149
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te
ver wijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen er van
gericht, om beschadiging van de
vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet
het contact en de verlichting minstens
enkele minuten zijn uitgeschakeld – om
brandwonden te voorkomen!
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend lampen
van het type anti-ultraviolet (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties. Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
LED's (light-emitting diodes)
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om dit type
lampen te laten vervangen.
Halogeenlampen
Controleer ten behoeve van een goede
verlichting of de lamp op juiste wijze in de
behuizing is geplaatst.
Verlichting vóór
1.
Parkeerlichten/dagrijverlichting (LED)
2. Dimlicht (H7).
3. Richtingaanwijzers (PWY24W).
4. Grootlicht (H7).
5. Mistlampen (PSX24W).
(afhankelijk van de uitvoering voorzien van
de functie statische bochtverlichting)
LED's: light-emitting diodes.
Openen van de motorkap / toegang tot de
lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme motor – Kans
op brandwonden!
Houd rekening met voorwerpen of kleding die
vlam kunnen vatten of in de propeller van de
motor ventilator kunnen komen – Kans op beknelling!
Na het ver wisselen van een lamp
Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig de
beschermkap om er voor te zorgen dat de
lampunit goed wordt afgedicht.
Richtingaanwijzers
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één of meerdere lampen aan
die zijde defect zijn.
8
In geval van pech
151
F Via de opening onder de voorbumper kunt u de mistlampen vóór bereiken.
F
N
eem de stekker van de lamphouder los
door aan de bovenkant op de borglip te
drukken.
F
V
er wijder de lamphouder door op de twee
klemmen te drukken (boven en onder).
F
V
er vang de unit.
Voer voor de montage dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Een nieuw exemplaar is verkrijgbaar
bij het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Voor het ver vangen van dit type lampen
kunt u ook het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Geïntegreerde zijknipperlichten
F Steek een platte schroevendraaier tussen het spiegelglas en de houder van de
buitenspiegel.
F
W
ip het spiegelglas met de
schroevendraaier los en verwijder het.
F
M
aak de kap van de buitenspiegel los door
de twee bevestigingsclips in te drukken.
F
D
uw de middelste lip in en ver wijder het
zijknipperlicht.
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en ver vang
de defecte lamp. Voer voor de montage dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Voor het ver vangen van dit type lampen
kunt u ook het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats raadplegen.
Achterlichten
1.
Remlichten (LED).
2. Parkeerlichten (LED).
3. Richtingaanwijzers (LED).
LED's: light-emitting diodes.
4. Mistachterlicht (P21W).
5. Achteruitrijlicht (P21W).
Lampen van mistlampen/
bochtverlichting
8
In geval van pech