Contactsleutel verwijderen
De contactsleutel kan alleen verwijderd
worden als de hendel in stand P staat:
als de motor wordt uitgeschakeld met de
keuzehendel in stand P, kan de
contactsleutel binnen 30 seconden
verwijderd worden;
als de motor wordt uitgeschakeld met
de keuzehendel in stand P, zet dan de
hendel binnen 5 seconden op P. Als deze
handeling is voltooid, kan gedurende
ongeveer 30 seconden de contactsleutel
worden uitgenomen.
In beide gevallen wordt de contactsleutel
automatisch geblokkeerd als de
beschreven tijden en voorwaarden niet in
acht worden genomen.
Draai de sleutel naar MAR en vervolgens
naar STOP om hem te verwijderen, door
de bovenbeschreven procedure te
herhalen.
"HERSTELFUNCTIES"
In geval van een defecte keuzehendel,
zou het display van het
instrumentenpaneel een bijbehorend
bericht weer kunnen geven, waarin de
bestuurder wordt aanbevolen te blijven
rijden zonder de hendel in stand P te
zetten.
In dit geval blijft de versnellingsbak zelfs
in de vooruitversnelling staan (met
beperkte prestaties), als de hendel op R
of N wordt gezet.
Als de hendel eenmaal op P is gezet, of
het voertuig is uitgeschakeld, is het niet
meer mogelijk R of de
vooruitversnellingen te selecteren. Neem
in dat geval contact op met het Jeep
Servicenetwerk.
BELANGRIJK
128)Laat kinderen nooit zonder toezicht
in de auto achter. Verwijder altijd de
contactsleutel als de auto wordt verlaten
en neem de sleutel mee.
BELANGRIJK
49)Schakel altijd de handrem in als de
auto op een helling staat, VOORDAT u de
versnellingspook in P zet.
50)Schakel de achteruitversnelling
uitsluitend in als de auto stilstaat, de
motor op stationair toerental draait en het
gaspedaal volledig losgelaten is.
161
stand D (Drive), R (Achteruit) of N
(Vrijstand) en druk op de knop 4WD
LOW.
Bij sommige versies verschijnt, als de
functie is ingeschakeld, op het display
"4WD LOW". De led op het
bedieningspaneel van deSelec-Terrain™
kan gaan knipperen tot de inschakeling
voltooid is.
4WD LOW modus uitschakelen
Het uitschakelen kan plaatsvinden op
elke snelheid tussen 0 en 120 km/h.
Bij sommige versies, verdwijnt "4WD
LOW" van het display nadat de
uitschakelingsprocedure voltooid is.
In dat geval is de led op de knop 4WD
LOW gedoofd.
BELANGRIJK
51)De correcte werking van de functie
vierwielaandrijving hangt af van de
banden: deze moeten allemaal van
dezelfde maat, hetzelfde type en dezelfde
omtrek zijn. Het gebruik van banden met
verschillende afmetingen is van negatieve
invloed op het schakelen en leidt tot
beschadiging van de onderdelen van de
versnellingsbak.
52)Rijd niet harder dan de
wegomstandigheden toelaten.
SELEC-TERRAIN
SELECTIE RIJMODUS
Draai knop A fig. 109 om de gewenste
modus te selecteren.
BELANGRIJK Verandering van modus
is niet mogelijk wanneer de
voertuigsnelheid de 120 km/h
overschrijdt.
AUTO (Automatisch): de 4WD-modus
met continue en automatische werking
kan zowel gebruikt worden tijdens het
rijden over verharde als onverharde
wegen. Deze modus verlaagt het
brandstofverbruik, omdat de cardanas, in
omstandigheden die dat toelaten,
losgekoppeld kan worden.
109J0A0920C
163
SNELHEIDSBEGRENZER
BESCHRIJVING
Met deze voorziening wordt de snelheid
van het voertuig beperkt tot waarden die
door de bestuurder ingesteld kunnen
worden.
De maximumsnelheid kan zowel bij
rijdend als bij stilstaand voertuig worden
ingesteld. De minimumsnelheid die
ingesteld kan worden is 30 km/h.
Wanneer het systeem actief is, hangt de
snelheid van het voertuig af van de druk
op het gaspedaal, tot de ingestelde
snelheidslimiet wordt bereikt.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
Om het systeem in te schakelen, druk op
knop Afig. 111 op het stuurwiel.De knoppen op het stuurwiel werken als
volgt:
SET +: snelheidslimiet programmeren
(een hogere snelheidswaarde opslaan);
SET –: snelheidslimiet programmeren
(een lagere snelheidswaarde opslaan);
RES: systeem inschakelen (de
inschakeling van het systeem wordt
aangegeven door de weergave van het
symbool
(groen bij versies met
herconfigureerbaar multifunctioneel
display).
CANC: systeem uitschakelen (de
uitschakeling van het systeem wordt
aangegeven door de weergave van het
symbool
(wit);Automatische uitschakeling van het
systeem
Het systeem schakelt automatisch uit in
geval van een systeemstoring. Neem in
dat geval contact op met het Jeep
Servicenetwerk.
111J0A0137C
166
STARTEN EN RIJDEN
Het systeem kan op twee manieren
worden gebruikt:
in de modus “Adaptive Cruise Control”voor de handhaving van een veiligeafstand tussen voertuigen (op het display
van het instrumentenpaneel verschijnt
het bericht “Adaptive Cruise Control”);
in de modus “elektronische
Cruise-Control”om het voertuig met
een vooraf gekozen snelheid te laten
rijden.
U kunt de gewenste modus selecteren via
de knop op het stuur (zie verderop voor
instructies).
ADAPTIEVE CRUISECONTROL
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
Inschakeling
Druk kort op de knop
om het systeem
in te schakelen. fig. 115Het apparaat kan niet geactiveerd worden
wanneer de 4WD LOW is ingeschakeld.
BELANGRIJK Het is gevaarlijk het
systeem ingeschakeld te laten als het
niet wordt gebruikt. Er bestaat een
risico van per ongeluk inschakelen en
de controle over het voertuig te
verliezen vanwege onverwachte
overmatige snelheid.
Uitschakelen
Als het systeem is ingeschakeld, drukt u
kort op de knop
om het systeem uit te
schakelen. Op het display verschijnt een
bijbehorend bericht.
DE GEWENSTE SNELHEID
INSTELLEN
Het systeem kan alleen worden ingesteld
voor snelheden hoger dan 30 km/h (of
20 mph voor markten met
instrumentenpanelen met mph-
aanduiding) en lager dan 160 km/h (of
100 mph wanneer van toepassing).
Wanneer het voertuig de gewenste
snelheid bereikt, druk dan kort op de
knop SET + of SET om de snelheid in te
stellen op de huidige snelheid. Het
display toont de ingestelde snelheid.
Haal vervolgens uw voet van het
gaspedaal.
Het systeem kan niet worden ingesteld
113J0A0334C
114J0A0241C
115J0A0917C
169
als het rempedaal is ingetrapt;als de remmen oververhit zijn;als de elektrische handrem is
ingeschakeld;
als de versnellingspook op P
(parkeren), R (achteruit) of N (vrijstand)
staat (versies met automatische
versnellingsbak of automatische
versnellingsbak met dubbele koppeling);
als de versnellingspook op R
(achteruit), vrijstand of 1 (eerste
versnelling ingeschakeld) staat (versies
met handgeschakelde versnellingsbak);
wanneer het koppelingspedaal wordt
ingetrapt (versies met handgeschakelde
versnellingsbak);
als het motortoerental een maximale
drempel overschrijdt (versies met
handgeschakelde versnellingsbak en
versies met automatische versnellingsbak
/automatische versnellingsbak met
dubbele koppeling) of onder een
minimale drempel valt (alleen versies
met handgeschakelde versnellingsbak);
als de rijsnelheid niet binnen het
instelbare snelheidsbereik ligt;
als de ESC (of ABS of een ander
systeem voor stabiliteitsregeling) in
werking is of net in werking is geweest;
als het ESC is uitgeschakeld;tijdens de automatische remingreep
door het Forward Collision Warning Plus
Systeem (indien aanwezig);
als de Speed Limiter actief is;
als de elektronische Cruise-Control
actief is;
bij een storing van het systeem;als de motor is uitgeschakeld:als de radarsensor geen vrij zicht heeft
(in dat geval moet de bumper worden
schoongemaakt bij de sensor).
BELANGRIJK Het systeem wordt niet
gedeactiveerd wanneer met ingetrapt
versnellingspedaal een snelheid hoger
dan de instelbare snelheid (160 km/h
of 100 mph in het geval van een
instrumentenpaneel dat is ingesteld
op mph) wordt bereikt. Onder deze
omstandigheden zou het systeem niet
correct kunnen werken en is het
raadzaam om het te deactiveren.
SNELHEID WIJZIGEN
Snelheid verhogen
Nadat het systeem is ingesteld, kan de
opgeslagen rijsnelheid worden verhoogd
via de knop SET +.
Druk eenmaal op de knop SET +om de
snelheid met 1 km/h te verhogen (of met
1 mph wanneer de meeteenheid is
ingesteld op mph). Bij elke afzonderlijke
druk op de knop wordt de snelheid
verhoogt met 1 km/h (of met 1 mph in
geval van instrumentenpaneel ingesteld
op mijl per uur).
Houd de knop SET + ingedruktom de
snelheid in stappen van 10 km/h te
verhogen (of van 5 mph met de
meeteenheid ingesteld op mph) tot de
knop wordt vrijgegeven. De toename van
de ingestelde snelheid wordt op het
display weergegeven.
Snelheid verlagen
Nadat het systeem is ingesteld, kan de
opgeslagen rijsnelheid worden verlaagd
door de knop SET – ingedrukt te houden.
Druk eenmaal op de knop SET -om de
snelheid met 1 km/h te verlagen (of met
1 mph wanneer de meeteenheid is
ingesteld op mph). Bij elke volgende
druk op de knop wordt de snelheid met
1 km/h verlaagd (of met 1 mph wanneer
de meeteenheid is ingesteld op mph).
Houd de knop SET - ingedruktom de
snelheid in stappen van 10 km/h te
verlagen (of van 5 mph met de
meeteenheid ingesteld op mph) tot de
knop wordt vrijgegeven. De afname van
de snelheid wordt op het display
weergegeven.
ACCELERATIE BIJ INHALEN
Als u achter een voertuig rijdt en actieve
cruisecontrol is ingeschakeld, zorgt het
systeem voor extra acceleratie als u
harder gaat rijden dan een bepaalde
snelheid en de richtingaanwijzer naar
170
STARTEN EN RIJDEN
bestuurder kan altijd het rempedaal
intrappen als dat nodig mocht zijn.
BELANGRIJK Wanneer het systeem
voorziet dat de toegepaste remkracht
niet voldoende is voor het handhaven
van de ingestelde afstand, wordt op
het display, tijdens het benaderen van
het voorgaande voertuig, het
waarschuwingsbericht “REM!”
knipperend weergegeven. Er klinkt ook
een geluidssignaal. In dit geval is het
raadzaam om direct het rempedaal in
te trappen om een veilige afstand tot
de voorligger te behouden.
BELANGRIJK De bestuurder moet erop
toezien dat er zich geen voetgangers,
andere voertuigen of voorwerpen in de
directe omgeving van het voertuig
bevinden. Het niet in acht nemen van
deze voorzorgsmaatregelen kan leiden
tot ernstige ongelukken en lichamelijk
letsel.
BELANGRIJK Het is de
verantwoordelijkheid van de bestuurder
om voldoende afstand te houden op
voorliggers en zich hierbij te houden
aan de geldende verkeersregels.UITSCHAKELEN
In de volgende gevallen wordt de functie
uitgeschakeld en de ingestelde snelheid
geannuleerd:
de knopvan de adaptive
cruisecontrol wordt ingedrukt;
de knopvan de elektronische
cruisecontrol wordt ingedrukt;
de knop voor de Speed Limiter wordt
ingedrukt;
de startinrichting bevindt zich in de
stand STOP;
de modus 4WD LOW is geactiveerd.
In de volgende gevallen wordt de functie
geannuleerd (de ingestelde snelheid en
afstand worden opgeslagen):
de knop CANC wordt ingedrukt;als de voorwaarden uit de paragraaf
“De gewenste snelheid instellen” van
toepassing zijn;
als de rijsnelheid lager is dan de
minimale snelheid waarbij de
cruisecontrol werkt (bijvoorbeeld bij een
file).
Als deze voorwaarden optreden terwijl het
systeem de auto langzamer laat tijden om
afstand te houden met een voorganger,
bestaat de kans dat de auto indien nodig
verder wordt afgeremd, ook nadat het
systeem is geannuleerd of uitgeschakeld
vanwege het bereiken van de minimale
snelheid voor de cruisecontrol.
ELEKTRONISCHE CRUISE
CONTROL-MODUS
Naast de Adaptive Cruise Controlmodus
(ACC) is de elektronische Cruise
Control-modus beschikbaar voor het
rijden met een constant snelheid.
Als op het voertuig de Adaptive Cruise
Control (ACC) aanwezig is, werkt de
elektronische Cruise Control op dezelfde
manier als de ACC (door op de knop
van de Cruise Control te drukken) met
het verschil dat:
het geen afstand houdt van het
voertuig dat zich voor de auto bevindt;
bij belemmerde radarsensor blijft het
systeem voortdurend werken.
Alvorens de eerder ingestelde snelheid op
te roepen, benader deze voordat u de
RES-knop indrukt en loslaat.
BELANGRIJK
134)Let tijdens het rijden altijd goed op,
zodat u altijd klaar bent om te remmen als
dat nodig is.
172
STARTEN EN RIJDEN
135)Het systeem is een ondersteuning
voor de bestuurder die altijd zijn volle
aandacht bij het rijden moet houden. De
verantwoordelijkheid voor het besturen van
het voertuig ligt altijd nog bij de
bestuurder, die rekening moet houden met
de verkeersomstandigheden om in
volledige veiligheid te kunnen rijden. De
bestuurder moet altijd de op veilige
afstand te rijden ten opzichte van het
voertuig dat voor hem rijdt.
136)Het systeem wordt niet ingeschakeld
bij aanwezigheid van voetgangers,
voertuigen die in tegengestelde richting of
in dwarsrichting bewegen en stilstaande
voorwerpen (bijv. een voertuig dat stilstaat
in een file of met pech).
137)Het systeem is niet in staat rekening
te houden met weg-, verkeers- en
weersomstandigheden en met situaties
met slecht zicht (bijv. mist).
138)Het systeem herkent niet altijd
volledig complexe rijcondities. Dit kan
leiden tot een verkeerde of ontbrekende
analyse van de te bewaren veilige afstand.
139)Het systeem kan de maximale
remkracht niet op het voertuig toepassen:
het voertuig wordt dan ook niet volledig
gestopt.BELANGRIJK
54)Het systeem kan beperkt of niet
werken vanwege weersomstandigheden
zoals zware regen, hagel, dikke mist,
hevige sneeuw.
55)De sectie van de bumber voor de
sensor mag niet bedekt zijn met stickers,
extra koplampen of enig ander voorwerp.
56)Werking kan in gevaar worden gebracht
door structurele wijzigingen aangebracht
aan het voertuig, zoals modificatie aan de
frontale geometrie, vervanging van wielen
of een zwaardere lading dan de
standaardlading van het voertuig.
57)Verkeerde reparaties die op de
voorkant van het voertuig zijn uitgevoerd
(bijvoorbeeld bumpers, chassis) kunnen de
stand van de radarsensor wijzigen en er de
werking van in gevaar brengen. Wend u
voor reparaties van dit type tot het
Jeepservicenetwerk.
58)De radarsensor of de camera op de
voorruit mag niet onklaar worden gemaakt
of worden bewerkt. Wend u bij een storing
tot het Jeepservicenetwerk59)Was niet met hogedrukjets in de
onderste zone van de bumber: in het
bijzonder, niet werken op de elektrische
connector van het systeem.
60)Let op bij reparaties en nieuwe lak in
de zone rondom de sensor (paneeltje dat
de sensor aan de linkerkant van de
bumper bedekt). Bij frontale botsingen kan
de sensor automatisch worden
uitgeschakeld en op het display wordt een
signalering weergegeven om aan te geven
dat de sensor moet worden gerepareerd.
Ook bij afwezigheid van storingssignalen
moet het system worden uitgeschakeld als
u vermoedt dat de stand van de
radarsensor is gewijzigd (bijv. door frontale
botsingen bij lage snelheid zoals tijdens
parkeermanoeuvres). Wend u in dit geval
tot het Jeep-servicenetwerk om de
radarsensor te laten uitlijnen of vervangen.
173
PARKSENSE SYSTEEM
(indien aanwezig)
VERSIES MET 4 SENSOREN
140)61) 62)
De parkeersensoren, die zich in de
achterbumper fig. 117 bevinden,
detecteren de aanwezigheid van
obstakels achter de auto.
De sensoren waarschuwen de bestuurder
met een geluidssignaal en, waar
aanwezig, met visuele signalen op het
display van het instrumentenpaneel.Aan/Uit
Om het systeem buiten werking te stellen
op knop fig. 118 drukken.
Wanneer het systeem overgaat van
ingeschakeld naar uitgeschakeld en
andersom, wordt dit altijd vergezeld van
een speciaal bericht op het display van
het instrumentenpaneel.
Systeem ingeschakeld:Led uit.
Systeem uitgeschakeld: Led brandt
permanent.Het ledlampje gaat ook branden als het
ParkSense®-systeem defect is. Als er op
de knop wordt gedrukt terwijl er een
storing in het systeem is, knippert de led
ongeveer 5 seconden, daarna blijft hij
permanent branden.BELANGRIJK Nadat hetParkSense®
systeem is uitgeschakeld, blijft dat zo
totdat het weer ingeschakeld wordt,
ook als de startinrichting van de stand
MAR naar STOP wordt gezet en dan
weer naar MAR.
BELANGRIJK Het gebruik van wielen
met afmetingen die verschillen van die
van de wielen die ten tijde van de
aanschaf van de auto waren
gemonteerd, kan van invloed zijn op
het systeem, waardoor het niet goed
kan werken.
Systeem in-/uitschakelen
Als het systeem correct werd
ingeschakeld, wordt het in werking
gesteld door de versnellingspook in de
achteruitversnelling te zetten terwijl het
buiten werking wordt gesteld als de
versnellingspook in een andere stand dan
achteruit wordt gezet.
117J0A0926C
118J0A0927C
174
STARTEN EN RIJDEN