Bericht op het display
SIDE DISTANCE WARNINGSIDE DISTANCE WARNING (waar aanwezig)
Blokkering sensor: het bericht wordt weergegeven in geval van storing van de sensoren
van het Side Distance Warning-systeem. Maak de bumpers vrij van alle obstakels of
maak ze schoon.
Systeem niet beschikbaar: een speciaal bericht wordt weergegeven als het Side Distance
Warning-systeem niet beschikbaar is. De uitgebleven werking van het systeem kan te
wijten zijn aan onvoldoende spanning van de accu of andere storingen in de elektrische
installatie. Neem zo snel mogelijk contact op met het Jeep Servicenetwerk om de
elektrische installatie te laten controleren.
LANESENSELANESENSE (waar aanwezig)
Camera afgeschermd: het symbool gaat branden in geval van vuil op de voorruit dat de
correcte werking van de camera op negatieve wijze kan beïnvloeden. Maak in dit geval de
voorruit schoon met een zachte, schone doek, en let op geen krassen te maken. Als de
storing zich blijft voordoen, zo snel mogelijk contact opnemen met het Jeep
Servicenetwerk.
Systeem niet beschikbaar: een speciaal bericht wordt weergegeven als het LaneSense-
systeem niet beschikbaar is.
DYNAMIC STEERING TORQUEDST SYSTEEM (Dynamic Steering Torque)
Een speciaal bericht wordt weergegeven in geval van storing van het DST-systeem. Neem
zo snel mogelijk contact op met het Jeep Servicenetwerk.
100
KENNIS VAN HET INSTRUMENTENPANEEL
Bericht op het display
BERICHT "SERVICE" (GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD)GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD (SERVICE)
Wanneer het onderhoudsinterval bijna is vervallen en de sleutel naar de stand MAR
wordt gedraaid, verschijnt het woord "Service" op het display, gevolgd door het aantal
resterende kilometers/mijlen of het aantal resterende dagen (indien aanwezig).
Neem contact op met het Jeep Servicenetwerk. De werkzaamheden van het
"Geprogrammeerd onderhoudsschema" zullen uitgevoerd worden en het bericht zal
gereset worden.
101
blijven ingeschakeld.
Inschakeling wordt aangegeven door het
aangaan van een controlelampje
op het
instrumentenpaneel (bij sommige
versies, tegelijk met het verschijnen van
een bericht op het display).
Om de werkingsmodus "Alle systemen
ingeschakeld" te herstellen, nogmaals op
de knop op de tunnelconsole drukken.
De modus "Systemen volledig
ingeschakeld" wordt elke keer als de
motor gestart wordt automatisch weer
geactiveerd.
BELANGRIJK Wanneer met
sneeuwkettingen wordt gereden, kan het
handig zijn om de modus "Systemen
gedeeltelijk uitgeschakeld" in teschakelen: onder deze omstandigheden
levert het doorslippen van de
aandrijfwielen bij het wegrijden meer
tractie op.
Systemen buitenwerking gesteld
Als langer dan 5 seconden op de knop
op de tunnelconsole gedrukt wordt,
worden zowel het ESC-systeem, als de
TSC- en ERM-systemen buiten werking
gesteld; het TC-systeem wordt beperkt tot
remwerking op de afzonderlijke wielen.
De andere systemen blijven
ingeschakeld.
Inschakeling wordt aangegeven door het
aangaan van het controlelampje
op het
instrumentenpaneel (bij sommige
versies, tegelijk met het verschijnen van
een bericht op het display).
BELANGRIJK Wanneer de snelheid van
ongeveer 65 km/h wordt overschreden,
zullen de systemen werken zoals
beschreven voor de modus "Systemen
gedeeltelijk buiten werking gesteld".
Om de werkingsmodus "Systemen
ingeschakeld" te herstellen, nogmaals op
de knop op de tunnelconsole drukken.
De modus "Systemen ingeschakeld"
wordt elke keer als de motor gestart
wordt automatisch weer geactiveerd.Versies met Selec-Terrain™ mechaniek
Bij versies metSelec-Terrain™
mechaniek, schakelt de in
werkingstelling van bepaalde rijmodi
bepaalde actieve veiligheidssystemen
gedeeltelijk of volledig uit om de
prestaties in de specifieke modus te
optimaliseren.
Wanneer actieve veiligheidssystemen
gedeeltelijk of volledig buiten werking
zijn gesteld, gaat het
waarschuwingslampje
op het
instrumentenpaneel branden.
In de modi "SAND" en "MUD", zijn de
actieve veiligheidssystemen gedeeltelijk
buiten werking gesteld en nauwkeuriger
ingesteld om maximale prestaties in de
specifieke bedrijfsmodi te garanderen.
Het is in ieder geval mogelijk deze te
allen tijde weer volledig in werking te
stellen door op de knop
op de
tunnelconsole te drukken, indien de
voorkeur wordt gegeven aan veiligheid
boven "off-road"-prestaties.
BELANGRIJK In 4WD LOW-modi zijn de
actieve veiligheidssystemen volledig
buiten werking gesteld om maximale
off-road rijprestaties te garanderen en is
het niet mogelijk deze weer in werking te
stellen.
64) 65) 66) 67)
69J0A0282C
107
contactsleutel is gedraaid op MAR of de
motor gestart wordt, gaat het
waarschuwingslampje branden om de
bestuurder te melden dat het systeem
ingeschakeld is.
Sensoren
De sensoren worden ingeschakeld
wanneer een versnelling vooruit wordt
ingeschakeld bij een snelheid hoger dan
ongeveer 10 km/h, of wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De sensoren worden tijdelijk buiten
werking gesteld bij stilstaande auto en
keuzehendel in de stand P (Park) (versies
met automatische versnellingsbak), of bij
stilstaande auto en ingeschakeldeparkeerrem (versies met
handgeschakelde versnellingsbak).
De detectiezone van het systeem dekt
ongeveer een rijbaan aan beide kanten
van het voertuig (ongeveer 3 meter).
Deze zone begint bij de buitenspiegel en
strekt zich over een lengte van ongeveer
6 meter uit naar de achterkant van het
voertuig.
Wanneer de sensoren actief zijn, bewaakt
het systeem de detectiezones aan beide
kanten van de auto en waarschuwt de
bestuurder voor eventuele aanwezigheid
van voertuigen in deze zones.
Tijdens het rijden bewaakt het systeem
de detectiezone vanuit drie verschillende
punten (zijkant, achter en voor) om te
controleren of er een waarschuwing naar
de bestuurder moet worden gezonden.
Het systeem kan de aanwezigheid van
een voertuig in een van deze drie zones
detecteren.
Belangrijke opmerkingen
68)
Het systeem geeft de aanwezigheid van
een niet-bewegend voorwerp (bijv.
vangrails, palen, muren, enz.) niet aan.
Onder sommige omstandigheden kan het
systeem echter in werking treden bij
aanwezigheid van dergelijke voorwerpen.
Dit is normaal en duidt niet op een
storing van het systeem.Het systeem waarschuwt de bestuurder
niet over de aanwezigheid van voertuigen
die uit tegengestelde richting komen, in
naastgelegen rijbanen.
Als er een aanhanger aan de auto is
gekoppeld, wordt het systeem
automatisch buiten werking gesteld.
Om het systeem correct te laten werken
moet de zone van de achterbumper waar
de radarsensoren zich bevinden vrij
blijven van sneeuw, ijs en vuil afkomstig
van het wegdek.
Dek de zone van de achterbumper waar
de radarsensoren zich bevinden met geen
enkel voorwerp af (bijv. stickers,
fietsenrek, enz.).
Als er, na aanschaf van het voertuig, een
trekhaak gemonteerd moet worden, moet
het systeem uitgeschakeld worden via het
display van het Menu of via het
Uconnect™-systeem.
Zicht naar achteren: het systeem
detecteert voertuigen die uw voertuig van
achteren benaderen aan beide kanten en
de detectiezone aan de achterkant
binnenkomen met een snelheid van
minder dan 50 km/h ten opzichte van uw
voertuig.
Voertuigen passeren: als een voertuig
langzaam wordt gepasseerd (met een
snelheid lager dan ongeveer 25 km/h) en
dit voertuig gedurende ongeveer
71J0A0217C
111
1,5 seconde in de dode hoek blijft, gaat
het waarschuwingslampje op de
buitenspiegel aan de betreffende kant
branden. Als het verschil in snelheid
tussen beide voertuigen hoger is dan
ongeveer 25 km/h, gaat het lampje niet
branden.
RCP (Rear Cross Path detection) systeem
Dit systeem assisteert tijdens
achteruitrijmanoeuvres in geval van
beperkt zicht. Wanneer het systeem in de
"RCP"-modus werkt, stuurt het visuele en
akoestische waarschuwingen wanneer de
aanwezigheid van een voorwerp wordt
gedetecteerd. Wanneer er een
akoestische waarschuwing wordt
afgegeven, wordt het volume van
Uconnect™verlaagd.
Het systeem kan via het displaymenu
in-/uitgeschakeld worden of via het
Uconnect™-systeem.
Het systeem bewaakt de detectiezones
aan beide zijden aan de achterkant van
het voertuig om bewegende voorwerpen
te detecteren die de zijkanten van het
voertuig naderen met een
minimumsnelheid tussen ongeveer
1 km/h en 3 km/h en voorwerpen die
bewegen met een maximumsnelheid van
35 km/h, zoals gebruikelijk is in
parkeerzones. De inwerkingtreding van
het systeem wordt de bestuurder gemeldmet een visuele en akoestische
waarschuwing.
BELANGRIJK Indien de sensoren
afgedekt worden door voorwerpen of
voertuigen, zal het systeem de
bestuurder niet waarschuwen.
"Blind spot alert", "Visuele" modus:
wanneer deze modus actief is, zorgt het
BSM-systeem voor een visuele melding
via de buitenspiegel aan de kant waar het
voorwerp is gedetecteerd. Wanneer het
systeem in RCP-modus werkt, stuurt het
sowieso visuele en akoestische
waarschuwingen wanneer de
aanwezigheid van een naderend voorwerp
wordt gedetecteerd. Wanneer er een
akoestische waarschuwing wordt
afgegeven, wordt het volume van
Uconnect™verlaagd.
"Blind spot alert", "Geluid en Weergave"
modus: wanneer deze modus actief is,
zorgt het BSM-systeem voor een visuele
melding via de buitenspiegel aan de kant
waar het voorwerp is gedetecteerd. Als de
richtingaanwijzer aan de kant waar een
voorwerp gedetecteerd is wordt
ingeschakeld, wordt er ook een
akoestische waarschuwing verzonden.
Wanneer er een akoestische melding
wordt afgegeven, wordt het volume van
Uconnect™verlaagd.Uitschakeling "Blind spot alert"-functie
Wanneer het systeem wordt
uitgeschakeld ("Blind spot alert" op
"OFF"), zullen de BSM- of RCP-systemen
noch akoestische noch visuele
waarschuwingen verzenden. Het
BSM-systeem zal de werkingsmodus die
op het moment dat de motor werd
afgezet actief was, opslaan in het
geheugen: elke keer als de motor gestart
wordt, zal de eerder opgeslagen
werkingsmodus opgeroepen en gebruikt
worden.
112
VEILIGHEID
75)Bij montage van een of meer wielen
zonder sensoren (bijv. als het reservewiel
gemonteerd is), zal het systeem niet
langer beschikbaar zijn voor het vervangen
wiel en verschijnt er een
waarschuwingsbericht op het display, tot
alle wielen met sensoren weer gemonteerd
zijn.
76)Het TPMS-systeem waarschuwt niet
bij een plotselinge afname van de
bandenspanning (bijv. bij een klapband).
Breng in dergelijke gevallen het voertuig
tot stilstand en voorkom bruuske
stuurbewegingen.
77)Wanneer standaard banden moeten
worden vervangen door winterbanden en
omgekeerd, moet het TPMS-systeem
hierop worden afgesteld. Dit mag alleen
door het Jeep Servicenetwerk worden
uitgevoerd.
78)Schommelende buitentemperaturen
kunnen de bandenspanning beïnvloeden.
Het TPMS-systeem kan tijdelijk
onvoldoende spanning aangeven.
Controleer in dergelijke gevallen de
bandenspanning bij koude banden en
herstel zo nodig de juiste
spanningswaarde.79)Wanneer een wiel wordt vervangen, is
het raadzaam ook de rubberen
ventielpakking te vervangen: neem contact
op met het Jeep Servicenetwerk. De
montage/verwijdering van de banden en/of
velgen vereisen bijzondere zorg. Om
beschadiging of verkeerde montage van de
sensoren te voorkomen, dienen
montage-/demontagewerkzaamheden
uitsluitend door specialisten uitgevoerd te
worden. Neem contact op met het Jeep
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
33)Het systeem kan beperkt of niet
werken vanwege weersomstandigheden
zoals zware regen, hagel, dikke mist,
hevige sneeuw.
34)De sectie van de bumber voor de
sensor mag niet bedekt zijn met stickers,
extra koplampen of enig ander voorwerp.
35)De interventie van het systeem kan
onverwacht of vertraagd zijn wanneer
andere voertuigen ladingen transporteren
die uitsteken vanaf de zijkant, bovenkant
of van de achterkant, in verhouding tot de
normale afmeting van het voertuig.36)Werking kan in gevaar worden gebracht
door structurele wijzigingen aangebracht
aan het voertuig, zoals modificatie aan de
frontale geometrie, vervanging van wielen
of een zwaardere lading dan de
standaardlading van het voertuig.
37)Incorrecte reparaties verricht op het
voorste deel van het voertuig (bijv. bumper,
chassis) kunnen de positie van de
radarsensor wijzigen en de werking ervan
in gevaar brengen. Ga naar een Jeep
Servicenetwerk om elke operatie van dit
type.
38)Knoei niet aan of voer geen interventie
uit aan de radarsensor of aan de camera
op de voorruit. Neem in geval van een
storing van de sensor contact op met het
Jeep Servicenetwerk.
39)Bij het slepen van een trailer (met
modules geïnstalleerd na het aanschaffen
van het voertuig), een voertuig of tijdens
laadmanoeuvres op een voertuigtransport
(of in het voertuig voor transport), moet
het systeem worden uitgeschakeld via het
Uconnect™systeem.
40)Was niet met hogedrukjets in de
onderste zone van de bumber: in het
bijzonder, niet werken op de elektrische
connector van het systeem.
118
VEILIGHEID
41)Wees voorzichtig in het geval van
reparaties en nieuwe verf in de zone rond
de sensor (paneel dat de sensor bedekt op
de linkerkant van de bumper). In het geval
van een frontale botsing kan de sensor
automatisch buiten werking worden
gesteld en kan er op het display een
bericht worden weergegeven dat de sensor
gerepareerd moet worden. Ook als er geen
storingsmeldingen worden gegeven, moet
het systeem uitgeschakeld worden als u
denkt dat de plaats van de radarsensor is
gewijzigd (bijv. wegens een frontale
aanrijding op lage snelheid zoals tijdens
parkeermanoeuvres). Ga in deze gevallen
naar een Jeep Servicenetwerk om de
radarsensor te laten uitlijnen of vervangen.
42)De snelle bandenreparatiekit (TireKit),
voorzien bij het voertuig, is compatibel
met de TPMS sensoren. Het gebruik van
andere afdichtmiddelen dan die in de
oorspronkelijke kit kunnen van negatieve
invloed zijn op de werking. Als andere dan
de originele afdichtmiddelen worden
gebruikt, wordt geadviseerd de
TPMS-sensoren te laten controleren door
een gekwalificeerd reparatiecentrum.BESCHERMINGSSYSTEMEN
INZITTENDEN
Tot de belangrijkste
veiligheidsvoorzieningen van de auto
behoren de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;SBR-systeem (Seat Belt Reminder);hoofdsteunen;kinderzitjes;frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang dat
de beschermingssystemen op de juiste
manier gebruikt worden om het maximaal
mogelijke veiligheidsniveau voor de
bestuurder en de passagiers te
garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf "Hoofdsteunen"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
voertuig".De belangrijkste veiligheidsuitrusting van
het voertuig omvat de volgende
beschermingssystemen:
veiligheidsgordels;SBR-systeem (Seat Belt Reminder);hoofdsteunen;kinderzitjes;frontairbags en zijairbags.
Lees de informatie vermeld op de
volgende pagina's uiterst aandachtig
door. Het is van fundamenteel belang dat
de beschermingssystemen op de juiste
manier gebruikt worden om het maximaal
mogelijke veiligheidsniveau voor de
bestuurder en de passagiers te
garanderen.
Zie voor de verstelling van de
hoofdsteunen paragraaf "Hoofdsteunen"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
voertuig".
119
worden ingedrukt, en moet de handgreep
naar beneden geschoven worden.
De hoogteregelaar beweegt omhoog
zonder de twee knoppen A in te hoeven
drukken.
Stel de hoogte van de veiligheidsgordel
altijd zodanig af dat hij de persoon die
hem draagt goed past: deze
voorzorgsmaatregel kan het risico op
letsel in geval van een aanrijding
aanzienlijk beperken.
De gordel is goed afgesteld als hij
halverwege tussen de nek en het uiteinde
van de schouder ligt.
BELANGRIJK
80)Druk nooit op knop C fig. 78 tijdens
het rijden.
81)Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel dragen bij een
ongeval blootgesteld worden aan een groot
risico en bovendien een gevaar opleveren
voor de inzittenden voorin.
82)Stel de veiligheidsgordels af wanneer
de auto stil staat.
83)Controleer na de hoogteafstelling altijd
of de beugel, waaraan de ring is bevestigd,
in één van de vaste standen is
geblokkeerd. Om dit te doen, met knop A
fig. 80 losgelaten, iets meer druk omlaag
uitoefenen om het
vergrendelingsmechanisme vast te laten
klikken als dit niet in een van de van te
voren ingestelde standen gebeurd is.
SBR-SYSTEEM (Seat Belt
Reminder)
Het SBR-systeem waarschuwt de
passagiers op de voorstoel en achterbank
(indien aanwezig) als hun
veiligheidsgordel niet is omgelegd.
Het systeem signaleert niet vastgemaakte
veiligheidsgordels met visuele
waarschuwingen (waarschuwingslampjes
branden op het instrumentenpaneel en
pictogrammen op het display) en een
akoestisch waarschuwingssignaal (zie de
volgende paragrafen).
OPMERKING Om het geluidssignaal
permanent uit te laten schakelen naar
een werkplaats van het Jeep
Servicenetwerk gaan. Het geluidssignaal
kan op ieder moment via het menu van
het display opnieuw worden ingeschakeld
(zie paragraaf "Display" in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”).
Gedrag waarschuwingslampje
veiligheidsgordel voor
Wanneer de startinrichting naar MAR
wordt gedraaid, gaat het
waarschuwingslampje
(fig. 81 ) enkele
seconden branden, ongeacht de status
van de veiligheidsgordels voor.
Bij stilstaande auto, als de
veiligheidsgordel aan bestuurders- of
80J0A0151C
121