof op de voorruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in het reservoir aanwe zig is en con-
troleer als dat het geval is of de sproeierkoppen niet verstopt zijn.
WAARSCHUWING
■Waarschuwing met betrekking tot het gebruik van ruitensproeiervloeistof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeiervloeistof pas wanneer de voorruit
warm is. De vloeistof kan anders op de voorruit bevriezen en zo het zicht
belemmeren. Dit kan leiden tot een ongeval waarbij ernstig letsel kan ont-
staan.
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwis-
sers
De ruitenwissers zullen auto-
matisch een aantal slagen
maken als de ruitensproeiers
worden ingeschakeld.
Als de koplampen aan zijn en u
de hendel naar u toe getrokken
houdt, werken de koplamp-
sproeiers één keer.
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 261 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 262 of 528
262
2-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
86_EE (OM18089E)
OPMERKING
■
Als de voorruit droog is
Gebruik de ruitenwissers niet als de voorruit droog is omdat hi erdoor de
voorruit beschadigd kan worden.
■ Als het sproeierreservoir leeg is
Druk niet constant op de schakelaar, aangezien de sproeierpomp oververhit
kan raken.
■ Wanneer een sproeier verstopt raakt
Neem in dat geval contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Probeer als een sproeierkop verstopt is geraakt deze niet schoon te maken
met een naald of iets dergelijks. Hierdoor kan de sproeierkop beschadigd
raken.
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 262 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 263 of 528
263
2
Tijdens het rijden
86_EE (OM18089E)
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
Cruise control
Met de cruise control kan een ingestelde snelheid worden vastge -
houden zonder dat hiervoor het g aspedaal hoeft te worden ingetrapt.
Controlelampjes
Cruise control-schakelaar
■ Instellen van de rijsnelheid
Schakel de cruise control in
met de toets ON-OFF.
Het controlelampje cruise con-
trol (groen) gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om
de cruise control uit te schake-
len.
Accelereer of decelereer naar
de gewenste snelheid en druk
de hendel naar beneden om
de snelheid in te stellen.
Het controlelampje SET gaat
branden.
De rijsnelheid op het moment
dat de hendel wordt losgela-
ten, wordt de ingestelde snel-
heid.
STAP1
STAP2
: Indien aanwezig
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 263 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM
Page 264 of 528
264
2-4. Gebruik van overige rijsystemen
86_EE (OM18089E)
■
Wijzigen van de ingestelde snelheid
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat
de gewenste snelhei d wordt bereikt.
Verhogen van de snelheid
Verlagen van de snelheid
Fijnafstelling: Beweeg de hen-
del kort in de gewenste rich-
ting.
Ruime afstelling: Houd de hen-
del in de gewenste richting
gedrukt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling (auto's met kilometertellerweergave in km/h): On geveer 1
km/h, telkens als de hendel wordt bediend.
Fijnafstelling (auto's met kilome tertellerweergave in mph): Ongeveer
1,6 km/h, telkens als de hendel wordt bediend.
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of ver-
laagd totdat de hendel wordt losgelaten.
86_OM_Europe_OM18089E.book Page 264 Tuesday, November 21, 2017 9:35 AM