DE SLEUTELS
SLEUTEL MET
AFSTANDSBEDIENING
1)1)1)
Met de metalen baard A fig. 4 van de
sleutel kunnen de volgende sloten
bediend worden:
het contactslot;het portierslot.
Druk op knop B om de metalen baard
in/uit te klappen.
ELEKTRONISCHE SLEUTEL(versies met "Keyless Enter-N-Go"
systeem)
Bij versies uitgerust met "Keyless
Enter-N-Go" systeem, heeft het voertuig
een elektronische sleutelfig. 5, waarvan
twee exemplaren worden geleverd.
Druk kort op knop
: ontgrendeling van
de portieren en bagageruimte,
tijdgestuurde inschakeling
binnenverlichting en dubbel knipperen
van de richtingaanwijzers (indien
aanwezig).
Druk kort op knop
: vergrendeling van
de portieren en de bagageruimte met
plafondverlichting uit en eenmaalknipperen van de richtingaanwijzers
(indien aanwezig).
Druk op knop
: opening op afstand
van de bagageruimte (om de
bagageruimte te openen de knop
tweemaal snel achter elkaar indrukken).
Druk op knop
: op afstand
inschakelen van de koplampen,
gedurende maximaal 90 seconden.
Druk nogmaals op knop
of na afloop
van de 90 seconden, de eerder
ingeschakelde lichten gaan uit (als de
parkeerlichtfunctie al was ingeschakeld
dan blijft dat zo). Als, na verloop van
90 seconden, knop
wordt ingedrukt,
blijven de koplampen en de stadslichten
nog 30 seconden langer branden.
VERZOEK OM EXTRA SLEUTELS
Als een nieuwe sleutel met
afstandsbediening nodig is, ga dan naar
een Jeep Servicepunt en neem een
identiteitsbewijs en de
eigendomsdocumenten van het voertuig
mee.
4J0A0181C
5J0A0315C
16
WEGWIJS IN UW AUTO
verschillende bedieningstoetsen op het
dashboard worden verlicht wanneer de
buitenverlichting wordt ingeschakeld.
AUTOMATISCHE FUNCTIE(Schemersensor)
(waar aanwezig)
Dit is een infrarood-ledsensor die samen
met de regensensor werkt en die zich op
de voorruit bevindt. Deze kan variaties in
het buitenlicht detecteren op basis van
de lichtgevoeligheid en past het Menu
van het display of hetUconnect™
systeem aan.
Hoe hoger de gevoeligheid, des te minder
buitenlicht is er nodig om de verlichting
in te schakelen.
Functie inschakelen: draai de
lichtschakelaar naar AUTO.
Functie uitschakelen: draai de
lichtschakelaar naar een andere stand
dan AUTO.
BELANGRIJK Deze functie kan alleen
worden ingeschakeld met de
startinrichting in stand MAR.
DIMLICHT
Draai, met de contactsleutel in de stand
MAR, de draaischakelaar op. Als het
dimlicht ingeschakeld wordt, worden de
dagrijlichten uitgeschakeld en worden
het stadslicht, het dimlicht en dekentekenplaatverlichting ingeschakeld.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
DAGRIJLICHTEN (DRL)“Dagrijlichten”
(indien aanwezig)
19) 20)
Met de startinrichting op MAR gedraaid
en de lichtschakelaar in standO
gedraaid, gaan de stadslichten/
dagrijlichten automatisch aan; de andere
lichten en de binnenverlichting blijven
uit.
De dagrijlichten wordt tijdelijk
gedeactiveerd wanneer de
richtingaanwijzers geactiveerd worden.
Wanneer de richtingaanwijzers
gedeactiveerd worden, zal de
dagrijverlichting weer geactiveerd
worden.
MISTVOORLICHTEN(indien aanwezig)
Druk, met de contactsleutel op MAR en
met ingeschakeld stadslicht en dimlicht,
op schakelaar
om de mistvoorlichten
in te schakelen.
Om de mistvoorlichten uit te schakelen
nogmaals op de schakelaar drukken of
deze naar standOdraaien.“Cornering Lights” (flanklichten)
De functie wordt geactiveerd met het
grootlicht ingeschakeld bij een snelheid
lager dan 40 km/h - bij brede hoeken van
de wielomwentelingen of bij het
schakelen van de richtingaanwijzer gaat
er een lampje branden (ingebouwd in het
voorste mistlicht), die naar de zijde
verwijst waarnaar gedraaid wordt en de
zichthoek in het donker verlengt.
MISTACHTERLICHT
Druk, met de contactsleutel op MAR
gedraaid, op de knopom het licht
in/uit te schakelen.
Het mistachterlicht gaat alleen branden
als het dimlicht of de mistlampen voor
zijn ingeschakeld. Het licht wordt
uitgeschakeld door op knop
te drukken
of het dimlicht of de mistlampen voor uit
te schakelen.
PARKEERLICHTEN
Deze kunnen worden ingeschakeld door
de lichtschakelaarring naar destand
te draaien. Het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel gaat
branden.
BELANGRIJKE OPMERKING Selecteer
deze lichtschakelaarstand niet wanneer
de auto in beweging is, maar alleen om
aan te geven dat de auto is geparkeerd
wanneer voorgeschreven door de
33
schakelen, de ring van de schakelaar
naar standdraaien.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de linkerhendel A fig. 32 in de
(stabiele) stand:
omhoog: wordt de richtingaanwijzer
rechts ingeschakeld;
omlaag: wordt de richtingaanwijzer
links ingeschakeld.
"Rijbaanwissel"-functie
Zet, als u het verwisselen van rijstrook
wilt aangeven, de linkerhendel korter dan
een halve seconde in de instabiele stand.
De richtingaanwijzer aan de gekozen kant
knippert vijf maal en wordt vervolgens
automatisch uitgeschakeld.
INSTAPVERLICHTING
Met de contactsleutel op MAR activeert
deze functie bij elke ontgrendeling van
de auto met de afstandsbediening of het
“Passive Entry”-systeem (indien
aanwezig) 25 seconden lang de
stadslichten en de
kentekenplaatverlichting.
De inschakeling van functie kan via het
displaymenu of hetUconnect™-systeem
geregeld worden.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld als de activeringstijd
(25 seconden) is verstreken of wanneer
de portieren weer worden vergrendeld,ofwel wanneer de contactsleutel op een
andere stand dan MAR wordt gedraaid.
HOOGTEREGELING KOPLAMPEN
Afstelling koplampen
Deze werkt alleen met de startinrichting
in de stand MAR en ingeschakeld
dimlicht.
Om af te stellen aan de schakelaar A
fig. 33 draaien, die zich aan de
linkerkant van het instrumentenpaneel
(versies met stuur links) of aan de
rechterkant (versies met stuur rechts)
bevindt.
Stand 0: een of twee personen op de
voorstoelen;
Stand 1: 4 personenStand 2: 4 personen + bagage in
bagageruimte
Stand 3: Bestuurder + maximaal
toegestane belading in de bagaeruimte
BELANGRIJK Controleer de stand van
de lichtbundel van de koplampen elke
keer wanneer het gewicht van de
belading veranderd is.
INSTELLING LICHTSTERKTE
INSTRUMENTENPANEEL EN
SYMBOLEN
BEDIENINGSTOETSEN
De draaischakelaar bevindt zich aan de
linkerkant (versies met stuur links) of aan
de rechterkant (versies met stuur rechts)
van het dashboard.
Draai, met ingeschakeld stadslicht of
koplampen, ringmoer B fig. 33 omhoog
om de lichtsterkte van het
instrumentenpaneel en de symbolen op
de bedieningstoetsen te verhogen, of
draai de ring omlaag om de lichtsterkte
te verlagen.
33J0A0889C
35
Groene controlelampjes
Waarschuwingslampje Wat het betekent
STADSLICHT EN DIMLICHT
Het lampje gaat branden wanneer het stadslicht of het dimlicht worden ingeschakeld.
Met deze functie kunnen de koplampen gedurende 30, 60 of 90 seconden blijven branden nadat de
startinrichting in de stand STOP werd gezet (functie "Follow me").
AUTOMATISCHE INSCHAKELING GROOTLICHT KOPLAMPEN
Dit lampje gaat branden wanneer het grootlicht automatisch wordt ingeschakeld.
MISTLAMPEN
Dit lampje gaat branden wanneer de mistlampen voor worden ingeschakeld.
81
LampenType Vermogen
Stadslicht voor/Dagrijlichten (D.R.L.) P21/5W 21/5W
Stadslicht achter / remlichten P21W 21 W
Dimlicht/grootlicht (halogeen) H4 60/55W
Koplampen grootlicht/dimlicht (Xenon gasontladingslampen) D5S 25 W
Richtingaanwijzers voorPY21W 21 W
Richtingaanwijzers achterW16W 16 W
Richtingaanwijzers zijkant (voor en op de buitenspiegel) WY5W 5 W
3e remlichtled –
KentekenverlichtingW5W 5 W
MistlampenH11 55 W
MistachterlichtW16W 16 W
AchteruitrijlichtW16W 16 W
Plafondverlichting voorC5W 5 W
200
NOODGEVALLEN
verwijder de elektrische stekkers C
fig. 144;
draai linksom (linker lichtunit) of
rechtsom (rechter lichtunit) en verwijder
de lamp en de lamphouders fig. 145: D
= stadslichten/dagrijlichten (DRL), E =
richtingaanwijzers;
vervang de doorgebrande lamp: om
deze te verwijderen, voorzichtig
indrukken (1 fig. 146 ) en tegelijkertijd
linksom draaien (2);
plaats de nieuwe lamp, door erop te
drukken fig. 146 en hem rechtsom
draaien, controleer of hij goed
vergrendeld is;
plaats vervolgens de lamp en de
lamphouderunit in de respectievelijke
zittingen en draai ze vervolgens linksom
(rechterzijde) en rechtsom (linkerzijde),
controleer of ze goed vergrendeld zijn;
sluit de elektrische stekkers weer aan;zet tenslotte inspectieklepje B
fig. 143 terug, door de
bevestigingsschroeven A volledig vast te
draaien.
Mistvoorlichten
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
draai de wielen volledig;
143J0A0211C
144J0A0306C
145J0A0263C
146J0A0264C
203