Page 49 of 240

47
F Duw op de knop 1 om de rugleuning 2 te ontgrendelen.
F
K
lap de rugleuning 2 op de zitting 3 .
Om de inhoud van de bagageruimte te
vergroten kunt u uitsluitend de rugleuningen
van de achterbank neerklappen. De zitting
van de achterbank kan niet worden opgeklapt.
Rechtop zetten van de rugleuning
F Controleer of de rode markering bij de knop
1 niet meer zichtbaar is.
F
M
aak de buitenste veiligheidsgordel los en
plaats deze naast de rugleuning.
F Zet de rugleuning 2 rechtop en vergrendel deze.
Let erop dat bij het terugplaatsen van
de rugleuning van de achterbank de
veiligheidsgordels niet klem komen te zitten.
Hoofdsteunen
De hoofdsteunen hebben een gebruiksstand
(hoog) en een ingeklapte stand (laag).
De hoofdsteunen kunnen worden verwijderd en
onderling worden uitgewisseld.
Verwijderen van een hoofdsteun:
F
t
rek de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag,
F
d
ruk ver volgens de pal A in.
Ga nooit rijden zonder hoofdsteunen; deze
moeten zijn aangebracht en correct zijn
afgesteld.
Ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur, die overigens wordt
gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in
het interieur wordt gerecirculeerd.
Luchtgeleiding
De lucht kan afhankelijk van de instellingen van
de bestuurder via verschillende circuits worden
toegevoerd:
-
r
echtstreekse toevoer naar het interieur
(toevoer van buitenlucht),
-
t
oevoer via het verwarmingscircuit,
-
t
oevoer via het circuit van de
airconditioning.
Bedieningspaneel
Het systeem wordt bediend via het
bedieningspaneel A van de middenconsole.
3
Ergonomie en comfort
Page 50 of 240

48
Luchtverdeling
1.Uitstroomopeningen voorruitontwaseming.
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten vóór.
3. Verstelbare en afsluitbare
zijventilatieroosters.
4. Verstelbare en afsluitbare middelste
ventilatieroosters.
5. Uitstroomopeningen beenruimte
inzittenden vóór.
6. Uitstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Praktische informatie
Ventilatie- en airconditioningssysteem
gebruiken
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening onder de
voorruit, de verschillende luchtkanalen,
ventilatieroosters en overige
uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte
vrij blijven.
F
D
ek de zonnesensor op het dashboard
niet af; deze wordt gebruikt voor
het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5 tot 10 minuten
aan om het systeem in per fecte staat
te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet
als deze niet koelt en raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor
(trekken van een aanhanger op een steile
helling bij een hoge buitentemperatuur)
kan de airconditioning tijdelijk worden
uitgeschakeld voor een optimale
trekkracht van de motor. Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de regeling van de
luchtopbrengst voldoende hoog is
ingesteld, zodat de lucht in het interieur
goed ver verst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een
normaal verschijnsel.
Ventilatie- en airconditioningssysteem
onderhouden
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Wij raden u een gecombineerd
interieur filter aan. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties,
onaangename geuren en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de
airconditioning te garanderen het
systeem regelmatig controleren zoals
voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje.
Ergonomie en comfort
Page 51 of 240

49
Afhankelijk van de uitvoering en het
verkoopland bevat het aircocircuit het
broeikasgas R134a.
Hoeveelheid gas: 0,525 kg (+/- 0,025 kg),
GWP-index 1430 ton (CO
2-equivalent:
0 ,751 t o n).
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op
het door u gewenste niveau wilt houden,
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.
Verwarming
1. Regeling van de temperatuur.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3. Regeling van de luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
Temperatuur
F Draai de knop 1 van blauw (koel) naar rood
(warm) om de temperatuur in te stellen.
Luchtopbrengst
F Draai de knop 2 in één van de zes standen
om de gewenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Wanneer de knop voor de regeling van
de luchtopbrengst in de stand " 0" staat
(uitschakeling van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Luchtverdeling
Met de toets 3 kunt u de luchtverdeling in het
interieur instellen.
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en voetenruimte.
Voetenruimte. Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
Handbediende
airconditioning
1.
Regeling van de temperatuur.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3. Regeling van de luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
5. Airconditioning aan/uit.
Temperatuur
F Draai de knop 1 van blauw (koel) naar rood
(warm) om de temperatuur in te stellen.
3
Ergonomie en comfort
Page 52 of 240

50
Luchtopbrengst
F Draai de knop 2 in één van de zes standen
om de gewenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Wanneer de knop voor de regeling van
de luchtopbrengst in de stand " 0" staat
(uitschakeling van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Luchtverdeling
Met de toets 3 kunt u de luchtverdeling in het
interieur instellen.
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
F Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit te schakelen.
Om sneller koele lucht te verkrijgen, kunt u
gedurende enige tijd de recirculatiestand
inschakelen door op de toets 4 te drukken.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop 2 in de stand "0" staat.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename
verschijnselen optreden (vocht, beslagen ruiten).
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en voetenruimte.
Voetenruimte.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in een
middenstand te zetten.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
1.Temperatuurregeling voor de linker- of
rechterzijde.
2. Regeling van de luchtopbrengst.
3. Regeling van de luchtverdeling.
4. Recirculatie van de interieurlucht.
5. Airconditioning aan/uit.
6. Automatisch comfortprogramma.
7. Automatisch programma "Zicht".
Modus AUTO
Comfortprogramma
De bestuurder en de voorpassagier kunnen
met drie standen het door hen gewenste
comfortniveau in het interieur instellen.
Inschakelen
F Druk een aantal keren op de toets 6 .
Het lampje gaat branden zodra de toets
wordt ingedrukt; de ingeschakelde
stand verschijnt op het scherm van de
automatische airconditioning:
Ergonomie en comfort
Page 53 of 240

51
Voor een aangenaam comfort en
een zo laag mogelijk geluidsniveau,
aangezien de aanjagersnelheid
beperkt wordt.
Voor het beste compromis tussen
thermisch comfort en een laag
geluidsniveau.
Voor een doeltreffende en
dynamische luchttoevoer.
Om bij koude motor de toevoer van koude
lucht te beperken, wordt de ventilatie
geleidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de voetenruimte van de passagiers
verdeeld.
Uitschakelen
F Druk op de toets " lege propeller" van de
luchtopbrengstregeling 2 tot het symbool
van de propeller is verdwenen.
Temperatuur
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op een temperatuur in graden Celsius of
Fahrenheit. F
D
uw de toets 1 omlaag (blauw) om de
waarde te verlagen of omhoog (rood) om de
waarde te verhogen.
Een waarde van rond de 21 zorgt voor een
optimaal comfort. Desgewenst kunt u een
andere waarde instellen; een waarde tussen 18
en 24 is gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3 bedraagt.
Om het interieur maximaal te koelen of te
ver warmen is het mogelijk de minimale
waarde 14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden.
F
D
uw toets 1 omlaag tot "
LO" wordt
weergegeven of omhoog tot " HI" wordt
weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan
de ingestelde waarde, heeft het geen
zin om voor een optimale temperatuur
de ingestelde waarde te wijzigen. Het
systeem compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuurverschil.Programma "Zicht"
Zie voor meer informatie over gebruik van
het programma "zicht" 7 het desbetreffende
gedeelte in de rubriek " Ontwasemen -
ontdooien voorruit ".
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
-
d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-
i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
F Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit te schakelen.
Om sneller koele lucht te verkrijgen, kunt u
gedurende enige tijd de recirculatiestand
inschakelen door op de toets 4 te drukken.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
De airconditioning werkt niet als de
aanjagerknop 2 in de stand " 0" staat.
Als de airconditioning is uitgeschakeld,
kunnen onaangename verschijnselen
optreden (vocht, beslagen ruiten).
Luchtverdeling
F Druk herhaaldelijk op de toets 3 om de luchtstroom te verdelen naar:
-
d
e voorruit, de zijruiten en de
voetenruimten,
3
Ergonomie en comfort
Page 54 of 240

52
- de voorruit en de zijruiten (ontwasemen of ontdooien),
-
d
e middelste ventilatieroosters en de
zijventilatieroosters,
-
de
middelste ventilatieroosters, de
zijventilatieroosters en de voetenruimten,
-
d
e voetenruimten.
Luchtopbrengst
F Druk op de toets 2 "gevulde propeller " om
de luchtopbrengst te verhogen.
Het symbool van de luchtopbrengst (propeller)
wordt op het display weergegeven en wordt
afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk
vo l l e r.
F
D
ruk op de toets 2 " lege propeller" om de
luchtopbrengst te verlagen.
Handbediening
Het is mogelijk één of meer functies van de
airconditioning handmatig in te stellen. De
overige functies blijven dan automatisch
geregeld.
Zodra u een instelling wijzigt, dooft het lampje
van de toets 6 .
F
D
ruk nogmaals op de toets 6 om
terug te keren naar het automatische
comfortprogramma.
Uitschakelen van het
systeem
F Druk op de toets 2 " lege propeller" voor
de luchtopbrengst tot het symbool van
de propeller is verdwenen en "- - -" wordt
weergegeven. Alle functies van het airconditioningsysteem
zijn nu uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer
geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog wel
een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakeld systeem om te voorkomen
dat de ruiten beslaan of de luchtkwaliteit
vermindert.
Als u op de toets 2 "gevulde propeller " drukt,
wordt het systeem weer ingeschakeld waarbij
de instellingen van vóór de uitschakeling
worden toegepast.
Recirculatie van de
interieurlucht
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en de zijruiten.
De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank (bijvoorbeeld van
uitlaatgassen) af te sluiten.
U kunt deze stand bovendien tijdelijk
gebruiken om sneller warme of koele lucht
te verkrijgen.
F
D
ruk op de knop 4 om de lucht in het
interieur te laten recirculeren of om de
toevoer van buitenlucht toe te staan.
Wanneer de recirculatie van de interieurlucht
ingeschakeld is, wordt het symbool
weergegeven of gaat het lampje branden
(afhankelijk van de uitvoering). Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen
dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.
Ontwasemen – ontdooien
voorruit en zijruiten
Met verwarming
Zet de knoppen van de
aanjagersnelheid, de temperatuur
en de luchtverdeling in de met de
desbetreffende opdruk weergegeven
stand.
Met handbediende
airconditioning
F Zet de knoppen van de
luchtopbrengst 2 , de
temperatuur 1 en de
luchtverdeling 3 in de met
de desbetreffende opdruk
weergegeven stand.
F
D
ruk voor airconditioning op toets 5 ; het
lampje van de toets gaat branden.
Ergonomie en comfort
Page 55 of 240

53
Met automatische
airconditioning en
gescheiden regeling
AUTO – Programma "Zicht"
Inschakelen
F Druk op toets 7 om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en
regelt de luchttemperatuur, de luchtopbrengst
en de luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling
zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo
snel mogelijk schoon worden.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op toets 7 of toets 6 ; het
lampje van toets 7 gaat uit en het lampje in
van toets 6 gaat branden.
Het systeem keert terug naar dezelfde
instellingen als die van vóór het uitschakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
Ontwasemen – ontdooien
achterruit
Aan/uit
F Druk op deze toets om de achterruit en buitenspiegels te ontwasemen/ontdooien
(indien aangebracht op uw auto).
Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik leidt tot een
verlaging van het brandstofverbruik.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend
bij draaiende motor.
Voorzieningen interieur
1. Dashboardkastje
3
Ergonomie en comfort
Page 56 of 240

54
Matten
Verwijderen
Ver wijderen van de mat aan de
bestuurderszijde:
F
z
et de stoel in de achterste stand,
F
m
aak de bevestigingen los,
F
v
erwijder de mat.
Terugplaatsen
Terugplaatsen van de mat aan
bestuurderszijde:
F
l
eg de mat goed op zijn plaats,
F
d
ruk de bevestigingen vast,
F
c
ontroleer of de mat goed vastzit.
2.
12V-aansluiting (120 W)
Houd u aan het maximaal toegestane
vermogen om schade aan apparatuur te
voorkomen.
3. USB-/Jack-aansluiting *
4. Open opbergvak
5. Bekerhouders
6. Afsluitbaar opbergvak of armleuning*
7. Portier vakken Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-
g
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen is
verplicht,
-
l
eg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de
bediening van de pedalen en de werking
van de snelheidsregelaar/-begrenzer
worden gehinderd.
Dashboardkastje
In het dashboardkastje kunnen een fles
mineraalwater, de boorddocumentatie enz.
worden opgeborgen.
In het deksel zijn voorgevormde vakken
aangebracht voor o.a. een bril.
F
T
rek de handgreep omhoog om het
dashboardkastje te openen.
De schakelaar A voor het uitschakelen
van de airbag vóór aan passagierszijde
bevindt zich in het dashboardkastje.
*
A
fhankelijk van de uitvoering.
Ergonomie en comfort