DISPLAY IN DE
INSTRUMENTENGROEP
Uw voertuig is mogelijk uitgerust met een
display in de instrumentengroep, dat de be-
stuurder nuttige informatie biedt. Met het
contact in de stand STOP/OFF, zorgt het
openen/sluiten van een portier ervoor dat het
display wordt geactiveerd en het totaal aantal
kilometers of mijlen weergeeft op de kilome-
terteller. Het display in de instrumenten-
groep is ontworpen om belangrijke informatie
over de systemen en functies van uw voertuig
weer te geven. Met behulp van een interactief
display in het instrumentenpaneel voor de
bestuurder, wordt op het display in de instru-
mentengroep weergegeven hoe systemen
werken en krijgt de bestuurder waarschuwin-
gen wanneer deze niet werken. Met de bedie-
ningselementen op het stuurwiel kunt u door
de hoofd- en submenu's bladeren en u hebt
toegang tot deze menu’s. U hebt toegang tot
de door u gewenste, specifieke informatie en
u kunt selecties maken en aanpassingen
doen.
Bedieningselementen display in
instrumentengroep
Het display in de instrumentengroep heeft
een interactief scherm dat zich in de instru-
mentengroep bevindt. De bestuurder kan
voertuiginformatie en persoonlijke instellin-
gen selecteren door te drukken op de bedie-ningselementen van het display in de instru-
mentengroep die zich aan de linkerzijde op
het stuurwiel bevinden.
• Druk op de toetsomhoogom omhoog door
de hoofdmenu's (snelheidsmeter, voer-
tuiginformatie, bestuurderhulp, brandstof-
verbruik, dagteller, audio, berichten, scher-
minstelling) te bladeren.
• Druk op de toets met de pijlomlaagom
omlaag door het hoofdmenu en de subme-
nu's (snelheidsmeter, voertuiginformatie,
bestuurderhulp, brandstofverbruik, dagtel-
ler, audio, berichten, scherminstelling) te
bladeren.
• Druk op de toets met de pijlnaar rechtsvoor
toegang tot de informatieschermen of sub-
menuschermen van een optie in het hoofd-
menu.
• Druk op de toets met de pijlnaar linksvoor
toegang tot de informatieschermen of sub-
menuschermen van een optie in het hoofd-
menu.
Bedieningselementen display in
instrumentengroep
UW INSTRUMENTENPANEEL LEREN KENNEN
64
• Druk op de toetsOKvoor toegang tot en
selectie op de informatieschermen of sub-
menuschermen van een hoofdmenu. Houd
de toetsOKgedurende twee seconden inge-
drukt om weergegeven/geselecteerde func-
ties te resetten waarvoor dat mogelijk is.
Selecteerbare items op display in
instrumentengroep
Het display in de instrumentengroep kan wor-
den gebruikt voor weergave van de volgende
menu-items:
Speedometer (snel-
heidsmeter)Stop/Start
Vehicle Info (voer-
tuiginformatie)Audio
Bestuurderhulp Messages (berichten)
Brandstofverbruik Screen Setup (scherm
instellen)
Dagteller Schakelindicator
(GSI)
OPMERKING:
Afhankelijk van de voertuigopties kunnen de
functie-instellingen variëren. Raadpleeg de
paragraaf "Display in de instrumentengroep"
in het hoofdstuk "Uw Instrumentenpaneel
leren kennen" in het instructieboekje voor
meer informatie.
WAARSCHUWINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
De waarschuwings-/controlelampjes in het
instrumentenpaneel worden indien van toe-
passing samen met een speciale melding
en/of geluidssignaal weergegeven. Dit zijn
slechts indicaties en waarschuwingen die
niet mogen worden beschouwd als volledig
en/of alternatief voor de informatie in het
instructieboekje, die u in alle gevallen aan-
dachtig dient te lezen. Raadpleeg altijd de
informatie in dit hoofdstuk in het geval van
een storingsaanduiding. Alle actieve verklik-
kerlampjes worden indien van toepassing
eerst weergegeven. Het systeemcontrole-
menu kan er anders uitzien op basis vanuitrusting en opties en de huidige status van
het voertuig. Sommige verklikkerlampjes zijn
optioneel en worden mogelijk niet weergege-
ven.
Rode waarschuwingslampjes
— Waarschuwingslampje voor de vei-
ligheidsgordels
Dit lampje geeft aan dat de veiligheidsgordel
van de bestuurder of passagier niet is vastge-
maakt. Wanneer het contact de eerste keer in
de stand ON/RUN of ACC/ON/RUN wordt
gezet en als de veiligheidsgordel van de be-
stuurder is losgegespt, klinkt er een geluids-
signaal en gaat het lampje aan. Als tijdens
het rijden de veiligheidsgordel van de be-
stuurder of de voorpassagier niet is vastge-
gespt, gaat het waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordels branden of knipperen en
klinkt er een geluidssignaal. Raadpleeg de
paragraaf "Beveiligingssystemen voor inzit-
tenden" in het hoofdstuk "Veiligheid" voor
meer informatie.
65
doeld voor het verminderen van het risico op
letsel bij botsingen van achteren, botsingen
van opzij of over de kop slaan. De frontair-
bags worden niet bij alle frontale botsingen
geactiveerd. Dit geldt ook voor sommige fron-
tale botsingen die ernstige schade aan het
voertuig tot gevolg hebben, zoals bepaalde
aanrijdingen tegen palen, aanrijdingen waar-
bij de auto onder een vrachtwagen terecht-
komt en aanrijdingen onder een hoek.
Daarentegen kunnen frontairbags, afhanke-
lijk van de aard van de botsing en de plaats
waar het voertuig wordt geraakt, opgeblazen
worden bij aanrijdingen die geringe schade
aan de voorkant van het voertuig tot gevolg
hebben, maar die aanvankelijk een grote af-
name van de snelheid veroorzaken.
Omdat airbagsensoren de vertraging van het
voertuig in de loop van de tijd meten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade op
zichzelf geen goede indicatoren voor de
noodzaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.Veiligheidsgordels zijn bij alle ongevallen
noodzakelijk voor uw bescherming en om uw
lichaam in de juiste positie te houden, uit de
buurt van een airbag die wordt opgeblazen.
De controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (OCR) zendt een signaal
naar de opblaasmodules wanneer een botsing
wordt gedetecteerd waarbij de frontairbags
moeten worden geactiveerd. Een grote hoe-
veelheid niet-giftig gas wordt gegenereerd om
de frontairbags op te blazen.
Het afdekpaneel op de stuurwielnaaf en op
de rechterbovenzijde van het instrumenten-
paneel komen los en worden verwijderd ter-
wijl de airbags volledig worden opgeblazen.
De frontairbags worden binnen een oogwenk
volledig opgeblazen. De frontairbags lopen
vervolgens snel leeg terwijl ze de bestuurder
en de voorpassagier bescherming bieden.Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën van de
bestuurder en de voorpassagier te bescher-
men en hen correct te laten zitten bij het
eventueel opblazen van de frontairbags.
WAARSCHUWING!
• U mag nooit in de kniebeschermingen
boren of snijden of deze op een andere
manier bewerken.
• Monteer geen accessoires op de kniebe-
schermingen zoals alarmverlichting,
audio-installaties, 27 MC-apparatuur,
enz.
Extra knieairbag aan bestuurderszijde
Deze auto is aan de bestuurderszijde voorzien
van een knieairbag, die zich in het instru-
mentenpaneel onder de stuurkolom bevindt.
De extra knieairbag aan bestuurderszijde
biedt meer bescherming en werkt bij frontale
aanrijdingen samen met de veiligheidsgor-
dels, de gordelspanners en de frontairbags.
VEILIGHEID
114
Locatie Meszekering Patroonzekering Omschrijving
F85 – – Niet in gebruik
F86 20 A geel – Claxons – indien uitgerust met motorop-
tie Stop/Start
F87A 20 A geel – HID-koplamp links – indien uitgerust
met motoroptie Stop/Start
F88 15 A blauw – Waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels (SBR)
F89 10 A rood – Hoogteverstelling koplampen – indien
aanwezig
F90 – – Niet in gebruik
F91 20 A geel – Aansluitcontact achter – indien aanwe-
zig – door de klant te selecteren
F92 – – Niet in gebruik
F93 – 40 A groen Remsysteemmodule (BSM) – pompmo-
tor
F94 – 30 A roze Elektrische handrem (EPB) – rechts
F95 10 A rood – Elektrochromatische spiegel/
regensensor/schuifdak – indien
aanwezig/schakelaar passagiersruit/
aansluitcontact console/digitale tv (al-
leen Japan)
F96 10 A rood – Controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC)/(airbag)
F97 10 A rood – Controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden (ORC)/(airbag)
F98 25 A transparant – Audioversterker – indien aanwezig
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
200
MULTIMEDIA
CYBERVEILIGHEID...........281
TIPS BEDIENINGSELEMENTEN EN
ALGEMENE INFORMATIE......282
Stuurbedieningselementen
geluidsinstallatie..............282
Ontvangstkwaliteit..............282
Verzorging en onderhoud..........283
Beveiliging tegen diefstal.........283
UCONNECT 3 MET 5-INCH DIS-
PLAY.....................284
Bedieningselementen op het
frontpaneel..................284
Klok instellen................285
Equalizer, Balans (links/rechts) en Fade
(balans voor/achter).............285
Radiomodus.................286
Media-modus.................287
Bluetooth-bron................289
UCONNECT 3C/3C NAV.......291
Overzicht Uconnect 3C/3C NAV.....291
Menubalk slepen en neerzetten......293Radiomodus.................293
Media-modus.................294
INSTELLINGEN VAN
UCONNECT................294
BEDIENING IPOD/USB/SD-KAART/
MEDIASPELER.............295
Audio-aansluiting (AUX)..........296
USB-poort..................296
SD-kaart....................296
Bluetooth Streaming Audio........297
NAVIGATIE................297
Volume van gesproken aanwijzingen van het
navigatiesysteem wijzigen.........297
Nuttige plaatsen vinden..........298
Een locatie vinden door de naam in te
voeren.....................298
Gesproken bestemming invoeren in één
stap......................298
Uw thuisadres instellen..........298
Go Home (naar huis)............299
Een tussenstop invoegen..........299
Een omleiding volgen............299
UCONNECT PHONE.........300
Bediening...................300
Functies van Uconnect Phone......302
Uconnect Phone (Handsfree bellen met
Bluetooth)..................302
Uw mobiele telefoon koppelen (draadloos
verbinden) met het Uconnect-systeem .302
Algemene telefoonopdrachten
(voorbeelden)................306
Microfoon uitschakelen (of inschakelen)
tijdens gesprek...............306
Actieve gesprekken doorverbinden tussen
handset en voertuig............306
Phonebook (telefoonboek).........306
Tips voor spraakbediening.........307
Het volume wijzigen............307
Do Not Disturb (niet storen) gebruiken .307
Binnenkomende SMS-berichten.....308
Gesproken tekstberichten beantwoorden
(niet compatibel met iPhone)......309
Handige tips en veelgestelde vragen voor
het verbeteren van de Bluetooth-prestaties
met uw Uconnect systeem.........310
MULTIMEDIA
279
Klok instellen
Ga als volgt te werk om de klok in te stellen:
1. Druk op de toets MORE (meer) op het
front. Kies vervolgens de schermtoets
"Settings" (instellingen) en vervolgens de
schermtoets "Clock and Date" (klok en
datum).
2. Kies de schermtoets "Set Time" (tijd
instellen).
3. Druk op de pijl omhoog of pijl omlaag om
de uren en minuten aan te passen, en kies
vervolgens de schermtoets "AM" of "PM".
U kunt ook de 12-uurs of 24-uurs tijdno-
tatie selecteren door de gewenste scherm-
toets te kiezen.
4. Kies de schermtoets "Done" (klaar) zodra
de tijd is ingesteld om het tijdscherm af te
sluiten.
OPMERKING:
In het menu voor het instellen van de klok
kunt u ook de schermtoets "Show Time Sta-
tus" (tijdstatus weergeven) kiezen en vervol-
gens "On" (aan) of "Off" (uit) kiezen om de tijd
al dan niet in de statusbalk weer te geven.
Equalizer, Balans (links/rechts) en Fade
(balans voor/achter)
1. Druk op de toets MORE (meer) op het
front. Kies vervolgens de schermtoets
"Settings" (instellingen).
2. Scroll vervolgens omlaag en kies de
schermtoets "Audio" om naar het menu
Audio te gaan.
3. Het menu Audio toont de volgende opties
om de audio-instellingen aan uw persoon-
lijke wensen aan te passen.
Equalizer
Kies de schermtoets "Equalizer" om de lage
tonen, middentonen en hoge tonen in te
stellen. Gebruik de schermtoetsen "+" en "–"
om de equalizer naar wens in te stellen. Kies
de schermtoets met de pijl naar links wan-
neer u klaar bent.
Balans links/rechts - voor/achter
Kies de schermtoets "Balans/Fade" (balans
links/rechts - voor/achter) om het geluid van
de luidsprekers in te stellen. Kies de scherm-
toets met de pijl om het geluidsniveau van de
luidsprekers voor en achter of rechts en linksin te stellen. Kies de schermtoets C (Center,
midden) om de balans links/rechts en voor/
achter terug te stellen op de fabrieksinstellin-
gen. Kies de schermtoets met de pijl naar
links wanneer u klaar bent.
Snelheidsafhankelijke volumeregeling
Druk op de schermtoets "Speed Adjusted
Volume" (snelheidsafhankelijke volumerege-
ling) om te kiezen tussen OFF (uit), 1, 2 of 3.
Hierdoor wordt het volume van de radio ver-
laagd wanneer de rijsnelheid afneemt. Kies
de schermtoets met de pijl naar links wan-
neer u klaar bent.
Loudness
Kies de schermtoets "Loudness" (dynamiek)
om de dynamiekfunctie te selecteren. Als
deze functie is geactiveerd, wordt de geluids-
kwaliteit bij lagere volumes verbeterd.
Surround Sound
Kies de schermtoets "Surround Sound" en
vervolgens "On" (aan) of "Off" (uit), gevolgd
door de schermtoets met de pijl naar links.
Wanneer deze functie is geactiveerd, wordt
een ruimtelijke surround sound gesimuleerd.
285
Media-modus
Audiobron selecteren
Om de Media-modus te activeren, drukt u op
de toets MEDIA op het front. In de Media-
modus kiest u de schermtoets "Source" (bron)en de schermtoets voor de gewenste modus.
De beschikbare mediabronnen zijn: disk (in-
dien aanwezig), USB en Bluetooth (indien
aanwezig). Indien beschikbaar, kunt u de
schermtoets "Browse" (bladeren) gebruiken
om deze opties te zien:
• Now Playing (wat speelt?)
• Artists (artiesten)
• Albums
• Genres
• Songs (nummers)
• Playlists (afspeellijsten)
• Folders (mappen)
Source (bron)
Kies de schermtoets "Source" (bron) om de
gewenste geluidsbron te selecteren: disk (in-
dien aanwezig), USB, AUX en Bluetooth (in-
dien aanwezig). Als geen keuze wordt ge-
maakt, verstrijkt een time-out en wordt
opnieuw het hoofdscherm van de radio weer-
gegeven.U kunt op de schermtoets "Source" (bron),
"Pause/Play" (pauze/afspelen) of "Info" kie-
zen om de artiest te zien die bij het momen-
teel afgespeelde nummer hoort.
Diskmodus — indien aanwezig
Uw auto is mogelijk uitgerust met een externe
cd-speler in de opslagruimte in de midden-
console.
De diskmodus wordt geactiveerd als u een
cd/disk invoert of met behulp van de toets
MEDIA op het front. Kies in de Media-modus
de schermtoets "Source" (bron) en selecteer
"Disc" (disk).
Een cd plaatsen
Plaats voorzichtig één disk in de diskspeler
met het label in de richting die wordt aange-
geven op de speler. De disk wordt automa-
tisch in de diskspeler getrokken en het picto-
gram voor de diskspeler gaat branden op het
radioscherm. Als de disk niet verder dan
2,5 cm (1 inch) in de speler kan worden
geplaatst, is mogelijk al een disk in de speler
aanwezig, die eerst moet worden verwijderd
voordat de nieuwe disk kan worden aange-
bracht.
Uconnect Media modus
1 — SEEK
Down (achteruit
zoeken)
2 — SEEK Up
(vooruit zoeken)
3 — Additional
Functions (extra
functies)4 — Info
5 — Pause/Play
(pauze/
afspelen)
6 — Source
(bron)
7 — Browse
(bladeren)
287
het volume in met behulp van de draaiknop
VOLUME/MUTE of met de volumeregelaar
van het aangesloten apparaat.
De radio fungeert als versterker voor het ge-
luid uit het AUX-apparaat. Dat betekent dat
wanneer de volumeregelaar op het AUX-
apparaat is ingesteld op een laag volume, er
onvoldoende geluidssignaal zal zijn voor de
radio om de muziek van het apparaat af te
spelen.
Nummer selecteren
Seek Up(vooruit zoeken)/Seek Down
(achteruit zoeken)
Druk kort op de schermtoets met de pijl naar
rechts
voor het volgende nummer. Druk
kort op de schermtoets met de pijl naar links
om terug te keren naar het begin van het
huidige nummer, of om terug te keren naar
het begin van het vorige nummer wanneer
momenteel de eerste seconde van het hui-
dige nummer worden afgespeeld.Fast Seek Up(snel vooruit zoeken)
Houd de schermtoets met de pijl naar rechts
ingedrukt en de gewenste modus begint
door te spoelen door het huidige nummer tot
u de schermtoets loslaat.
Fast Seek Down(snel achteruit zoeken)
Houd de schermtoets met de pijl naar links
ingedrukt en de gewenste modus begint
terug te spoelen door het huidige nummer tot
u de schermtoets loslaat.
Info
Druk op de schermtoets "Info" om de infor-
matie over het huidige nummer weer te ge-
ven. Druk op de schermtoets "X" om deze
functie te annuleren.
Shuffle (willekeurige volgorde)
Kies de schermtoets "Shuffle" (willekeurige
volgorde) om de selectie op het USB-
apparaat/de iPod af te spelen in willekeurige
volgorde, voor extra variatie. Druk nogmaals
op de schermtoets "Shuffle" (willekeurige
volgorde) om deze functie uit te schakelen.Repeat (herhalen)
Druk op de schermtoets "Repeat" (herhalen)
om het/de geselecteerde nummer(s) te her-
halen. Om herhalen te annuleren, drukt u
nogmaals op de schermtoets "Repeat"(herha-
len).
Bluetooth-bron
De Bluetooth Streaming Audio (BTSA) of
Bluetooth-modus wordt opgeroepen door een
Bluetooth-apparaat, met daarop muziek, te
koppelen aan het Uconnect systeem.
Voordat u begint, moet het Bluetooth appa-
raat worden gekoppeld met Uconnect Phone
om te kunnen communiceren met het
Uconnect systeem.
Zie de koppelingsprocedure in deze handlei-
ding voor meer informatie.
Wanneer het Bluetooth apparaat is gekoppeld
aan het Uconnect systeem, drukt u de toets
MEDIA op het front. Kies in de Media-modus
de schermtoets "Source" (bron) en selecteer
"Bluetooth".
289