Page 25 of 352

het hoofdstuk "Uw voertuig leren ken-
nen" in uw instructieboekje voor meer
informatie.
• Druk op de vergrendeltoets op de
sleutelhouder.
3. Sluit eventuele geopende portieren.
Alarm uitschakelen
Het alarmsysteem kan op de volgende manie-
ren worden uitgeschakeld:
• Druk op de ontgrendeltoets op de sleutel-
houder.
• Pak de Passive Entry-portiergreep om het
portier te ontgrendelen, raadpleeg de para-
graaf "Portieren" in het hoofdstuk "Uw voer-
tuig leren kennen" in uw instructieboekje
voor meer informatie.
• Zet het contact uit de stand OFF om het
systeem te deactiveren.
OPMERKING:
• Het alarmsysteem kan niet worden in- of
uitgeschakeld via de slotcilinder van het
bestuurdersportier of de achterklepknop op
de sleutelhouder.• Het alarmsysteem blijft actief wanneer de
elektrisch bediende achterklep wordt ge-
opend. Als u op de achterklepknop drukt,
wordt het alarmsysteem niet uitgeschakeld.
Als iemand de auto binnendringt via de
achterklep en een portier opent, gaat het
alarm af.
• Als het alarmsysteem is geactiveerd, kunt u
de portieren niet ontgrendelen met de
schakelaars voor de centrale portiervergren-
deling in het interieur.
Het alarmsysteem is bedoeld om uw voertuig
te beveiligen. Er zijn echter omstandigheden
die een ongewenst alarm kunnen veroorza-
ken. Als een van de eerder beschreven proce-
dures voor het inschakelen van het alarm is
uitgevoerd, zal het alarmsysteem worden in-
geschakeld, ongeacht of u zich in het voertuig
bevindt. Wanneer u dan in de auto blijft zitten
en vervolgens een portier opent, gaat het
alarm af. Als deze situatie zich voordoet,
schakel dan het alarmsysteem uit.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd en
de accu wordt losgekoppeld, blijft het alarm-
systeem actief nadat de accu weer is aange-sloten; de buitenlampen knipperen en de
claxon geeft een geluidssignaal. Als deze
situatie zich voordoet, schakel dan het alarm-
systeem uit.
PORTIEREN
Keyless Enter-N-Go — Passive Entry
Het Passive Entry systeem is een uitbreiding
van het afstandsbedieningsysteem van het
voertuig en is een functie van Keyless Enter-
N-Go — Passive Entry. Met deze functie kunt
u de portieren en de brandstofvulklep van het
voertuig vergrendelen en ontgrendelen zon-
der dat u op de vergrendel- en ontgrendel-
knoppen van de sleutelhouder hoeft te druk-
ken.
OPMERKING:
• Passive Entry kan geprogrammeerd worden
in de standen ON/OFF (aan/uit). Raadpleeg
de paragraaf "Instellingen van Uconnect" in
het hoofdstuk "Multimedia" in het instruc-
tieboekje voor meer informatie.
23
Page 26 of 352

• Als u handschoenen draagt of als de por-
tiergreep met Passive Entry is natgeregend
of -gesneeuwd, is het mogelijk dat de ver-
grendeling minder gevoelig wordt en daar-
door langzamer reageert.
• Als de auto wordt ontgrendeld met Passive
Entry en er binnen 60 seconden geen por-
tier wordt geopend, worden de portieren
weer vergrendeld en het alarmsysteem, in-
dien aanwezig, ingeschakeld.
• De sleutelhouder kan mogelijk niet worden
gevonden door het Passive Entry-systeem
van het voertuig wanneer deze zich naast
een mobiele telefoon, laptop of andere
elektronische apparaten bevindt. Deze ap-
paraten kunnen het draadloze signaal van
de sleutelhouder blokkeren, waardoor de
Passive Entry-greep het voertuig niet kan
vergrendelen en ontgrendelen.
• Passive Entry activeert verlichting bij nade-
ring gedurende de door de klant ingestelde
tijd (0, 30, 60 of 90 seconden) en knippert
de richtingaanwijzers. Raadpleeg de para-
graaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatieOntgrendelen vanaf de bestuurderszijde
Houd een geldige sleutelhouder met Passive
Entry binnen 1,5 m (5 ft) van de handgreep
van het bestuurdersportier en pak deze hand-
greep vast om het bestuurdersportier auto-
matisch te ontgrendelen.OPMERKING:
Als "alle portieren ontgrendelen met eerste
druk op de ontgrendelknop" is geprogram-
meerd, worden alle portieren ontgrendeld
wanneer u de handgreep van het bestuur-
dersportier vastpakt. Raadpleeg de paragraaf
"Instellingen van Uconnect" in het hoofdstuk
"Multimedia" in het instructieboekje voor
meer informatie over de keuze tussen "be-
stuurdersportier ontgrendelen met eerste
druk op de ontgrendelknop" en "alle portieren
ontgrendelen met eerste druk op de ontgren-
delknop".
Ontgrendelen vanaf de passagierszijde
Houd een bijbehorende sleutelhouder met
Passive Entry op minder dan 1,5 m (5 ft) van
de handgreep van het voorste passagierspor-
tier en pak deze handgreep vast om alle vier
de portieren en de achterklep automatisch te
ontgrendelen.
Pak de portiergreep vast om te
ontgrendelen
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
24
Page 27 of 352

OPMERKING:
Alle portieren worden ontgrendeld wanneer
de handgreep van het voorste passagierspor-
tier wordt vastgepakt, ongeacht de voorkeurs-
instelling van de portierontgrendeling ("1st
Press of Key Fob Unlocks" (bestuurderspor-
tier ontgrendelen met één druk op de ont-
grendelknop) of "Unlock All Doors 1st Press"
(alle portieren ontgrendelen met één druk op
de ontgrendelknop)).
Voorkomen dat de sleutelhouder met Passive
Entry per ongeluk in de auto wordt ingesloten
(FOBIK-Safe)
Om te voorkomen dat een sleutelhouder met
Passive Entry per ongeluk wordt ingesloten in
de auto, is het Passive Entry-systeem uitge-
rust met een automatische portierontgrende-
lingsfunctie, die in werking treedt wanneer
de contactschakelaar in de stand OFF staat.
FOBIK-Safe wordt alleen uitgevoerd in voer-
tuigen met Passive Entry. Er zijn drie situa-
ties waarin FOBIK-Safe wordt uitgevoerd in
een voertuig met Passive Entry:• Als een portier niet geheel is gesloten,
wordt een vergrendelverzoek gedaan door
een geldige sleutelhouder met Passive En-
try.
• Als een portier niet geheel is gesloten,
wordt een vergrendelverzoek gedaan door
de portiergreep met Passive Entry.
• Als het portier niet geheel is gesloten, wordt
een vergrendelverzoek gedaan door de
schakelaar in het portierpaneel.
Als een van deze situaties zich voordoet,
nadat alle geopende portieren zijn gesloten,
wordt FOBIK-Safe uitgevoerd. Als het een
sleutelhouder met Passive Entry in het voer-
tuig detecteert, wordt het voertuig ontgren-
deld en de bestuurder gewaarschuwd.
OPMERKING:
De portieren worden alleen ontgrendeld als
een geldige sleutelhouder met Passive Entry
in het voertuig is gedetecteerd. De portieren
worden niet ontgrendeld onder de volgende
omstandigheden:
• De portieren zijn handmatig vergrendeld
met de portiervergrendelknoppen.• U heeft drie keer geprobeerd de portieren te
vergrendelen met de schakelaar in het
bekledingspaneel en vervolgens de portie-
ren te sluiten.
• Als de achterklep wordt geopend en vervol-
gens alle 4 portieren worden vergrendeld,
wordt de sleutelhouder vergrendeld in het
voertuig als de achterklep gesloten wordt
en wordt de klant niet gewaarschuwd.
Achterklep ontgrendelen/openen
De ontgrendelfunctie voor de achterklep van
Passive Entry is ingebouwd in de handgreep
van de achterklep. Met een geldige sleutel-
houder met Passive Entry binnen 1,5 m (5 ft)
van de achterklep drukt u op de elektronische
ontgrendeling van de achterklep om deze in
één vloeiende beweging te openen.
Achterklep vergrendelen
Met een geldige sleutelhouder met Passive
Entry binnen 1,5 m (5 ft) van de achterklep
drukt u op de vergrendeltoets met Passive
Entry die zich rechts naast de handgreep van
de achterklep bevindt.
25
Page 28 of 352
OPMERKING:
Met de Passive Entry vergrendelknop van de
achterklep worden alle portieren en de ach-
terklep vergrendeld. De ontgrendelfunctie
voor de achterklep is ingebouwd in de elek-
tronische ontgrendeling van de achterklep.Portieren en achterklep van de auto vergrende-
len
Houd één van de sleutelhouders met Passive
Entry van het voertuig binnen 1,5 m (5 ft) van
de handgreep van het bestuurders- of passa-
giersportier en druk op de vergrendeltoets
met Passive Entry op de portiergreep aan de
buitenkant.OPMERKING:
Pak de portiergreep NIET vast wanneer u op
de vergrendelknop van de handgreep drukt.
Dit kan de portier(en) ontgrendelen.
Elektronische ontgrendeling van
achterklep/locatie van Passive Entry voor
achterklep
Druk op de knop om de portierkruk te
vergrendelen
Pak de portiergreep NIET vast tijdens het
vergrendelen
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
26
Page 29 of 352

OPMERKING:
• Nadat u de portiergreepknop hebt inge-
drukt, dient u twee seconden te wachten
voordat u de portieren kunt vergrendelen of
ontgrendelen met een Passive Entry-
portiergreep. Op deze wijze kunt u door aan
de portiergreep te trekken controleren of de
auto is afgesloten, zonder dat de auto rea-
geert en de portieren ontgrendelt.
• Als Passive Entry is uitgeschakeld via het
Uconnect systeem, blijft de toetsbeveili-
ging zoals beschreven in "Voorkomen dat de
sleutelhouder met Passive Entry per onge-
luk in het voertuig wordt ingesloten" actief/
functioneel.
• Het Passive Entry-systeem werkt niet als de
batterij van de sleutelhouder leeg is.
De portieren kunnen ook worden vergrendeld
met de vergrendelknop aan de binnenzijde
van de portieren.De portieren vergrendelen met een of
meer portieren open
Als op de schakelaar van de centrale portier-
vergrendeling is gedrukt terwijl het contact in
ACC of ON/RUN staat en het bestuurderspor-
tier is open, worden de portieren niet vergren-
deld.
Automatisch opnieuw vergrendelen
De automatische portiervergrendeling is
standaard ingeschakeld. Wanneer deze is in-
geschakeld, worden de portieren automatisch
vergrendeld zodra de rijsnelheid hoger is dan
24 km/u (15 mph). De automatische portier-
vergrendeling kan door uw erkende dealer in
of buiten werking worden gesteld. De auto-
matische portiervergrendeling kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld in de Uconnect
instellingen.
Kinderslot — achterportieren
Voor de veiligheid van kleine kinderen die op
de achterste zitplaatsen meerijden, zijn de
achterportieren voorzien van een kinderslot.Om het kinderslot in en uit te schakelen
opent u de achterportieren en draait u met
een platte schroevendraaier (of noodsleutel)
de draaiknop naar de stand lock of unlock
(vergrendelen of ontgrendelen). Als het sys-
teem is ingeschakeld, kunnen de achterpor-
tieren alleen vanaf de buitenzijde worden
geopend met de handgreep, zelfs als de ver-
grendelknop aan de binnenkant van het por-
tier in de ontgrendelde stand staat.
Functie van kinderslot
27
Page 30 of 352

STOELEN
Stoel met geheugenfunctie
Met de geheugenfunctie voor de stoel kunt u
twee verschillende standen voor de bestuur-
dersstoel, de buitenspiegel aan de bestuur-
derszijde en voorkeurzenders van de radio
opslaan. De knoppen voor het stoelgeheugen
bevinden zich op het bestuurdersportier.Ga als volgt te werk om een geheugenpositie in
te stellen:
1. Zet het contact van het voertuig in de
stand ON.
2. Pas alle instellingen van het geheugen-
profiel aan.
3. Druk kort op de insteltoets (S).
4. Druk binnen vijf seconden op de geheu-
genknop (1) of (2).
OPMERKING:
Voordat u uw sleutelhouder programmeert,
moet u de functie "Linking And Unlinking
The Remote Keyless Entry Key Fob To Me-
mory" (sleutelhouder met afstandsbediening
aan geheugen koppelen en ontkoppelen) se-
lecteren via het Uconnect systeem. Raad-
pleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.Een sleutelhouder programmeren met de ge-
heugenpositie:
1. Zet het contact van het voertuig in de
stand OFF.
2. Selecteer het gewenste geheugenprofiel:
1of2.
3. Druk kort op de knop S (set) op de geheu-
genschakelaar en druk vervolgens binnen
vijf seconden kort op de geheugenknop
(1) of (2).
4. Druk binnen 10 seconden kort op de ver-
grendelknop van de sleutelhouder.
Om de opgeslagen posities op te roepen,
drukt u op de geheugenknop (1) of (2) of
drukt u op de ontgrendeltoets op de gepro-
grammeerde sleutelhouder.
Functie Easy Entry/Exit
De geheugenstoel beschikt over een Easy
Entry/Exit-functie. Deze functie verstelt auto-
matisch de bestuurdersstoel, zodat de be-
stuurder gemakkelijker kan in- en uitstap-
pen.
Knoppen voor stoelgeheugen
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
28
Page 31 of 352

OPMERKING:
De functie Easy Entry/Easy Exit is af-fabriek
niet ingeschakeld. Om deze functie in (of
later weer uit) te schakelen, moet u "Easy Exit
Seats" (stoelen met Easy Exit) selecteren in
"Engine Off Options" (opties voor uitgescha-
kelde motor) in het Uconnect systeem.
Voor meer informatie raadpleegt u de para-
graaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje.
Verwarmde/geventileerde stoelen
Stoelverwarming voor
Als uw voertuig is uitgerust met stoelverwar-
ming vóór, bevinden de bedieningselementen
hiervan zich in het Uconnect systeem. U
vindt de bedieningstoetsen via het scherm
"Climate” (klimaat) of "Controls" (bedienings-
elementen).
• Druk eenmaal op de stoelverwarmingsknop
om de HI-instelling in te schakelen.
• Druk nogmaals op de stoelverwarmings-
knop
om de LO-instelling in te schake-
len.• Druk een derde maal op de stoelverwar-
mingsknop
om de verwarmingsele-
menten uit te schakelen.
Als de hoge stand (HI) is geselecteerd, scha-
kelt het systeem na ongeveer 60 minuten
continue werking automatisch naar de lage
stand (LO). Op dat moment verandert het
display van HI (hoge stand) in LO (lage
stand). De lage stand (LO) wordt na ongeveer
45 minuten automatisch uitgeschakeld
(OFF).
OPMERKING:
De stoelverwarming werkt uitsluitend wan-
neer de motor draait.
Uitvoeringen met op afstand bediend startsys-
teem
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stoelventilatie wordt ingeschakeld tijdens het
starten op afstand.
Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatie.WAARSCHUWING!
• Personen die geen pijn op de huid kun-
nen voelen als gevolg van ouderdom,
chronische ziekte, diabetes, rugletsel,
medicatie, alcoholgebruik, uitputting of
een andere lichamelijke conditie, moe-
ten voorzichtig zijn bij het gebruik van
de stoelverwarming. Deze kan zelfs bij
lage temperaturen brandwonden veroor-
zaken, met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
• Plaats geen voorwerpen op de zitting of
de rugleuning die warmte-isolerend wer-
ken, zoals een deken of kussen. Hierdoor
kan de stoelverwarming oververhit ra-
ken. Een oververhitte stoel kan leiden tot
ernstige brandwonden als gevolg van de
verhoogde oppervlaktetemperatuur van
de zitting.
Geventileerde voorstoelen
Als uw voertuig is uitgerust met stoelventila-
tie, bevinden zich in de stoelzitting en de
rugleuning ventilatoren die lucht uit het pas-
sagierscompartiment door kleine perforaties
in de stoelbekleding blazen, ter verkoeling
29
Page 32 of 352

van de bestuurder en voorpassagier bij hoge
omgevingstemperaturen. De ventilatoren
werken bij twee snelheden, HI (hoge snel-
heid) en LO (lage snelheid).
De schermtoetsen voor de stoelventilatie vóór
bevinden zich in het Uconnect systeem. U
vindt de bedieningstoetsen via het scherm
"Climate” (klimaat) of "Controls" (bedie-
ningselementen).
• Druk op de toets van de stoelventilatie
om HI (hoge stand) te kiezen.
• Druk een tweede keer op de toets van de
stoelventilatie
om LO (lage stand) te
kiezen.
• Druk een derde keer op de toets van de
stoelventilatie
om de stoelventilatie uit
te schakelen.
OPMERKING:
De stoelventilatie werkt uitsluitend wanneer
de motor draait.Uitvoeringen met op afstand bediend startsys-
teem
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stoelventilatie wordt ingeschakeld tijdens het
starten op afstand.
Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatie.
HOOFDSTEUNEN
Hoofdsteunen zijn ontworpen om het risico
van letsel te verlagen door de bewegingsvrij-
heid van het hoofd te beperken tijdens aan-
rijdingen van achteren. De hoofdsteunen
moeten zodanig worden afgesteld, dat de
bovenkant van uw oor zich onder de boven-
kant van de hoofdsteun bevindt.
WAARSCHUWING!
• Alle inzittenden, inclusief de bestuur-
der, mogen de auto niet besturen en niet
in de auto zitten totdat de hoofdsteunen
in de juiste stand staan om het risico op
nekletsel bij een botsing te minimalise-
ren.
• De hoofdsteunen mogen nooit worden
afgesteld tijdens het rijden. Rijden in
een auto zonder hoofdsteunen of met
onjuist afgestelde hoofdsteunen kan lei-
den tot ernstig of zelfs dodelijk letsel in
het geval van een aanrijding.
OPMERKING:
Draai de hoofdsteunen niet om (waardoor de
achterkant van de hoofdsteun naar voren
wordt gericht) in een poging om extra ruimte
te scheppen tussen de steun en de achter-
kant van uw hoofd.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
30