"Veiligheid / Hulp";"Lichten";"Portieren+Vergrendeling";
Voertuig uit
(indien aanwezig)
Selecteer "voertuig uit” om de motor af
te zetten bij een storing in het Keyless
Enter-N-Go-systeem aan de hand van de
procedure die op het display is
beschreven.
Scherm
Door het kiezen van de optie "Scherm"
kan toegang verkregen worden tot de
instellingen/informatie met betrekking
tot: "Taal", "Zie telefoon", "Zie navigatie".
Eenheden
Selecteer optie "Eenheden" om de
meeteenheid te kiezen tussen: "US"
(instelling die slechts voor bepaalde
markten beschikbaar is), "Metrisch",
"Gepersonaliseerd".
Tijd en datum
Selecteer optie "Klok & Datum" om de
volgende instellingen te maken: “Tijd
instellen", "Tijdformaat", "Datum
instellen".
Veiligheid
Selecteer de optie "Veiligheid" om de
volgende instellingen te maken: "Airbagpassagier", "Snelheidspiep", "Piep
veiligheidsgordel", "Hill Start Assist".
Met de functie "Airbag passagier" kan de
airbag aan de passagierszijde voorin
geactiveerd/gedeactiveerd worden.
Passagiersbescherming aan:deled
ON
gaat continu branden op het
instrumentenpaneel.
Passagiersbescherming uit:deled
OFF
gaat continu branden op het
instrumentenpaneel.
Veiligheid / Hulp
Raadpleeg voor de mogelijk instellingen
de paragraafUconnect™in het hoofdstuk
"Multimedia".
Lichten
Selecteer de optie "Lichten" om de
volgende instellingen te maken:
"Interieurverlichting", "Follow me",
"Koplampen bij openen", "Sensor
koplampen", "Autom. groot licht",
"Dagrijlichten", "Flanklichten".
Portieren & Vergrendeling
Selecteer de optie "Portieren &
Vergrendeling" om de volgende
instellingen te maken: "Autoclose",
"Portieren Ontgrend./exit", "Lichten bij
afsluiten", "Claxon bij afsluiten", "Claxon
bij starten op afstand, "Externe
deurontgrendeling" (versies zonderPassive Entry), "Portieren Ontgrend."
(versies met Passive Entry), "Passive
Entry".
Versies met herconfigureerbaar
multifunctioneel display
Bij versies met een herconfigureerbaar
multifunctioneel display zijn uitsluitend
de volgende menuopties beschikbaar:
"Display" (alleen opties "Zie telefoon" en
"Zie navigatie" kunnen gekozen worden),
"Veiligheid" en "Veiligheid / Hulp" (alleen
optie "Geluidssterkte" kan gekozen
worden). Alle andere opties worden
weergegeven en beheerd op het
Uconnect™display van het systeem.
69
Belangrijke aanbevelingen voor het veilig
vervoeren van kinderen
Monteer de kinderzitjes op de
achterbank, omdat die plaats bij een
ongeval de meeste bescherming biedt.
Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes die tegen de rijrichting in
gemonteerd zijn, tot ze 3-4 jaar zijn.
Indien een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel is
gemonteerd, aan passagierszijde, dan
wordt geadviseerd de hoofdsteun te
verwijderen (zie de procedure beschreven
in de paragraaf "Hoofdsteun", hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig"). De
hoofdsteun moet weer goed op zijn plaats
gezet worden als er geen kinderzitje
gemonteerd is.
Als de passagiersairbag buiten werking
is gesteld, controleer dan of het speciale
lampje op het paneel op het dashboard
brandt om er zeker van te zijn dat deze
airbag daadwerkelijk is uitgeschakeld.
Volg de aanwijzingen die de producent
bij het kinderzitje geleverd heeft
zorgvuldig op. Bewaar deze aanwijzingen
samen met de overige documenten en dit
instructieboek in het voertuig. Gebruik
geen gebruikte kinderzitjes waarvan de
gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Elk kinderzitje is bedoeld voor slechts
één kind: vervoer nooit twee kinderen in
één zitje.
Controleer altijd of de gordel niet
langs de nek van het kind loopt.
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
Laat een kind nooit de het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of achter
zijn rug omleggen.
Vervoer kinderen nooit op schoot, ook
geen pasgeborenen. Niemand is in staat
om een kind vast te houden bij een
ongeval.
Na een ongeval moet het kinderzitje
door een nieuw exemplaar worden
vervangen.
BELANGRIJK
88)ZEER GEVAARLIJK Plaats NOOIT een
kinderzitje tegen de rijrichting in op de
passagiersstoel van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe
klein ook, kan de airbag ernstig letsel en
zelfs de dood van het kind tot gevolg
hebben. Het is raadzaam kinderen altijd in
kinderzitjes op de achterbank te
vervoeren: bij een ongeval biedt de
achterbank de meeste bescherming.89)Op de zonneklep is een etiket met
symbolen aangebracht dat eraan herinnert
dat de airbag verplicht uitgeschakeld moet
worden als een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
wordt gemonteerd. Neem altijd de
aanwijzingen op de zonneklep aan
passagierszijde in acht (zie de paragraaf
"Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) -
Airbag").
90)Mocht het toch nodig zijn om een kind
in een tegen de rijrichting in gemonteerd
kinderzitje op de passagiersstoel voor te
vervoeren, dan moeten de frontairbag en
zijairbag aan passagierszijde worden
uitgeschakeld via het hoofdmenu van het
display (zie de aanwijzingen in de
paragraaf ‘Display’, in het hoofdstuk
‘Kennismaking met het
instrumentenpaneel’), de uitschakeling
moet geverifieerd worden door te
controleren of de ledOFF op het
dashboard brandt. Bovendien moet de
passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voorkomen
dat het kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard.
91)Verplaats de voorste passagiersstoel of
de achterbank niet als er een kind op zit
of als het kind in een geschikt kinderzitje
zit.
140
VEILIGHEID
Uitschakeling van de airbags aan
passagierszijde: frontairbag en zijairbag
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel is
geplaatst, vervoerd moet worden, schakel
dan de frontairbag en de zijairbag aan de
passagierszijde uit. Schakel ze uit door
middel van het Menu weergegeven op het
display.
Op de dashboardbekleding bevinden zich
twee leds
OFFenON. Wanneer de
startinrichting op MAR wordt gezet, gaan
de twee led's enkele seconden branden.
Als dat niet gebeurt, neem dan contact
op met het Jeep Servicenetwerk.
Tijdens de eerste seconden geeft het
branden van de led niet de werkelijke
toestand van de passagiersbeschermingaan, maar heeft alleen tot doel om de
correcte werking ervan te controleren. Na
een test van enkele seconden zullen de
leds de beschermingsstatus van de
passagiersairbag aangeven.
Passagiersbescherming ingeschakeld:de
led
AANfig. 98 blijft branden.
Passagiersbescherming uitgeschakeld:de
led
OFFfig. 98 blijft branden.
De leds kunnen met verschillende
lichtsterkte branden, afhankelijk van de
voertuigcondities. De lichtsterkte kan
tijdens dezelfde sleutelcyclus variëren.
97J0A0190C
98J0A0922C
143
107)Als het startsysteem op MAR wordt
gezet en hetlampje niet gaat branden
of tijdens het rijden blijft branden, dan is
er mogelijk een storing in de
veiligheidssystemen; in dat geval kunnen
de airbags of gordelspanners niet in
werking treden bij een ongeval of, in een
zeer beperkt aantal gevallen, onbedoeld in
werking treden. Neem, alvorens verder te
rijden, onmiddellijk contact op met het
Jeep Servicenetwerk om het systeem te
laten controleren.
108)In sommige versies gaat in het geval
van een storing van de led
OFF(op de
plaat van het instrumentenpaneel) het
lampje
op het instrumentenpaneel
branden en worden de airbags aan de
passagierszijde uitgeschakeld. In sommige
versies gaat in het geval van een storing
van de led
ON(op de plaat van het
instrumentenpaneel) het lampjeop de
console branden.
109)Bedek bij voertuigen met zijairbags
de rugleuning van de voorstoelen niet met
extra hoezen.
110)Reis niet met voorwerpen op schoot
of voor de borst en houd niets in de mond
(pijp, pen, enz.): deze kunnen ernstig
letsel veroorzaken als de airbag in werking
treedt.111)Laat na diefstal of poging tot
diefstal, vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Jeep
Servicenetwerk controleren.112)Als de contactsleutel in stand MAR
staat, ook wanneer de motor is afgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Daarom mag, wanneer de
passagiersairbag is ingeschakeld, en ook
al staat de auto stil, GEEN tegen de
rijrichting in gemonteerd kinderzitje op de
voorstoel gemonteerd worden. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen, kan
dit leiden tot ernstig letsel en zelfs tot de
dood van het kind. Daarom moet de
passagiersairbag altijd uitgeschakeld
worden als een kinderzitje tegen de
rijrichting in gemonteerd wordt op de
voorste passagiersstoel. Bovendien moet
de voorste passagiersstoel zo ver mogelijk
naar achteren zijn geschoven om te
voorkomen dat het kinderzitje eventueel in
aanraking komt met het dashboard.
Schakel de passagiersairbag onmiddellijk
weer in als het kinderzitje is verwijderd.
Onthoud ten slotte dat als het
startsysteem in de STOP-stand staat, bij
een botsing geen enkel veiligheidssysteem
(airbag of gordelspanners) wordt
geactiveerd; het is dus geen
systeemstoring als deze systemen in deze
gevallen niet worden ingeschakeld.
147
Stuurwiel..................29
Symbolen..................4
Tanken..................188
Tanken in een noodgeval.......190
Tankprocedure.............190
TC (systeem)...............104
Tijdregeling uitschakeling
koplampen...............34
Tips voor behoud van de
carrosserie..............269
Tips, bediening en algemene
informatie...............308
TireKit...................224
TPMS...................115
TSC (systeem)..............105
Uconnect 5 LIVE............310
Uconnect 7 HD LIVE.........326
Uconnect 8.4 HD Nav LIVE.....343
Veiligheidsgordels...........120
Velgen en banden...........277
Versie met LPG-systeem........58
Vierwielaandrijving...........162
Vloeistoffen en smeermiddelen . . .297
Vulinhouden...............292
Wielen..................277
Wielen en banden...........267
Zekeringen (vervangen)........208
Zijairbags.................145
Zwaar Gebruik Van De Auto.....238