WAARSCHUWING VOOR OMSLAAN
Het risico van omslaan is bij off-road voertuigen aanzienlijk groter dan bij andere voertuigtypes. Het voertuig heeft een grotere
bodemspeling en een hoger zwaartepunt in vergelijking met veel andere voertuigen voor het vervoeren van passagiers, zodat het
betere prestaties kan leveren in een breed scala van off-road toepassingen. In ieder geval kan een gevaarlijke rijstijl het risico om
controle over het voertuig te verliezen vergroten.
Het voertuig is vanwege het hogere zwaartepunt gevoeliger voor omslaan indien de bestuurder de controle verliest.
Vermijd daarom scherpe bochten of andere onveilige rijomstandigheden die kunnen leiden tot verlies van controle over het voertuig.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregelen kan leiden tot ongevallen, het omslaan van het voertuig en ernstig of dodelijk
letsel. Rijd voorzichtig.
De belangrijkste oorzaak van ernstig of dodelijk letsel is het niet dragen van veiligheidsgordels door bestuurder en passagiers. In het
geval van omslaan kan een passagier die de veiligheidsgordel niet heeft omgelegd veel eerder dodelijk gewond raken dan een
passagier die de gordel correct heeft omgelegd. Leg de veiligheidsgordels altijd om.
“CYBERSECURITY” APPARATENDe auto is uitgerust met veiligheidsapparatuur ontwikkeld volgens de technologische normen die momenteel worden toegepast in de
auto-industrie om de elektronica aan boord te beschermen tegen hackpogingen. Het doel van deze veiligheidsapparatuur is het
risico op cyberaanvallen, of de installatie van virussen of malware te minimaliseren, die de prestaties van de auto in gevaar zouden
kunnen brengen en/of zouden kunnen toestaan dat er persoonsgegevens van de kopers en/of gebruikers gestolen kunnen worden
en/of bovenstaande informatie onbevoegd verspreid wordt.
De koper van de auto mag deze veiligheidsapparatuur niet verwijderen, modificeren of aanpassen. De fabrikant is niet aansprakelijk
voor negatieve gevolgen en/of schade aan het voertuig en/of de koper en/of derden afgeleid van de verwijdering, verandering of
modificatie van de veiligheidsapparatuur verricht door de koper en/of de gebruiker.
VERANDERINGEN/WIJZIGINGEN AAN HET VOERTUIG
BELANGRIJK Elke verandering of wijziging aan het voertuig kan ernstige negatieve invloed hebben op de veiligheid en de wegligging
ervan, hetgeen kan leiden tot ongevallen waarbij de inzittenden zelfs dodelijk gewond kunnen raken.
WAARSCHUWINGEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
Tijdens het lezen van dit Instructieboek zult u een reeksWAARSCHUWINGENaantreffen om handelswijzen te voorkomen die tot
schade aan uw voertuig zouden kunnen leiden.
Er zijn ookVOORZORGSMAATREGELENdie zorgvuldig moeten worden opgevolgd om onjuist gebruik van de onderdelen van het voertuig
te voorkomen, die zouden kunnen leiden tot ongevallen of letsel.
Daarom moeten alleWAARSCHUWINGENenVOORZORGSMAATREGELENaltijd zorgvuldig in acht genomen worden.
WAARSCHUWINGENenVOORZORGSMAATREGELENworden in de tekst aangegeven met de volgende symbolen:
veiligheid van de inzittenden;
veiligheid van het voertuig;
milieubescherming.
OPMERKING Deze symbolen zijn, indien nodig, naast de titel of aan het einde van elke regel weergegeven en gevolgd door een
getal. Dat getal heeft betrekking op de overeenkomstige waarschuwing aan het einde van het betreffende deel.
VERSIE MET LPG-SYSTEEM
(indien aanwezig)
29) 30)
14) 15) 16)
INLEIDING
De LPG-uitvoering heeft twee
brandstoftoevoersystemen: een voor
benzine en een voor LPG.
PASSIEVE VEILIGHEID / ACTIEVE
VEILIGHEID
Alhoewel het LPG-systeem talrijke
veiligheidsvoorzieningen heeft, wordt
geadviseerd als volgt te werk te gaan als
de auto lange tijd niet gebruikt wordt of
als de auto verplaatst wordt in een
noodgeval na pech of een ongeval:
draai de bevestigingselementen A
fig. 59 los, verwijder dan het deksel B;
draai de LPG-kraan dicht door de ring
Crechtsom te draaien;
zet het deksel terug en draai de
bevestigingen weer vast.
59J0A0932C60J0A0933C
58
WEGWIJS IN UW AUTO
Waarschuwingslampje Wat het betekent
STORING AIRBAG
Als het lampje permanent blijft branden, dan is er een storing in het airbagsysteem. Op het display
verschijnt een speciaal bericht.
33)
VEILIGHEIDSGORDELS NIET VASTGEMAAKT
Het lampje gaat continu branden wanneer bij stilstaande auto de veiligheidsgordel aan bestuurders- en
passagierszijde (indien een passagier aanwezig is) niet is omgelegd. Het lampje gaat knipperen en er
klinkt een geluidssignaal als het voertuig rijdt en de veiligheidsgordel van de bestuurder of de passagier
voorin (indien aanwezig) niet goed is vastgemaakt.
Maak in dat geval de veiligheidsgordel vast.
BELANGRIJK
33)Als hetwaarschuwingslampje niet dooft wanneer de startinrichting naar MAR wordt gedraaid of als het blijft branden tijdens het
rijden (terwijl er ook een bericht op het display wordt weergegeven), dan kan er iets mis zijn met de veiligheidssystemen; in dat geval
worden de airbags misschien niet opgeblazen of werken de gordelspanners niet goed indien een ongeval optreedt of, in een zeer beperkt
aantal gevallen, werken ze op het verkeerde moment. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Jeep Servicenetwerk alvorens
verder te rijden.
34)Een storing van het waarschuwingslampje
wordt aangegeven door het inschakelen van het pictogramop het instrumentenpaneel.
In dergelijke gevallen kan het lampje mogelijk geen storingen in de veiligheidssystemen aangeven. Laat het systeem onmiddellijk
controleren door het Jeep Servicenetwerk alvorens verder te rijden.
73
34)
Belangrijke opmerkingenHet systeem is niet ontworpen om
botsingen te voorkomen en kan mogelijke
omstandigheden die tot een ongevalleiden niet van te voren detecteren. Het
niet in acht nemen van deze
waarschuwing kan leiden tot ernstig of
dodelijk letsel.
Het systeem kan in werking treden,
door de door de auto gevolgde baan te
beoordelen, vanwege de aanwezigheid
van reflecterende metalen voorwerpen
die geen voertuigen zijn, zoals vangrails,
verkeersborden, slagbomen voor
parkeerzones, tolpoorten,
spoorwegovergangen, poorten,
spoorwegen, voorwerpen in de buurt van
wegwerkzaamheden of voorwerpen die
zich hoger dan de auto bevinden (bijv.
een viaduct). Op dezelfde manier kan het
systeem in werking treden binnen
parkeergarages met meerdere
verdiepingen of tunnels, of wegens een
schittering op het wegdek. Deze
mogelijke activeringen volgen de normale
werkingslogica van het systeem en
duiden dus niet op een storing.
Het systeem is uitsluitend ontworpen
voor gebruik op verharde wegen. Als de
auto off-road wordt gebruikt, dan moet
het systeem uitgeschakeld worden om
onnodige waarschuwingen te voorkomen.Als de modus 4WD LOW wordt gekozen,
wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld. De automatische
uitschakeling wordt gesignaleerd door de
activering van het betreffende
waarschuwingslampje/pictogram op het
instrumentenpaneel.
Het systeem is alleen actief wanneer
er geen aanhangwagen is aangesloten op
de originele trekhaak.
TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System)
(indien aanwezig)
73) 74) 75) 76) 77) 78) 79)42)
Het TPMS (Tyre Pressure Monitoring
System) signaleert de lage
bandenspanning op basis van de koude
bandenspanning aangegeven in
hoofdstuk “Technische gegevens”.
Het systeem bestaat uit een
RF-zendersensor, gemonteerd op elk wiel
(op de velg in de band), die gegevens
over de bandenspanning van elke band
verzendt naar de regelmodule.
76J0A0083C
115
77J0A0336C
worden ingedrukt, en moet de handgreep
naar beneden geschoven worden.
De hoogteregelaar beweegt omhoog
zonder de twee knoppen A in te hoeven
drukken.
Stel de hoogte van de veiligheidsgordel
altijd zodanig af dat hij de persoon die
hem draagt goed past: deze
voorzorgsmaatregel kan het risico op
letsel in geval van een aanrijding
aanzienlijk beperken.
De gordel is goed afgesteld als hij
halverwege tussen de nek en het uiteinde
van de schouder ligt.
BELANGRIJK
80)Druk nooit op knop C fig. 78 tijdens
het rijden.
81)Onthoud dat passagiers op de
achterbank die geen gordel dragen bij een
ongeval blootgesteld worden aan een groot
risico en bovendien een gevaar opleveren
voor de inzittenden voorin.
82)Stel de veiligheidsgordels af wanneer
de auto stil staat.
83)Controleer na de hoogteafstelling altijd
of de beugel, waaraan de ring is bevestigd,
in één van de vaste standen is
geblokkeerd. Om dit te doen, met knop A
fig. 80 losgelaten, iets meer druk omlaag
uitoefenen om het
vergrendelingsmechanisme vast te laten
klikken als dit niet in een van de van te
voren ingestelde standen gebeurd is.
SBR-SYSTEEM (Seat Belt
Reminder)
Het SBR-systeem waarschuwt de
passagiers op de voorstoel en achterbank
(indien aanwezig) als hun
veiligheidsgordel niet is omgelegd.
Het systeem signaleert niet vastgemaakte
veiligheidsgordels met visuele
waarschuwingen (waarschuwingslampjes
branden op het instrumentenpaneel en
pictogrammen op het display) en een
akoestisch waarschuwingssignaal (zie de
volgende paragrafen).
OPMERKING Om het geluidssignaal
permanent uit te laten schakelen naar
een werkplaats van het Jeep
Servicenetwerk gaan. Het geluidssignaal
kan op ieder moment via het menu van
het display opnieuw worden ingeschakeld
(zie paragraaf "Display" in het hoofdstuk
“Kennismaking met het
instrumentenpaneel”).
Gedrag waarschuwingslampje
veiligheidsgordel voor
Wanneer de startinrichting naar MAR
wordt gedraaid, gaat het
waarschuwingslampje
(fig. 81 ) enkele
seconden branden, ongeacht de status
van de veiligheidsgordels voor.
Bij stilstaande auto, als de
veiligheidsgordel aan bestuurders- of
80J0A0151C
121
GORDELSPANNERS
84) 85) 86) 87)43)
Het voertuig is uitgerust met
veiligheidsgordels voor met
gordelspanners die bij een heftige
frontale botsing de gordel enige
centimeters aantrekken. Op die manier
worden de inzittenden veel beter op hun
plaats gehouden en wordt de voorwaartse
beweging geperkt.
Het blijkt dat de gordelspanners hebben
gewerkt als de gordel niet meer opgerold
wordt.
Het voertuig is ook uitgerust met een
tweede gordelspanner (gemonteerd bij de
dorpellijst). De activering hiervan kan
herkend worden aan de verkorting van de
metalen kabel.
Tijdens de inwerkingtreding van de
gordelspanner kan er wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk
en duidt niet op brandgevaar.
De gordelspanner behoeft geen
onderhoud of smering: elke verandering
van de oorspronkelijke conditie zal de
werking ervan benadelen.
Als de gordelspanner door uitzonderlijke
natuurlijke gebeurtenissen (bijv.
overstromingen, vloedgolven enz.) met
water en/of modder in contact is geweest,
neem dan contact op met het JeepServicenetwerk om hem te laten
vervangen.BELANGRIJK Voor een maximale
bescherming door de gordelspanners
moet de veiligheidsgordel zo worden
omgelegd dat hij goed op borst en
bekken aansluit.
KRACHTBEGRENZERS
Voor een nog betere bescherming van de
inzittenden bij een ongeval, zijn de
oprolautomaten van de veiligheidsgordels
van de voorstoelen voorzien van een
krachtbegrenzer die bij een frontale
aanrijding de piekbelasting op de borst
en schouders beperkt.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
VOOR HET GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Neem alle plaatselijke wettelijke
voorschriften met betrekking tot het
gebruik van veiligheidsgordels in acht en
zorg ervoor dat ook de overige inzittenden
dit doen. Leg de veiligheidsgordel altijd
om alvorens weg te rijden.
Ook zwangere vrouwen moeten de
veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren kind
wordt het risico op verwondingen bij een
ongeval fors ingeperkt als de gordel wordt
gedragen.Natuurlijk moeten zwangere vrouwen wel
het onderste deel van de gordel lager
omleggen, zodat de gordel over het
bekken en onder de buik komt fig. 84.
Naar gelang de zwangerschap verder
gevorderd is, moet de bestuurder zowel
de stoel als het stuurwiel zodanig
verstellen dat volledige controle over het
voertuig mogelijk is (pedalen en stuurwiel
moeten gemakkelijk bereikbaar zijn). De
maximale speling tussen de buik en het
stuurwiel moet aangehouden worden.
Zorg dat de gordelband nooit gedraaid is.
Het bovenste gordelgedeelte moet over
de schouder en schuin over de borst
liggen fig. 85. Het onderste
gordelgedeelte moet over het bekken en
dus niet over de buik van de inzittende
84J0A0148C
124
VEILIGHEID
liggen. Steek nooit voorwerpen
(wasknijpers, klemmen enz.) tussen de
gordel en het lichaam van de inzittende.
Elke gordel kan slechts een enkele
persoon beschermen. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden
met één veiligheidsgordel voor beiden
fig. 86. Steek geen enkel voorwerp
tussen de gordel en het lichaam van een
inzittende.
GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS
Volg voor het juiste onderhoud van de
veiligheidsgordels de volgende
aanwijzingen op:
zorg er altijd voor dat de gordel goed
uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of de oprolautomaat niet
haperend werkt;
controleer de werking van het
veiligheidsgordelmechanisme als volgt:
maak de gordel vast en trek snel aan de
gordel;
vervang de gordels na een ongeval, ook
al lijken ze niet beschadigd. Vervang de
gordels ook steeds als de gordelspanners
werden geactiveerd;
zorg dat er geen vocht in de
oprolautomaat komt: de goede werking
ervan is alleen gegarandeerd als ze droog
blijven;
vervang de gordels als ze sporen van
slijtage of beschadiging vertonen.
BELANGRIJK
84)De gordelspanner is voor éénmalig
gebruik bestemd. Neem contact op met
het Jeep Servicenetwerk om hem te laten
vervangen nadat hij in werking is
getreden.
85)Het demonteren of aanpassen van
onderdelen van de veiligheidsgordel of
gordelspanner is ten strengste verboden.
Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door
gekwalificeerd en bevoegd personeel.
Neem altijd contact op met het Jeep
Servicenetwerk.
85J0A0149C
86J0A0150C
125