LET OP!
geadviseerd dat u uw voertuig naar uw
erkende dealer brengt om de werking van
de sensor te laten controleren.
— Waarschuwingslampje antiblok-
keerremsysteem (ABS)
Dit lampje is een indicator van het ABS-
systeem. Het lampje gaat branden wanneer u
het contact in de stand ON/RUN of ACC/ON/
RUN zet en kan daarna nog vier seconden
blijven branden.
Als het ABS-lampje tijdens het rijden blijft of
gaat branden, wijst dit erop dat het ABS-
gedeelte van het remsysteem niet functio-
neert en dat onderhoud zo snel mogelijk moet
worden uitgevoerd. Het gewone remsysteem
zal echter normaal functioneren ervan uit-
gaande dat het waarschuwingslampje rem-
systeem niet brandt.
Wanneer het ABS-lampje niet gaat branden
als het contact in de stand ON/RUN of ACC/
ON/RUN wordt gezet, moet het remsysteem
worden gecontroleerd door een erkende dea-
ler.
— Waarschuwingslampje laag brand-
stofpeil
Als het brandstofpeil is gezakt tot ongeveer
9,1 liter (2,4 gal), gaat dit lampje aan en
blijft het branden tot er brandstof wordt bij-
gevuld.
Een enkel waarschuwingssignaal klinkt bij
een laag brandstofpeil.
— Waarschuwingslampje onderhoud
Stop/Start-systeem — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden wan-
neer het Stop/Start-systeem niet correct
werkt en onderhoud noodzakelijk is. Neem
contact op met uw erkende dealer voor ser-
vice.
— Lampje Service Forward Collision
Warning (FCW) — indien aanwezig
Dit lampje gaat branden om aan te geven dat
er een storing aanwezig is in het Forward
Collision Warning-systeem. Neem contact op
met uw erkende dealer voor service. Raad-
pleeg de paragraaf "Forward Collision War-
ning (FCW)" in het hoofdstuk "Veiligheid" voor
meer informatie.
— Waarschuwingslampje laag niveau
ruitensproeiervloeistof — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
het peil van de ruitensproeiervloeistof laag is.
— Waarschuwingslampje storing
adaptieve cruisecontrol (ACC) — indien
aanwezig
Dit lampje gaat branden om aan te geven dat
er een storing aanwezig is in het ACC-
systeem. Neem contact op met uw erkende
dealer voor service. Voor meer informatie,
raadpleeg de paragraaf "Adaptieve cruise
control (ACC)" in het hoofdstuk "Starten en
rijden."
SERV4WD— Waarschuwingslampje onderhoud
vierwielaandrijving — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden om
aan te geven dat er sprake is van een storing
van het vierwielaandrijvingssysteem. Als het
lampje blijft branden of tijdens het rijden
gaat branden, duidt dit erop dat de vierwiel-
aandrijving niet correct werkt en moet wor-
den nagekeken. Wij raden u aan naar het
dichtstbijzijnde service center te rijden en de
auto onmiddellijk te laten repareren.
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
72
— Waarschuwingslampje voor de rij-
strookdetectie — indien aanwezig
Het waarschuwingslampje voor de rijstrook-
detectie gaat continu geel branden wanneer
het voertuig een rijstrookmarkering nadert.
Het waarschuwingslampje knippert wanneer
het voertuig over de rijstrookmarkering rijdt.
Raadpleeg de paragraaf "Rijstrookdetectie —
indien aanwezig" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" voor meer informatie.
— Waarschuwingslampje onderhoud
rijstrookdetectie — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden wan-
neer het LaneSense-systeem niet werkt en
onderhoud vereist. Bezoek een erkende dea-
ler.
— Waarschuwingslampje brandstofvul-
dop los — indien aanwezig
Dit waarschuwingslampje gaat branden als
de brandstofvuldop los zit. Sluit de vuldop
goed om het lampje te laten doven. Bezoek
een erkende dealer als het lampje blijft bran-
den.
Gele controlelampjes
— Gloeibougielampje — indien aan-
wezig
Dit voertuig blokkeert het starten wanneer de
omgevingstemperatuur lager is dan -30 °C
(-22 °F) en de afgelezen waarde van de olie-
temperatuursensor aangeeft dat geen motor-
blokverwarming is gebruikt. Het gloeibougie-
lampje gaat tijdens koud weer gedurende
maximaal tien seconden knipperen.
Als het voertuig is uitgerust met een blokver-
warmingskabelboom wordt het bericht "Plug
In Engine Heater" (motorverwarming aanslui-
ten) weergegeven in de instrumentengroep
wanneer de omgevingstemperatuur lager is
dan -15 °C (5 °F) op het moment dat de
motor wordt uitgeschakeld als herinnering
om mogelijke vertragingen bij het starten bij
de volgende koude start te voorkomen.
— Controlelampje laag niveau Diesel
Exhaust Fluid (DEF) — indien aanwezig
Het controlelampje laag niveau Diesel Ex-
haust Fluid (DEF) gaat branden wanneer er
weinig Diesel Exhaust Fluid (DEF) in de auto
aanwezig is. Raadpleeg "Starten en rijden"
voor meer informatie hierover.
— Controlelampje water in brandstof
— indien aanwezig
De indicator "Water in brandstof" brandt als
water wordt gedetecteerd in het brandstoffil-
ter. Als dit lampje blijft branden, mag u de
auto NIET starten voordat u het water uit het
brandstoffilter hebt afgetapt om schade aan
de motor te voorkomen. Raadpleeg de para-
graaf "Brandstof aftappen/
waterscheidingsfilter" in “Dealer Service” in
het hoofdstuk "Service en onderhoud" voor
meer informatie.
Controlelampje Forward Collision War-
ning uit — indien aanwezig
Dit lampje geeft aan dat Forward Collision
Warning is uitgeschakeld.
73
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN . .80
Antiblokkeersysteem (ABS).........80
Elektronisch remregelsysteem.......81
ONDERSTEUNENDE RIJSYSTE-
MEN......................93
Dodehoekbewaking..............93
Forward Collision Warning (FCW).....94
Bandenspanningscontrolesysteem....96
BEVEILIGINGSSYSTEMEN VOOR
INZITTENDEN..............101
Beveiligingssystemen voor inzittenden .101
Belangrijke veiligheidsmaatregelen . . .101
Veiligheidsgordelsystemen........102
Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) . .110
Kinderzitjes — Kinderen veilig
vervoeren...................121Vervoer van huisdieren...........133VEILIGHEIDSTIPS...........134
Passagiers vervoeren............134
Uitlaatgas...................134
Aanbevolen veiligheidscontroles
in de auto..................135
Veiligheidscontroles buiten de auto . . .137
VEILIGHEID
79
RCP-systeem heeft nu naar links en rechts
vrij zicht op passerende voertuigen en zal de
bestuurder waarschuwen wanneer een voer-
tuig nadert. Wanneer het RCP-systeem actief
is en naar de achteruitversnelling is gescha-
keld, wordt de bestuurder gewaarschuwd
door zowel visuele als geluidssignalen, terwijl
ook het volume van de radio wordt verlaagd.
Raadpleeg de paragraaf "Dodehoekbewaking"
in het hoofdstuk "Veiligheid" in het instruc-
tieboekje voor meer informatie.
Bedrijfsmodi
In het Uconnect systeem kunnen drie be-
drijfsmodi worden geselecteerd. Raadpleeg
de paragraaf "Instellingen van Uconnect" in
het hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje voor meer informatie.
Dodehoekwaarschuwing, alleen lampjes
Als de modus Dodehoekwaarschuwing actief
is, geeft de dodehoekbewaking een visuele
waarschuwing in de desbetreffende buiten-
spiegel wanneer een object wordt gedetec-
teerd. Wanneer het systeem echter in de
modus Rear Cross Path (RCP) werkt, zal zo-
wel een visuele als geluidswaarschuwing wor-den gegeven wanneer een object wordt gede-
tecteerd. Wanneer een geluidssignaal moet
worden gegeven, wordt de radio gedempt.
Dodehoekwaarschuwing, lampjes/
geluidssignaal
Wanneer de modus Dodehoekwaarschuwing,
lampjes/geluidssignaal actief is, geeft de do-
dehoekbewaking een visuele waarschuwing
in de desbetreffende buitenspiegel wanneer
een object wordt gedetecteerd. Als vervol-
gens de richtingaanwijzer wordt ingescha-
keld aan de zijde van de auto waarvoor een
waarschuwing geldt, zal ook een geluidssig-
naal klinken. Wanneer de richtingaanwijzer is
ingeschakeld en tegelijkertijd aan dezelfde
zijde van de auto een object wordt gedetec-
teerd, wordt zowel de visuele waarschuwing
als geluidssignaal (weer)gegeven. Tegelijker-
tijd met de weergave van het geluidssignaal
wordt het geluid van de radio (indien inge-
schakeld) gedempt.
OPMERKING:
Bij een geluidssignaal van de dodehoekbewa-
king wordt het geluid van de radio gedempt.Wanneer het systeem echter in RCP-modus
werkt, zal zowel een visuele als geluidswaar-
schuwing worden gegeven wanneer een ob-
ject wordt gedetecteerd. Wanneer een ge-
luidssignaal moet worden gegeven, wordt ook
de radio gedempt. Signaalstatus
richtingaanwijzers/
waarschuwingsknipperlicht wordt genegeerd;
de RCP-status vereist altijd het geluidssig-
naal.
Dodehoekwaarschuwing uit
Als de dodehoekbewaking is uitgeschakeld,
worden er geen visuele of geluidssignalen
weergegeven door het dodehoekbewakings-
of RCP-systeem.
OPMERKING:
De dodehoekbewaking slaat de huidige be-
drijfsmodus op wanneer de contactschake-
laar wordt uitgezet. Tijdens het starten van de
auto wordt de laatst opgeslagen modus opge-
roepen en geactiveerd.
Forward Collision Warning (FCW)
Met het systeem Forward Collision Warning
(FCW) ontvangt de bestuurder geluidssigna-
len en visuele waarschuwingen op het display
VEILIGHEID
94
Meer dynamische of agressieve bestuurders
die frequente waarschuwingen willen vermij-
den, zullen de voorkeur hebben voor deze
instelling.
OPMERKING:
Door de status van actief remmen te veran-
deren in "off" (uit) voorkomt u dat het sys-
teem autonoom remt, of extra remondersteu-
ning als de bestuurder niet voldoende hard
remt in het geval van een potentiële frontale
botsing. Actief remmen kan worden uitge-
schakeld in de instellingen van Uconnect.
Raadpleeg het instructieboekje voor meer
informatie.
WAARSCHUWING!
Forward Collision Warning (FCW) is niet
bedoeld om zelfstandig een aanrijding te
voorkomen en kan ook niet elke soort mo-
gelijke aanrijding herkennen. De bestuur-
der blijft verantwoordelijk voor de bestu-
ring van de auto en het voorkomen van een
aanrijding. Als u deze waarschuwing niet
opvolgt, kan dit ernstig en zelfs dodelijk
letsel tot gevolg hebben.
Bandenspanningscontrolesysteem
Het bandenspanningscontrolesysteem waar-
schuwt de bestuurder voor te lage banden-
spanning op basis van de op de sticker ver-
melde bandenspanning.
De bandenspanning varieert met de tempera-
tuur met ongeveer 1 psi (7 kPa) voor elke 6,5
°C (12 °F). Dat betekent dat de bandenspan-
ning afneemt wanneer de buitentemperatuur
daalt. De bandenspanning moet altijd wor-
den gemeten en ingesteld wanneer de ban-
den "koud" zijn. De banden zijn "koud" als ten
minste drie uur niet met de auto is gereden,
of minder dan 1,6 km (1 mijl) is gereden na
een periode van drie uur stilstaan. De span-
ning van een koude band mag nooit hoger zijn
dan de maximumspanning die op de wang
van de band staat vermeld. Raadpleeg de
paragraaf "Banden" in het hoofdstuk "Service
en onderhoud" voor informatie over hoe de
autobanden correct op spanning moeten wor-
den gebracht. De bandenspanning stijgt ook
als de auto rijdt. Dit is normaal en er is geen
aanpassing nodig voor deze verhoogde druk.Het bandenspanningscontrolesysteem waar-
schuwt de bestuurder voor lage bandenspan-
ning als de bandenspanning om welke reden
dan ook onder de waarschuwingsgrens daalt,
inclusief de gevolgen van lage temperaturen
en natuurlijk spanningsverlies van de band.
Het bandenspanningscontrolesysteem blijft
de bestuurder waarschuwen zolang de ban-
denspanning te laag is. De waarschuwing
verdwijnt pas als de bandenspanning gelijk is
aan of hoger is dan de aanbevolen waarden in
op de sticker. Zodra het waarschuwings-
lampje voor lage bandenspanning gaat bran-
den, dient u de betreffende band(en) op te
pompen tot de waarde die in de bandenspan-
ningstabel vermeld staat. Als dat is gebeurd,
gaat het waarschuwingslampje uit.
OPMERKING:
Bij het vullen van warme banden, moet de
bandenspanning mogelijk worden verhoogd
met 28 kPa (4 psi) boven de aanbevolen
waarde die in de bandenspanningstabel
(koud) staat vermeld, zodat het waarschu-
wingslampje voor lage bandenspanning
wordt uitgeschakeld.
VEILIGHEID
96
de kleur van het verklikkerlampje van de
rijstrookdetectie van continu wit naar knip-
perend geel.
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde ge-
drag voor het rechts verlaten van de rijstrook,
wanneer alleen de rechter rijstrookmarkering
is gedetecteerd.
Links verlaten van rijstrook — beide rijstroken
gedetecteerd
• Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha-
keld, verandert de kleur van de rijstrook-
markeringen van grijs in wit om aan te
geven dat beide rijstrookmarkeringen zijn
gedetecteerd. Het verklikkerlampje van de
rijstrookdetectie is continu groen wanneer
beide rijstrookmarkeringen zijn gedetec-
teerd en is het systeem gereed voor het
geven van visuele waarschuwingen op het
display in de instrumentengroep en een
voelbare waarschuwing in het stuurwiel als
een rijstrook onbedoeld wordt verlaten.
• Wanneer de rijstrookdetectie een afwijking
van de rijstrook waarneemt, verandert de
kleur van de dikke linker rijstrookmarkering
en de dunne linker lijn in continu geel. Dekleur van het verklikkerlampje van de rij-
strookdetectie verandert van continu groen
naar continu geel. Op dit moment wordt
kracht op het stuurwiel in de tegenoverge-
stelde richting van de grens van rijstrook
uitgeoefend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij-
strook wordt genaderd, draait het stuurwiel
naar rechts.
• Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook wordt benaderd en een rijstrook
wordt verlaten, knippert de dikke linker
rijstrookmarkering geel (aan/uit) en blijft de
dunne linker lijn continu geel. De kleur van
het verklikkerlampje van de rijstrookdetec-
tie verandert van continu geel naar knippe-
rend geel. Op dit moment wordt kracht op
het stuurwiel in de tegenovergestelde rich-
ting van de grens van rijstrook uitgeoefend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij-
strook wordt genaderd, draait het stuurwiel
naar rechts.
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde ge-
drag voor het rechts verlaten van de rijstrook.Status van rijstrookdetectie wijzigen
Het rijstrookdetectiesysteem heeft instellin-
gen om de intensiteit van de voelbare waar-
schuwing en de gevoeligheid van de waar-
schuwingszone (vroeg/laat) te configureren
via het scherm van het Uconnect systeem.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
uw instructieboekje voor meer informatie.
OPMERKING:
• Wanneer het systeem is ingeschakeld,
werkt het bij een snelheid boven 60 km/u
(37 mph) en onder de 180 km/u
(112 mph).
• Bij gebruik van de richtingaanwijzers wor-
den de waarschuwingen onderdrukt.
• Het systeem geeft geen voelbare waarschu-
wing op het stuurwiel wanneer een veilig-
heidssysteem wordt geactiveerd (antiblok-
keersysteem, tractieregelsysteem,
elektronische stabiliteitsregeling, Forward
Collision Warning etc.).
STARTEN EN RIJDEN
178
Aandrijving op alle wielen (AWD).....152
Aanhangergewicht..............181
Aanhangwagen trekken...........181
Aanvullend veiligheidssysteem -
Airbag...................112
ABS, waarschuwingslampje.........72
Accessoires..................275
Mopar...................275
Accu...................68, 243
Accu,
laadsysteemlampje............68
Achterklep................56, 57
Achterligger..................93
Achtermistlamp...............193
Achterruitwisser/-sproeier..........41
Achteruitrijcamera.............179
Achteruitrijden................179
Activeringssysteem (alarmsysteem)....22
Adaptieve cruisecontrol (ACC)
Aan .................166, 169
Uit .................166, 169
Adaptieve cruisecontrol (ACC)
(cruisecontrol)..............166
Additieven, brandstof............267Afstandsbediening,
startsysteem...............21
Airbag.....................112
Airbagwaarschuwingslampje.....111
Airbag,
als een airbag wordt opgeblazen . . .118
Airbag
Event Data Recorder (EDR)......225
Frontairbag...............112
Airbag,
kniebescherming............114
onderhoud................120
onderhoud van uw airbagsysteem . .120
Airbag
Redundant waarschuwingslampje
airbag..................112
Airbag,
uitgebreide ongelukkenrespons. . . .119
Airbag
Versnelde ongevalreactie........225
Vervoer van huisdieren.........133
Werking airbag..............113
Airbag Lampje
..........66, 111, 135
Airco, filter...................51
Aircosysteem..................49Airco, tips voor gebruik...........50
Alarm,
beveiligingsalarm.............67
Alarm
Het systeem inschakelen........22
Het systeem uitschakelen........23
Alarm (beveiliging)..............22
Alarmknipperlichten............186
Alarmsysteem...............22, 67
Alarm inschakelen............22
Alarm uitschakelen............23
Alarmsysteem (beveiliging).........22
Antiblokkeersysteem (ABS).........80
Anti-ongevalsysteem FCW
(Forward Collision Warning).......94
Antivries (motorkoelvloeistof).......272
assistentie..................186
Audio-aansluiting..............295
Automatische koplampen.......36, 37
Automatische portiervergrendelingen . . .27
Automatische temperatuurregeling
(ATC).....................49
Automatische transaxle..........149
Automatische versnellingsbak.......150
INDEX
339