Noodgevallen
ATTENTIE
De verplaatsing van portieren en de achter-
klep i s
gevaarlijk en kan verwondingen ver-
oorzaken.
● Open of sluit portieren en achterklep alleen
wanneer er zic
h niemand in de actieradius er-
van bevindt. VOORZICHTIG
Bij het sluiten of openen in geval van nood
moet u de onderdel en
voorzichtig en correct
weer inbouwen om schade aan de wagen te
voorkomen. Ruitenwisserbladen vervangen
R uit
enw
isserbladen voor en achter
vervangen Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 63.
De ruitenwisserbladen zijn standaard voor-
zien van een laagje grafiet. Deze laag zorgt
ervoor dat de ruit stil wordt geveegd. Als het
grafietlaagje beschadigd is, wordt de ruit met
meer lawaai schoongeveegd.
Controleer de toestand van de wisserbladen
regelmatig. Als de ruitenwisserbladen het
glas krassen , dan moet u ze bij beschadiging vervangen en bij verontreiniging schoonma-
ken
›››
.
B e
sc
hadigde ruitenwisserbladen direct ver-
vangen. Deze zijn verkrijgbaar in gespeciali-
seerde werkplaatsen. ATTENTIE
Versleten of vieze ruitenwisserbladen vermin-
deren het z
icht en verhogen het risico op on-
gevallen en ernstig letsel.
● Vervang de ruitenwisserbladen altijd wan-
neer ze bes
chadigd of versleten zijn, of wan-
neer ze de voorruit niet meer goed schoonve-
gen. VOORZICHTIG
● Defect e of
vervuilde ruitenwisserbladen
kunnen krassen op de voorruit veroorzaken.
● Gebruik geen producten met oplosmiddel,
ruwe spon
sen of puntige voorwerpen voor het
schoonmaken van de wisserbladen. Anders
beschadigt u de grafietlaag.
● Ruiten nooit met brandstof, nagellakremo-
ver, lak
verdunner e.d. schoonmaken.
● Voordat u de ruitenwissers bij vorst voor de
eerste k
eer inschakelt, controleren of de rui-
tenwisserbladen niet zijn vastgevroren. Bij
koud weer kan het helpen de ruitenwissers in
de servicestand te zetten wanneer u de wa-
gen parkeert ›››
pag. 62. VOORZICHTIG
● Om besc h
adiging van de motorkap en de
wisserarmen te voorkomen, mogen ze alleen
in de servicestand worden terug geklapt.
● Breng de wisserarmen vóór vertrek altijd
omlaag. Motor starten door slepen en
auto we
g
slepen
Inleiding tot thema Motor starten door slepen (of
"aan
sl
epen") is
het aanzetten van de motor van een voertuig
terwijl een ander voertuig eraan trekt.
Wegslepen is het trekken van een voertuig
dat niet in staat is om te rijden.
Houd steeds rekening met de wettelijke be-
palingen over het aan- en wegslepen.
Om technische redenen mag de auto niet ge-
sleept worden met lege accu. Gebruik in
plaats daarvan de starthulp ›››
pag. 60.
Als de wagen uitgerust is met het Keyless
Access-systeem, mag hij enkel gesleept wor-
den met contact ingeschakeld!
De accu van de wagen ontlaadt als de wagen
gesleept wordt met de motor uitgeschakeld
en het contact ingeschakeld. Afhankelijk van
90
Zelfhulp
de batterijstatus kan de afname van de span-
nin g
zo gr
oot zijn, ook al duurt dat slechts
enkele minuten, dat geen enkel apparaat van
de wagen meer werkt, zoals bijv. de alarm-
lichten. Bij wagens met het Keyless Access-
systeem kan het stuur blokkeren ››› .
ATTENTIE
Er mag nooit een wagen gesleept worden die
geen str oom heef
t.
● Schakel tijdens het slepen nooit het con-
tact uit met
de startknop. Anders kan de elek-
tronische stuurkolomvergrendeling plots in
werking treden en kan de wagen niet meer
bestuurd worden. Dit kan leiden tot een onge-
val, ernstige letsels en verlies van controle
over de wagen.
● Als tijdens het slepen de wagen geen
stroom meer heeft, k
oppel dan het slepen on-
middellijk los en vraag hulp aan gespeciali-
seerd personeel. ATTENTIE
Het gedrag en het remvermogen van een wa-
gen wor den aan
zienlijk gewijzigd bij het sle-
pen. Om het risico op ongeval of ernstig let-
sel te verminderen, moet rekening worden
gehouden met het volgende:
● Als bestuurder van de getrokken wagen:
– U dient de rem v
eel krachtiger in te trap-
pen, want de rembekrachtiger werkt niet.
Let er altijd op dat u niet botst tegen het
trekkende voertuig. –
U heeft meer k r
acht nodig aan het stuur-
wiel, want de stuurbekrachtiging werkt
niet met stilstaande motor.
● Als bestuurder van de trekkende wagen:
– Bijzonder voor
zichtig gas geven.
– Vermijd heftige stuur- en remmanoeu-
vres.
– Rem iets vroeger dan gewoonlijk en ook
zachter. VOORZICHTIG
● Om de w agen (bij
v. de laklaag) niet te be-
schadigen, bouwt u de afdichting en het
sleepoog voorzichtig uit en in.
● Onverbrande benzine zou tijdens het sle-
pen in de kataly
sator kunnen komen en deze
beschadigen. Aanwijzingen voor het aanslepen
In het algemeen geldt dat een wagen niet ge-
s
t
ar t
mag worden door hem te slepen. Ge-
bruik in plaats daarvan de starthulp
››› pag. 60.
Om technische redenen kunnen de volgende
wagens niet worden gestart door te slepen:
● Wagens met automatische versnellingsbak.
● Als de accu van de wagen leeg is, omdat in
wagens
met vergrendel- en startsysteem
Keyless Access de stuurinrichting geblok- keerd blijft en de elektronische parkeerrem
en elektronis
che stuurkolomvergrendeling
niet gelost kunnen worden indien ze zijn in-
geschakeld.
● Als de accu volledig ontladen is, werken de
regel
eenheden van de motor mogelijk niet
meer correct.
Wanneer uw wagen toch gestart moet wor-
den door te slepen (enkel handgeschakelde
versnellingsbak):
● De 2e of 3e versnelling inschakelen.
● Koppeling ingetrapt houden.
● Schakel het contact en de alarmlichten in.
● Wanneer beide voertuigen in beweging
zijn, laat u het
koppelingspedaal los.
● Zodra de motor aanslaat, trapt u het koppe-
lingsped
aal in en ontkoppelt u de versnelling
om botsing met het trekkende voertuig te
vermijden. VOORZICHTIG
Er kan onverbrande brandstof in de katalysa-
tor ter ec
htkomen wanneer de wagen door
aanslepen gestart wordt. Dit kan tot bescha-
digingen leiden. Let op
De motor kan enkel gestart worden door sle-
pen indien de elektroni s
che parkeerrem en» 91
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Zekeringen en lampjes
Zekeringen en lampjes Z ek
erin g
en
Inleiding tot thema In principe kan een zekering toegewezen zijn
aan ver
s
cheidene apparaten. Omgekeerd is
het ook mogelijk dat één apparaat verschil-
lende zekeringen gebruikt.
Vervang de zekeringen alleen als de oorzaak
van de fout werd opgelost. Wanneer een
nieuw geplaatste zekering na korte tijd weer
doorbrandt, moet de elektrische installatie
door een gespecialiseerde werkplaats wor-
den nagekeken. ATTENTIE
De hoge spanning van het elektrische sys-
teem kan s tr
oomschokken en ernstige brand-
wonden veroorzaken. Deze kunnen zelfs do-
delijk zijn!
● Raak nooit de elektrische kabels van het
ontstek
ingssysteem aan.
● Voorkom kortsluiting in de elektrische in-
stal
latie. ATTENTIE
Het gebruik van verkeerde zekeringen, de ver-
vangin g
van zekeringen en het overbruggen
van een stroomcircuit zonder zekeringen kan brand en ernstige verwondingen tot gevolg
hebben.
● Gebruik nooit
zekeringen met een te hoge
stroomst
erkte. Vervang de zekeringen alleen
door zekeringen voor dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur en opschrift) en grootte.
● Probeer een zekering nooit te repareren.
● Vervang de zekeringen nooit door een me-
talen dr
aad, een nietje of iets vergelijkbaars. VOORZICHTIG
● Sc hak el
de motor, lichten en overige elek-
trische apparatuur uit en haal de sleutel uit
het contact voordat u een zekering vervangt,
om schade aan het elektrische systeem te
voorkomen.
● Wanneer een zekering door een zwaardere
zekering w
ordt vervangen, kan er ook schade
op een andere plaats in de elektrische instal-
latie ontstaan.
● Dek de open zekeringenhouders af om te
voorkomen dat
er vuil of vocht in de kast te-
rechtkomt, aangezien dit het elektrische sys-
teem kan beschadigen. Let op
● Bij een elektris c
h apparaat kunnen meerde-
re zekeringen horen.
● Meerdere apparaten kunnen gezamenlijk
met een zek
ering zijn beveiligd. Zekeringen van de wagen
Afb. 100
In het dashboard aan bestuurderszij-
de: dek sel
v
an de zekeringenhouder. Afb. 101
In de motorruimte: deksel van de ze-
k erin
genhouder
. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 53
Vervang de zekeringen alleen door zekerin-
gen voor dezelfde stroomsterkte (zelfde kleur
en opschrift) en grootte. »
95
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Noodgevallen
De zekeringenhouder onder het instrumen-
t enp
aneel openen en s
luiten
● Ontgrendelen: de klep naar beneden k
lap-
pen ››› afb. 100.
● Sluiten: de klep omhoog zw
enken tot deze
vastklikt.
De zekeringenhouder in de motorruimte ope-
nen
● Open de motorkap ››› p
ag. 300.
● Druk op de vergrendelingsclips voor het
ontgrendelen
van de zekeringenhouder
››› afb. 101.
● Verwijder het deksel naar boven toe.
● Om het deksel te monteren, p
laats het op
de zekeringenhouder. Duw de clips omlaag
totdat deze vastklikken.
Overzicht zekeringen in het interieur
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
1Adblue (SCR)30
5Gateway5
6Keuzehendel automaat5
7Bedieningspaneel airco/verwarming,
achterruitverwarming, interieurvoor-
verwarming10
8Diagnose, handremschakelaar, ver-
lichtingsschakelaar, achteruitrijlicht,
interieurverlichting, rijmodus10
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
9Stuurkolom5
10Radiodisplay7,5
12Radio20
14Ventilator airco40
15Ontgrendeling stuurkolom10
16Connectivity box koppelantenne7,5
17Instrumentenpaneel5
18Camera achteraan7,5
19Kessy7,5
21Regeleenheid 4x4 Haldex15
22Aanhangwagen15
23Lichten rechts40
24Elektrisch bedienbaar dak30
25Linkerportier30
26Stoelverwarming30
28Aanhangwagen25
31Lichten links40
32Regeleenheid parkeerhulp7,5/ 10
33Airbag5
34Schakelaar achteruitrijlicht, klimaat-
sensor, elektrochromatische spiegel7,5
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
35Diagnose, regeleenheid lichten, licht-
bundelverstelling10
36Camera vooraan, radar5/10
38Aanhangwagen25
39Rechterportier30
4012 V-stopcontact20
42Centrale vergrendeling40
43Binnenverlichting30
44Aanhangwagen15
45Elektrische bestuurdersstoel15
47Ruitenwisser achter15
49Startmotor, koppelingssensor5
50Elektrisch bedienbare achterklep40
53Achterruitverwarming30
Zekeringenoverzicht in de motorruimte
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
1ESP-regelapparaat40
2ESP-regelapparaat40
3Motorregelapparaat (diesel/ben-
zine)30/15
4Motorsensoren5/10 96
Zekeringen en lampjesNr.Stroomverbruiker/Ampère
5Motorsensoren10
6Remlichtsensor5
7Motorvoeding10
8Lambdasonde10/15
9Motor5/20
10Regeleenheid benzinepomp15/20
11PTC40
12PTC40
13Regelapparaat automatische ver-
snellingsbak15/30
14Verwarmde voorruit40
15Claxon15
17Motorregelapparaat7,5
18Aansluiting 30 (positieve refe-
rentiespanning)5
19Ruitenwisser vooraan30
20Alarmclaxon10
22Motorregeleenheid5
23Startmotor30
24PTC40
31Drukpomp15
33Pomp versnellingsbak30
Nr.Stroomverbruiker/Ampère
37Interieurvoorverwarming20
VOORZICHTIG
● Verw ijder de dek
sels van de zekeringen-
houders en bouw ze weer correct in om be-
schadigingen te voorkomen.
● Dek de open zekeringenhouders af om te
voorkomen dat
er vuil of vocht in de kast te-
rechtkomt. Vuil of vocht in de zekeringenhou-
der kan schade aan het elektrische systeem
veroorzaken. Let op
● Er zijn in het
voertuig meer zekeringen dan
in dit hoofdstuk vermeld worden. Deze mo-
gen alleen vervangen worden in een gespeci-
aliseerde werkplaats.
● De posities die niet bezet zijn door een ze-
kering st
aan ook niet vermeld in de tabellen.
● Enkele van de in de tabellen vermelde ver-
bruikers hor
en alleen bij bepaalde type-uit-
voeringen of zijn voor optioneel verkrijgbare
uitrusting.
● Let erop dat de tabellen overeenkomen met
de stand v
an de techniek tijdens het drukken
van dit instructieboekje; waardoor ze dus aan
wijzigingen onderhevig zijn. Lampen vervangen
In l
eidin g Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 54.
Voor het vervangen van lampjes is enige
technische vaardigheid vereist.
Als u zelf lampen wilt vervangen in het mo-
torcompartiment, houd er dan rekening mee
dat dit een gevaarlijke zone is ››› in Wer-
ken in de motorruimt e op p
ag. 301.
Een lampje mag alleen worden vervangen
door een lampje van gelijke uitvoering. De
aanduiding van het wattage staat op de
lampvoet.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau zijn er
verschillende koplampsystemen en achter-
lichten:
● Halogeenkoplamp
● Full-led koplamp*
● Achterlicht met lampen
● Achterlicht met led*
Ful l-l
ed koplampen*
Full-led koplampen verrichten alle verlich-
tingsfuncties (daglicht, parkeerlicht, knipper-
licht, dimlicht en routelicht) met lichtgevende
diodes (led's) als lichtbron. »
97
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Noodgevallen
De full-led koplampen zijn ontworpen om de
g ehel
e lev
enscyclus van de wagen mee te
kunnen en de lichtbronnen kunnen niet wor-
den vervangen. Bij schade aan een koplamp
moet u naar de werkplaats van een officiële
dealer gaan voor vervanging. ATTENTIE
● Als de mot
or op bedrijfstemperatuur is,
moet bij werkzaamheden in de motorruimte
bijzonder zorgvuldig te werk worden gegaan
– gevaar voor verbranding.
● Gloeilampjes staan onder druk en kunnen
kapot sprin
gen, als ze worden vervangen -
gevaar voor verwondingen!
● Let er bij het vervangen van gloeilampjes
op, dat u
zich niet verwondt aan scherpe de-
len in het koplamphuis. VOORZICHTIG
● Voor het w erk
en aan het elektrisch systeem
moet de sleutel uit het contact gehaald wor-
den. Gevaar voor kortsluiting!
● Vóór het vervangen van het gloeilampje de
verlichting r
esp. parkeerlichten uitschakelen.
● Ga voorzichtig te werk, zodat u niets be-
scha
digd. Milieu-aanwijzing
Met betrekking tot de opslag en afvoer van
defecte l amp
jes kunt u informatie verkrijgen
bij de gespecialiseerde winkels. Let op
● Contro l
eer regelmatig of de verlichting van
uw wagen goed werkt, met name de verlich-
ting aan de buitenzijde van de wagen. Dat is
niet alleen in het belang van uw eigen veilig-
heid, maar ook in het belang van de veilig-
heid van andere verkeersdeelnemers.
● Zorg ervoor dat u een nieuw lampje hebt,
voordat
u het kapotte lampje gaat uitbouwen.
● Neem het glas van het lampje niet met blo-
te handen v
ast, gebruik daarvoor een stoffen
doek of papier. De vetsporen die de vingers
achterlaten zouden anders door de warmte
van het brandende gloeilampje verdampen en
op het spiegeloppervlak neerslaan met als
gevolg dat de reflector dof wordt. Gloeilampjes vooraan vervan-
g
en
Lamp je dim
licht Afb. 102
In de motorruimte: de afdekking ver-
w ijder
en. Afb. 103
In de motorruimte: lampje dimlicht. De handelingen in de aangegeven volgorde
uit
v
oer en:
98
Zekeringen en lampjesStadslicht2x P21W LL
AchteruitrijlichtW16W
De tabel geldt voor een wagen met stuur
links. Afhank
elijk
van de afzetmarkt kan de
positie van de lichten verschillen.
Achterlampen (in het zijpaneel) Afb. 108
Bagageruimte: toegang tot de be-
v e
stigin
gsbout van het achterlicht. Afb. 109
Bevestigingslippen aan de achterzij-
de van het ac
hterlicht. De handelingen in de aangegeven volgorde
uit
v
oer en:
C
ontroleren welk lampje defect is.
Achterklep openen.
Afdekking met de platte zijde van de
schroevendraaier bij de uitsparing los-
wippen ››› afb. 108 1 .
St ek
er v
an de lamp lostrekken.
Met de hand of een schroevendraaier de
bevestigingsbout van de lamp ››› afb.
108 2 losdraaien.
D e l
amp v
an de carrosserie weghalen
door ze voorzichtig naar u te trekken en
op een schone en vlakke ondergrond
leggen.
De fitting demonteren door de bevesti-
gingslippen ››› afb. 109 1 te ontgrende-
l en.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7. D
ef ect
e lampje vervangen.
In omgekeer
de volgorde te werk gaan
voor de montage en speciaal opletten
bij het plaatsen van de fitting. De beves-
tigingslippen moeten hoorbaar vastklik-
ken. VOORZICHTIG
Ga bij het uitbouwen van het achterlicht voor-
zichtig t e w
erk, om te voorkomen dat onder-
delen resp. lak beschadigd raken. Let op
● Een z ac
hte doek klaarleggen, zodat er geen
krassen op het achterlichtglas komen als dit
wordt neergelegd.
● In het geval van led-achterlichten kan uit-
sluitend het knip
perlicht worden vervangen. 8.
9.
101
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Bestuurdersgedeelte
Bedienen
B e
st
uurdersgedeelte
Overzicht Portiergreep binnenzijde
Schak
el
aar centrale vergrende-
ling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Bedieningselement voor elektrische
buitens
piegelverstelling . . . . . . . . . .148
Luchtroosters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 168
Bedieningshendel voor:
– Knipperlicht en gr
ootlicht . . . . . . . 138
– Rijstr ook
assistent (Lane Assist) .226
– Grootlichta
ssistent . . . . . . . . . . . . . 139
– Snelheidsreg
elsysteem (SRS) . . .204
Afhankelijk van de uitrusting:
– Hendel v oor c
ruise control . . . . . .204
Stuurwiel met claxon en
– Best
uurdersairbag . . . . . . . . . . . . . . 15
– Bediening v
oor boordcomputer .30
– Bedienings
toetsen voor radio, te-
lefoon, navigatiesysteem en
spraakbedieningssysteem ›››
bro-
chure Radio
– Hendels voor tiptronic-bediening
(automatische transmissie) . . . . .190
1 2
3
4
5
6
7 Instrumentenpaneel
. . . . . . . . . . . . . .107
Bedieningshendel voor:
– Ruit
enw
issers/-sproeiers . . . . . . . .146
– Ruitenw
issers/-sproeier . . . . . . . . .146
– Boordcomput
er . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
Afhankelijk van de uitrusting: radio
of disp
lay van Easy Connect-sys-
teem (navigatie, radio, tv/video) . .113
Afhankelijk van de wagenuitrusting
zijn de vo
lgende toetsen beschik-
baar:
– Start/stop-systeem . . . . . . . . . . . . .199
– Inparkeer sy
steem . . . . . . . . . . . . . . 259
– Alarmlic
hten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
– Bandensp
anningscontrolescha-
kelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 316
– Control
elampje airbag gedeacti-
veerd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82
Afhankelijk van de wagenuitrus-
ting, da shbo
ardkastje met: . . . . . . .155
– Cd-s pel
er* en/of SD-kaart*
››› brochure Radio
Bijrijdersairbag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Schakelaar bijrijdersairbag . . . . . . .82
Bediening stoelverwarming aan bij-
rijdersz ijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Afh
ankelijk van de wagenuitrusting
bedieningsel ement
en voor:
8 9
10
11
12
13
14
15
16 –
Ver
warmin
gs- en ventilatiesys-
teem resp. handbediende aircon-
ditioning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48, 46
– Automatis
che airconditioning . . .44
Afhankelijk van de wagenuitrus-
ting:
– USB/AUX-IN-in
gang . . . . . . . . . . . . . 116
– Sigaretten
aansteker/stopcon-
tact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
– Draadloz
e lader . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
– Opbergv ak
V
ersnellingshendel voor:
– Schakelbak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 186
– Automatis
che versnellingsbak . .187
Draaiknop (Driving Experience
button) v
oor rijfuncties . . . . . . . . . . .238
Schakelaar van Auto Hold . . . . . . . .202
Schakelaar van de elektronische
parkeerrem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 179
St
artknop (Keyless Access sluit- en
startsy
steem zonder sleutel) . . . . . .176
Bediening stoelverwarming aan be-
stuurder
szijde . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 152
Contactslot (wagens zonder Keyless
Acce
ss) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 174
Hefboom voor aanpassing van de
stuurko
lom . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Knieairbag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Ontgrendeling voor motorkap . . . . .301»
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
105
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten