Page 97 of 240

95
Bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto. Met behulp van deze
sticker kan de originele code in een
nieuwe sleutel worden geprogrammeerd.
Motor afzetten
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai bij een stationaire motor de sleutel
naar stand 1 .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten.Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
F
C
ontroleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de
auto volledig tot stilstand is gekomen.
Als de motor wordt afgezet, worden
ook de rembekrachtiging en de
stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou
dan de controle over de auto kunnen
verliezen. Als u de auto verlaat, neem dan de sleutel
mee en vergrendel de auto.
Neutraalstand
Rijd uit veiligheidsover wegingen nooit met
de versnellingsbak in de neutraalstand.
Bepaalde functies van de auto werken dan
namelijk mogelijk niet.
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop
)
kunt u nog gedurende maximaal 30 minuten
gebruikmaken van een aantal functies,
zoals het audio- en telematicasysteem, de
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de eco-mode .Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact)
van het contactslot blijft staan,
zal het contact na een uur automatisch
worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop)
en ver volgens opnieuw in de stand 2
(Contact) om het contact weer aan te
zetten.
Parkeerrem
Aantrekken
F Trek de hendel van de parkeerrem aan zodat de auto stil blijft staan.
Op een vlakke ondergrond hoeft u
de hefboom van de parkeerrem niet
maximaal aan te trekken.
6
Rijden
Page 98 of 240

96
Vrijzetten
F Trap het rempedaal in, trek ver volgens de hefboom van de parkeerrem licht omhoog,
druk de ontgrendelknop in en duw de
hefboom geheel omlaag.
Als tijdens het rijden dit lampje
en het lampje STOP branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, is de
parkeerrem nog (iets) aangetrokken.
Draai bij het parkeren van de auto op een
steile helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan, schakel
een versnelling in (de achteruitversnelling
als de auto bergafwaarts is geparkeerd)
en zet het contact uit.
Vergeet bij vertrek voordat u de auto start
niet dat de auto in de versnelling staat. Als de parkeerrem een te grote slag
heeft of als het systeem minder goed
werkt, moet de parkeerrem, zelfs tussen
twee onderhoudsbeurten door, worden
afgesteld.
Laat dit veiligheidssysteem controleren
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Handgeschakelde
5-versnellingsbak
Inschakelen van de
achteruitversnelling
F Beweeg de versnellingshendel naar rechts
en vervolgens naar achteren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in
als de auto stilstaat en de motor stationair
draait. Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde
6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de
6e versnelling
F Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e
versnelling in te schakelen.
Doet u dit niet, dan kan de versnellingsbak
zwaar beschadigd raken (per ongeluk
inschakelen van de 3
e of 4e versnelling).
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Rijden
Page 99 of 240

97
F Trek de ring onder de pookknop omhoog en beweeg de versnellingshendel eerst naar
links en dan naar voren.
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van
de motor te vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in de
neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak (ETG6).
Bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak
met zes versnellingen kunt u kiezen tussen
automatische bediening en handmatig
schakelen.
Deze versnellingsbak heeft twee
bedieningsmogelijkheden:
-
a
utomatische bediening, waarbij het
schakelen automatisch wordt geregeld,
-
h
andmatige bediening, waarbij de
bestuurder zelf sequentieel kan schakelen.
Bij de automatische bediening blijft het altijd
mogelijk om zelf te schakelen met behulp van
de flippers achter het stuur wiel, bijvoorbeeld
om even snel in te halen.
Laat uw hand tijdens het rijden niet
langdurig op de selectiehendel rusten:
de versnellingsbak zou dan beschadigd
kunnen raken.
Selectiehendel
R. Achteruitversnelling.
F
T rap het rempedaal in, trek de
selectiehendel omhoog en duw
deze naar voren.
N. Neutraalstand.
F
T
rap het rempedaal in en
selecteer deze stand om de
motor te kunnen starten.
A. Automatisch schakelprogramma.
F
D
uw de selectiehendel naar
achteren om deze stand te
selecteren.
M. + / -. Handmatig, sequentieel schakelen.
F
D
uw de selectiehendel naar links
om deze stand te selecteren en:
-
b
eweeg de selectiehendel kort
naar voren om op te schakelen,
-
o
f beweeg de selectiehendel
kort naar achteren om terug te
schakelen.
Schakelflippers aan de stuurkolom
+. Opschakelen.
F
T rek de flipper + naar u toe om op te
schakelen.
-. Terugschakelen.
F
T
rek de flipper - naar u toe om terug te
schakelen.
Het selecteren van de neutraalstand
en het in- en uitschakelen van de
achteruitversnelling is niet mogelijk met
de flippers.
6
Rijden
Page 100 of 240

98
Weergave op het
instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
N.Neutraalstand.
R. Achteruitversnelling.
1 2 3 4
5 6. Ingeschakelde versnelling bij
handmatig schakelen.
AUTO. Gaat branden als de automatische
stand is geselecteerd. Het pictogram
verdwijnt weer als de handmatige
stand wordt geselecteerd.
F
T
rap het rempedaal in als
dit verklikkerlampje knippert
(bijvoorbeeld: starten van de
motor).
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een geluidssignaal.
Starten van de auto
F Zet om de motor te starten de selectiehendel in de stand N .
F
H
oud het rempedaal volledig ingetrapt. Wanneer de motor niet wil starten:
F
S
tart de motor.
-
a
ls de aanduiding
N knippert op het
instrumentenpaneel, zet de
selectiehendel dan in de
stand A en ver volgens in de
stand N ,
-
A
ls de melding " Voet op het rempedaal"
wordt weergegeven, trap het rempedaal
dan steviger in.
F
S
electeer een stand (stand A (automatische
stand) of stand M (handbediende stand)) of
de achteruitversnelling (stand R ).
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
N
eem uw voet van het rempedaal en geef
gas.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen AUTO en 1 , 1 of R .
Automatische stand
F Start de auto en selecteer de stand A om
voor de automatische stand te kiezen.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen
de aanduiding AUTO en de
ingeschakelde versnelling. voortdurend de meest geschikte versnelling,
afhankelijk van de volgende parameters:
-
de
rijstijl,
-
h
et profiel van de weg.
Trap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een inhaalmanoeuvre)
het gaspedaal met kracht in, tot voorbij het
zware punt.
Handmatig schakelen
De versnellingsbak werkt dan in de auto-
adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft
te schakelen. De versnellingsbak kiest Bij de automatische bediening blijft het altijd
mogelijk om zelf te schakelen met behulp van
de flippers aan het stuur wiel, bijvoorbeeld om
even snel in te halen.
F
B
edien de flippers + of -.
De versnellingsbak wordt dan in de
desbetreffende versnelling geschakeld als de
snelheid van de auto en het motortoerental dit
toestaan. De aanduiding AUTO blijft op het
display staan.
Als de flippers enige tijd niet meer gebruikt
worden, gaat de versnellingsbak weer over op
de automatische stand.
Rijden
Page 101 of 240

99
Handbediening
F Selecteer na het starten van de motor de stand M om de handbediende stand in te
schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel in de richting van
het symbool + om op te schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel in de richting van
het symbool - om terug te schakelen.
De achtereenvolgend ingeschakelde
versnellingen worden weergegeven
op het display van het
instrumentenpaneel.
Het schakelen naar een andere versnelling is
alleen mogelijk als de snelheid van de auto en
het motortoerental dit toestaan.
Tijdens het schakelen hoeft u het gaspedaal
niet los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak
automatisch terug, zodat de juiste versnelling
is geselecteerd op het moment dat u het
gaspedaal weer intrapt.
Als bij stapvoets rijden de
achteruitversnelling wordt geselecteerd,
wordt deze pas ingeschakeld als de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Op het
display van het instrumentenpaneel wordt
een pictogram weergegeven. Bij krachtig accelereren wordt niet
opgeschakeld als de bestuurder de
flippers achter het stuurwiel niet bedient.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden
nooit in de stand N (neutraalstand).
Selecteer de achteruitversnelling (stand
R
) uitsluitend als de auto volledig stilstaat
en de voet op het rempedaal wordt
gehouden.
Stilzetten van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u:
- d e selectiehendel in de stand N bewegen
om de neutraalstand te selecteren,
-
d
e versnellingsbak in de ingeschakelde
versnelling laten staan. In dat geval kan de
auto niet worden verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de parkeerrem aan
om de auto volledig stil te zetten.
Selecteer wanneer u de auto met
draaiende motor stilzet altijd de
neutraalstand N .
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert altijd of de
selectiehendel in de neutraalstand N staat
en de parkeerrem is aangetrokken.
Storing
Als dit lampje en AUTO bij aangezet
contact gaan knipperen, in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display van
het instrumentenpaneel, duidt dit op
een storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Houd bij het starten van de motor altijd het
rempedaal volledig ingetrapt.
Trek bij het parkeren de parkeerrem altijd
aan om de auto volledig te blokkeren.
Automatische transmissie
( E AT 6)
Bij deze automatische transmissie met 6
versnellingen kunt u kiezen uit automatisch
schakelen, aangevuld met de programma's
Sport en Sneeuw, en handmatig schakelen.
De transmissie heeft dus twee
gebruiksmogelijkheden:
-
a
utomatisch schakelen : het schakelen
wordt elektronisch aangestuurd, aangevuld
met het programma Sport voor een meer
6
Rijden
Page 102 of 240

100
Bediening van de
transmissie
1.Selectiehendel.
2. To e t s " S" (Spor t) .
3. To e t s " T" (Sneeuw) .
Standen van de selectiehendel
N.Neutraalstand.
-
S tilstaande auto, met
aangetrokken parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
D. Automatische bediening.
M + / -. Zelf schakelen tussen de 6
versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel kort
naar voren om op te schakelen.
of
F
B
eweeg de selectiehendel
kort naar achteren om terug te
schakelen.
Weergave op het
instrumentenpaneel
dynamische rijstijl of het programma
Sneeuw voor gemakkelijker rijden op een
ondergrond met weinig grip,
-
h
andmatig schakelen : in deze stand kan
de bestuurder zelf sequentieel schakelen.
Wanneer u met de selectiehendel een stand
inschakelt, gaat het desbetreffende pictogram
op het instrumentenpaneel branden. D.
Rijden (automatische werking).
S. Programma Sport .
T . Programma Sneeuw
.
1 2 3 4
5 6. Ingeschakelde versnelling bij handmatig
schakelen.
-. Ongeldige waarde bij handmatig
schakelen.
Starten van de auto
F Selecteer, ter wijl u het
rempedaal ingetrapt houdt, de
stand P of N .
F
S
tart de motor.
Als niet aan deze voor waarden is voldaan,
klinkt een geluidssignaal in combinatie met een
waarschuwingsmelding.
F
T
rap bij draaiende motor het rempedaal in.
F
Z
et de parkeerrem vrij.
F
S
electeer de stand R , D of M,
F
L
aat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint onmiddellijk te rijden.
Als tijdens het rijden per ongeluk de
stand N wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan zakken tot stationair
toerental, zet de selectiehendel in de
stand D en trap het gaspedaal weer in.
P.
Parkeerstand.
-
S
tilstaande auto, met of zonder
aangetrokken parkeerrem.
-
S
tarten van de motor.
R. Achteruitversnelling.
-
A
chteruitrijden, stilstaande auto,
stationair draaiende motor. P.
Parkeren.
R. Achteruitversnelling.
N. Neutraalstand.
Rijden
Page 103 of 240

101
Laat bij temperaturen onder -23°C de
motor gedurende vier minuten stationair
draaien. Dit is belangrijk voor de goede
werking en de levensduur van de motor en
transmissie.
Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand R, D
of M is geselecteerd, zet de auto zich zelfs
al in beweging als het gaspedaal niet is
ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Automatisch schakelen
Voor een maximale acceleratie zonder de
stand van de selectiehendel te wijzigen, dient u
het gaspedaal volledig in te trappen (kickdown).
De transmissie schakelt automatisch terug of
handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat
de motor het maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling
als u het gaspedaal plotseling loslaat.
Zet de selectiehendel nooit in de stand N
als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de stand P
of R als de auto niet volledig stilstaat.
Achteruitversnelling
Als bij aangezet contact de achteruitversnelling
R wordt ingeschakeld, wordt automatisch de
parkeerhulp achter geactiveerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de parkeerhulp .
Programma's Sport en
Sneeuw
Deze twee specifieke programma's vullen de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden.
Programma Sport "S"
F Druk op de toets "S" als de motor is gestart.
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
S wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Programma Sneeuw T
F Druk bij draaiende motor op de toets " T".
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt er voor dat
u gemakkelijker kunt (weg)rijden op een
ondergrond met weinig grip.
T wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Om terug te keren naar de auto-
adaptieve stand kunt u het geselecteerde
programma op elk gewenst moment
uitschakelen door opnieuw op de
desbetreffende toets te drukken.
Handbediening
F Selecteer de stand D om automatisch
te laten schakelen tussen de zes
versnellingen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profiel van de weg en de belading van de
auto. F
S
electeer de stand M om sequentieel te
schakelen tussen de zes versnellingen.
F
B
eweeg de selectiehendel naar het symbool
+ om één versnelling op te schakelen.
6
Rijden
Page 104 of 240

102
F Beweeg de selectiehendel naar het symbool – om één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
D verdwijnt en op het
instrumentenpaneel worden de
achtereenvolgend ingeschakelde
versnellingen weergegeven.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
Er kan elk moment van de stand D
(automatisch schakelen) naar de stand M
(handmatig schakelen) worden geschakeld.
Als de auto stilstaat of zeer langzaam vooruit
rijdt, wordt automatisch de eerste versnelling
ingeschakeld.
De programma's Sport en Sneeuw werken
niet in de handbediende stand.
Ongeldige waarde bij handmatig
schakelen
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
Stilzetten van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N zetten om de
neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto tegen wegrollen te beschermen.Als de selectiehendel niet in de stand
P staat, verschijnt bij het openen van
het bestuurdersportier of ongeveer
45
seconden na het afzetten van het
contact een waarschuwingsmelding op het
display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P ;
de
melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u op een
ondergelopen weg rijdt of een beek
doorkruist.
Storing
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display, duidt
dit op een storing in de transmissie. Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van
de geldende snelheidslimiet).
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
De transmissie kan beschadigd raken:
-
a
ls u het gaspedaal en het rempedaal
gelijktijdig intrapt,
-
a
ls u, indien de accu geen stroom
levert, de selectiehendel vanuit de
stand P geforceerd naar een andere
stand schakelt.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (file enz.), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in de stand
N zetten en de parkeerrem aantrekken.
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
voelen bij het selecteren van de stand R vanuit
de stand P of N . Dit is niet schadelijk voor de
transmissie.Schakelindicator
Dit systeem adviseert de bestuurder op
te schakelen om het brandstofverbruik te
verminderen.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Rijden