Vastzetten
Hoe worden veiligheidsgordels
g oed
va
stgegespt?
De veiligheidsgordel vastgespen en
losmaken Afb. 90
De slotgesp van de veiligheidsgordel
aanbr en
gen en
verwijderen. Afb. 91
Verloop van de gordelband bij zwan-
g er
e vr
ouwen. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 14.
Veiligheidsgordels omgespen
Voor de optimale beschermende werking van
de veiligheidsgordels is het verloop van de
gordelband van groot belang. ● Stoel en hoofdsteun goed verstellen.
● Gordelband aan de slotgesp gelijkmatig
over bors
t en bekken trekken.
● Gesp in het bij de stoel behorende gordel-
slot st
eken tot deze hoorbaar vastklikt ›››
afb.
90 A.
● Aan de veiligheidsgordel trekken en con-
troler
en of de slotgesp ook goed in het slot is
vastgeklikt. De veiligheidsgordels zijn met een oprolauto-
maat v
oor de schouderriem uitgerust. Wan-
neer langzaam aan de schoudergordel wordt
getrokken, kan deze gemakkelijk worden ver-
lengd. Bij plotseling remmen, bij het rijden in
de bergen, in bochten en bij accelereren
blokkeert de oprolautomaat echter de schou-
dergordel.
De gordeloprolautomaat aan de voorstoelen
is uitgerust met een gordelspanner ››› pag.
75.
Veiligheidsgordels losgespen
● Rode knop in het gordelslot indrukken
››› afb
. 90 B. De slotgesp springt eruit ››› .
● Gordel met de hand teruggeleiden zodat de
g or
del b
and vlotter kan worden opgerold en
de bekleding niet wordt beschadigd.
Verloop van de gordels
Het juiste verloop van de gordelband is voor
de beschermende werking van de veilig-
heidsgordels van groot belang. ATTENTIE
● De optima l
e beschermende werking van de
veiligheidsgordels wordt alleen bereikt wan-
neer de rugleuning lichtjes hellend is en de
inzittenden de veiligheidsgordels goed om-
gegespt hebben.
● Nooit de slotgesp in een gordelslot voor
een andere zitp
laats steken. Als u dit toch74
Veiligheidsgordels
doet, wordt de beschermende werking van de
veiligheid
sg
ordel beïnvloed en is het risico
op lichamelijk letsel groter.
● Nooit de vastgegespte veiligheidsgordel
losmaken
zolang de wagen in beweging is.
Als u dit toch doet, wordt het risico op zwaar
lichamelijk letsel met zelfs dodelijke afloop
vergroot.
● Een verkeerd verloop van de gordelband
kan zwaar lic
hamelijk letsel veroorzaken in
geval van een aanrijding.
● Bij zwangere vrouwen moet het heupge-
deelte van de
veiligheidsgordel altijd vlak lig-
gen en zo laag mogelijk over het bekken lo-
pen zodat er geen enkele druk op de buik
wordt uitgeoefend ››› afb. 91.
● Beveiliging van het kinderzitje altijd in-
schak
elen wanneer u een kinderzitje uit klas-
se 0, 0+ of 1 bevestigt ››› pag. 83.
● Lees de waarschuwingsaanwijzingen
››› p
ag. 72 en volg deze op. Gordelspanners
W erk in
g
van de gordelspannersLees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 14.
De veiligheidsgordels voor de voorste inzit-
tenden zijn voorzien van gordelspanners. De
gordelspanners worden geactiveerd door sensoren, maar alleen bij zware frontale bot-
singen of
zware botsingen van opzij en van
achteren en als de desbetreffende veilig-
heidsgordel is vastgegespt. Dankzij de gor-
delspanners worden de veiligheidsgordels
gespannen tegen de richting van het afrollen
in en de voorwaartse beweging van de inzit-
tenden wordt gereduceerd.
Bij lichte botsingen, bij een koprol en bij on-
gevallen waarbij geen grote krachten werk-
zaam zijn, vindt er geen activering van de
gordelspanners plaats. Let op
● Als de g
ordelspanners worden geactiveerd,
ontstaat fijn stof. Dit is normaal en geen te-
ken van vuur in de wagen.
● Als de wagen of afzonderlijke onderdelen
van het sys
teem worden verschroot, beslist
de betreffende veiligheidsvoorschriften op-
volgen. Deze voorschriften zijn bekend bij de
werkplaats van de officiële dealers en kunnen
daar worden ingezien. Onderhoud en afvoer van de gordel-
s
p
anner s De gordelspanners maken deel uit van de
v
ei
ligheid sg
ordels die bij de zitplaatsen in
uw wagen aanwezig zijn. Wanneer u werk-
zaamheden aan de gordelspanners uitvoert
en systeemonderdelen vanwege andere repa- ratiedoeleinden uit- en inbouwt, kan de vei-
ligheidsgordel
beschadigd raken. Dat kan tot
gevolg hebben dat de gordelspanners in ge-
val van een aanrijding niet juist of helemaal
niet werken.
Om de beschermende werking van de veilig-
heidsgordels niet te beïnvloeden en te ver-
mijden dat uitgebouwde onderdelen licha-
melijk letsel en milieuvervuiling veroorzaken,
moeten de voorschriften die bij de werk-
plaats van de officiële dealers bekend zijn in
acht genomen worden. ATTENTIE
● Verkeer de beh
andeling en zelf uitgevoerde
reparaties vergroten het risico op zwaar licha-
melijk letsel met zelfs dodelijke gevolgen
omdat daardoor de gordelspanners niet of
onverwacht kunnen worden geactiveerd.
● Nooit onderdelen van gordelspanners en
veiligheidsg
ordels repareren, verstellen of
uit- en inbouwen.
● De gordelspanners en veiligheidsgordels
inclusief
de oprolautomaten kunnen niet wor-
den gerepareerd.
● Alle werkzaamheden aan de gordelspan-
ners en v
eiligheidsgordels evenals het uit- en
inbouwen van systeemonderdelen vanwege
andere reparatiedoeleinden mogen alleen
door de werkplaats van een officiële dealer
worden uitgevoerd. » 75
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Vastzetten
●
De bes c
herming van de gordelspanners
geldt slechts voor één aanrijding. De span-
ners moeten vervangen worden als ze in
werking zijn getreden. Airbagsysteem
K or
te in
leiding
Waarom is het dragen van veiligheids-
gordels en een juiste houding belang-
rijk? Om de optimale werking te garanderen van
de airbags
die w
orden geactiveerd, moet de
veiligheidsgordel altijd juist worden gedra-
gen en de juiste zithouding worden ingeno-
men.
Het airbagsysteem is geen vervanging van de
veiligheidsgordel maar een deel van het tota-
le passieve veiligheidsconcept van de wa-
gen. Houd er rekening mee dat de beste be-
scherming door de airbag alleen wordt be-
reikt in combinatie met goed omgegespte
veiligheidsgordels en goed ingestelde hoofd-
steunen. Daarom moeten de veiligheidsgor-
dels niet alleen vanwege wettelijke bepalin-
gen, maar ook vanwege de veiligheid worden
gebruikt ›››
pag. 70, Waarom veiligheidsgor-
dels?.
Het ontplooien van de airbag gebeurt in dui-
zendsten van een seconde, als u op dat mo-
ment een verkeerde zithouding heeft ingeno-
men kan de airbag u levensgevaarlijk ver-
wonden. Om die reden is het absoluut nood-
zakelijk dat alle inzittenden de juiste zithou-
ding blijven aannemen tijdens het rijden. Bruusk remmen kort voor een aanrijding kan
ervoor
z
orgen dat een niet-vastgegespte in-
zittende naar voren vliegt tot in het bereik
van de geactiveerde airbag. In dit geval kan
de inzittende door de airbag die wordt geac-
tiveerd levensgevaarlijk lichamelijk letsel op-
lopen. Dit geldt natuurlijk en in het bijzonder
ook voor kinderen.
Houd altijd de grootst mogelijke afstand tus-
sen uzelf en de frontairbag. Zo kunnen de
voorairbags in geval van een activering volle-
dig worden ontplooid en zo een maximale
beschermende werking bieden.
De belangrijkste factoren die een rol spelen
bij het ontsteken van de airbags zijn: het ty-
pe aanrijding, de botsingshoek en de snel-
heid van de wagen.
Doorslaggevend voor de activering van de
airbags is de bij de botsing optredende en
door het regelapparaat bepaalde vertraging.
Blijft de tijdens de botsing optredende en ge-
meten vertraging van de wagen onder de in
het regelapparaat aangegeven referentie-
waarden, dan worden de voor-, zij- en hoofd-
airbags niet geactiveerd. Houd er rekening
mee dat de zichtbare schade aan de veronge-
lukte wagen, hoe duidelijk zichtbaar ook,
niet van doorslaggevende betekenis is ge-
weest voor het activeren van de airbags.
76
Airbagsysteem
ATTENTIE
● Het v erk
eerd dragen van de veiligheidsgor-
dels en elke verkeerde zithouding kan tot le-
vensgevaarlijk lichamelijk letsel leiden.
● Alle inzittenden, ook kinderen die niet juist
zijn va
stgegespt, kunnen levensgevaarlijk li-
chamelijk letsel oplopen als de airbag wordt
geactiveerd. Kinderen t/m 12 jaar moeten al-
tijd op de zitplaatsen achterin worden ver-
voerd. Neem nooit kinderen mee in de wagen
als deze niet vastgegespt kunnen worden of
als deze niet over een kinderzitje beschikken
dat geschikt is voor hun lengte en gewicht.
● Als de veiligheidsgordel niet is vastge-
gespt, a
ls er opzij of naar voren wordt ge-
leund of als er een verkeerde zithouding
wordt ingenomen, is de kans op lichamelijk
letsel bij een aanrijding aanzienlijk groter. Dit
verhoogde gevaar op lichamelijk letsel stijgt
nog meer als zij in zo'n geval door een geacti-
veerde airbag worden getroffen.
● Om het risico op lichamelijk letsel door een
geactiveer
de airbag te reduceren, altijd de
veiligheidsgordel juist dragen ››› pag. 70.
● Voorstoelen altijd juist verstellen. Beschrijving van het airbagsysteem
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 15.
Het airbagsysteem is geen vervanging van de
veiligheidsgordel! Het airbagsysteem biedt in combinatie met de veiligheidsgordels een
bijkomende bes
cherming voor de bestuurder
en bijrijder.
Het airbagsysteem bestaat (afhankelijk van
de installatie) uit de volgende modules:
● Elektronisch regelapparaat
● Voorairbags voor de bestuurder en bijrijder
● Knie-airbag voor de bestuurder
● Zijairbags
● Hoofdairbags
● Controlelampje van de airbag in het in-
s
trumentenpaneel
● Sleutelschakelaar voor de voorairbag van
de bijrijder
● Contro
lelampje voor het uitschakelen/in-
schak
elen van de voorairbag.
De werking van het airbagsysteem wordt
elektronisch gecontroleerd. Telkens wanneer
het contact wordt ingeschakeld, gaat het air-
bagcontrolelampje enkele seconden branden
(zelfdiagnose).
Er is een storing in het systeem als het con-
trolelampje :
● gaat niet branden wanneer het contact
wordt in
geschakeld,
● niet na ca. vier seconden uitgaat nadat het
contact w
erd ingeschakeld, ●
weer gaat br
anden nadat het contact werd
ingeschakeld en het controlelampje uitging,
● gaat branden of knipperen tijdens het rij-
den.
Het airbagsy
steem wordt niet geactiveerd
bij:
● uitgeschakeld contact,
● lichte frontale botsingen,
● lichte botsingen van opzij;
● botsingen van achteren;
● over de kop slaan. ATTENTIE
● De max im
ale beschermende werking van de
veiligheidsgordels en het airbagsysteem
wordt alleen bij een correcte zitpositie be-
reikt ››› pag. 65, Juiste zithouding van de in-
zittenden.
● Als er een storing in het airbagsysteem is,
moet het sys
teem direct in een werkplaats
van een officiële dealer worden gecontro-
leerd. Anders bestaat het gevaar dat de air-
bags bij een botsing helemaal niet of niet op-
timaal worden geactiveerd. Activering van de airbag
De airbag wordt in een fractie van een secon-
de en met
hog
e snelheid op
geblazen om bij
een ongeval extra bescherming te kunnen »
77
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Airbagsysteem
ATTENTIE
● De airbag v
oor de knieën wordt ontvouwen
voor de knieën van de bestuurder. Houd het
werkingsgebied van de airbag voor de knieën
steeds vrij.
● Plaats geen voorwerpen op het deksel noch
in het werkin
gsgebied van de airbag voor de
knieën.
● Verstel de bestuurdersstoel zo dat min-
stens
10 cm (4 inch) ruimte tussen de knieën
en de airbag voor de knieën aanwezig is. Als
het door uw lichaamsbouw niet mogelijk is
om hieraan te voldoen, neem dan onmiddel-
lijk contact op met een gespecialiseerde
werkplaats. Zijairbags*
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 17. ATTENTIE
● Als de in
zittenden geen veiligheidsgordels
dragen, tijdens de rit naar voren leunen of
een verkeerde zitpositie aannemen, staan ze
bij een ongeval bloot aan een verhoogd risico
op lichamelijk letsel als het airbagsysteem
wordt geactiveerd.
● Om de zij-airbags hun volledige bescher-
mende werking t
e laten bieden, moet u tij-
dens het rijden de juiste zithouding aanhou- den en de veiligheidsgordel op de juiste ma-
nier dragen.
● Bij een bot s
ing van opzij werken de zijair-
bags niet
indien de sensoren niet correct de
drukverhoging meten aan de binnenzijde van
de portieren, wanneer de lucht naar buiten
komt via de zones met gaten of openingen in
het paneel van het portier.
● Nooit rijden met uitgebouwde binnenpane-
len van de por
tieren of niet correct afgestelde
panelen.
● Nooit rijden wanneer de luidsprekers in de
portierpanelen uit
gebouwd zijn, behalve
wanneer de openingen van de luidspreker
correct zijn afgedekt.
● Altijd controleren of de openingen bedekt
of afge
sloten zijn wanneer luidsprekers of
een andere uitrusting geïnstalleerd worden in
de binnenpanelen van de portieren.
● Tussen de inzittenden op de buitenste zit-
plaatsen en het
werkingsgebied van de air-
bags mogen zich geen andere personen, die-
ren of voorwerpen bevinden. Om de werking
van de zij-airbags niet te belemmeren, mogen
bovendien aan de portieren geen accessoires
zoals bekerhouders worden bevestigd.
● Aan de kledinghaken in de wagen mag uit-
sluitend kl
eding met weinig gewicht worden
opgehangen. In de zakken van de kleding-
stukken mogen geen zware en scherpe voor-
werpen zitten.
● Er mogen geen grote krachten (zoals krach-
tig stoten of
trappen) op de zijkanten van de
rugleuningen worden uitgeoefend omdat an-
ders het systeem kan worden beschadigd. De zijairbags zouden in dit geval niet worden ge-
activeerd!
● Er mog en in g
een enkel geval stoelhoezen
op de stoelen met
ingebouwde zijairbags
worden aangebracht die niet uitdrukkelijk
voor uw wagen zijn goedgekeurd. Omdat de
luchtzak aan de zijkant uit de stoel wordt ont-
vouwen, zou bij gebruik van niet-vrijgegeven
stoelhoezen de beschermende werking van
uw zijairbag aanzienlijk nadelig worden beïn-
vloed.
● Beschadigingen aan de originele stoelhoe-
zen of de naa
d in de module van de zijairbag
moeten direct door een gespecialiseerde
werkplaats worden gerepareerd.
● De beschermende werking van de airbags
geldt s
lechts voor één aanrijding en nadat ze
geactiveerd zijn geweest, moeten ze vervan-
gen worden.
● Alle werkzaamheden aan de zij-airbag en
het uit- en inbouw
en van onderdelen van het
systeem vanwege reparatiewerkzaamheden
(bijv. voorstoel uitbouwen) mogen alleen
door de werkplaats van een officiële dealer
worden uitgevoerd. Anders kunnen er storin-
gen in de werking van de airbags optreden.
● Aan de delen van het airbagsysteem mag
geen enkele
verandering worden aange-
bracht. 79
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Airbagsysteem
Gaat branden in het dashboard
Frontairbag van
de bijrijder in
werking.Het controlelampje gaat uit na ca.
60 seconden nadat het contact is in-
geschakeld of na inschakelen van
de voorairbag van de bijrijder via de
sleutelschakelaar.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommige c
ontr
ole- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Indien de voorairbag van de bijrijder uitge-
schakeld is en het controlelampje
niet blijft branden , of brandt
samen met het controlelampje van het in-
strumentenpaneel, kan het zijn dat er een
storing aanwezig is in het airbagsysteem
››› .
D e airb
ags
mogen uitsluitend worden uitge-
schakeld in specifieke gevallen, bijv. wan-
neer:
● er een kinderzitje op de bijrijdersstoel ge-
bruikt moet wor
den waarin het kind tegen de
rijrichting in gaat zitten (in enkele landen
moet het kind t.g.v. afwijkende nationale
voorschriften in rijrichting gaan zitten)
››› pag. 84,
● het, ondanks het feit dat de stand van de
bestuur
dersstoel correct is, onmogelijk is om
de minimale afstand van 25 cm tussen het centrum van het stuur en de borstkas te be-
houden,
●
er speciale toestellen moeten worden geïn-
stall
eerd in de zone van het stuur, omdat er
een mindervalide persoon meerijdt,
● u speciale stoelen laat installeren (bijv. een
orthopedisc
he stoel zonder zij-airbags).
U kunt de voorste bijrijdersairbag uitschake-
len met de schakelaar ››› pag. 82.
Geadviseerd wordt om naar een officiële
SEAT dealer te gaan als andere airbags uitge-
schakeld moeten worden.
Controle airbagsysteem
De werking van het airbagsysteem wordt
elektronisch gecontroleerd, ook als een air-
bag niet is aangesloten.
Als het airbagsysteem werd uitgeschakeld
door middel van een diagnosesysteem: ● nadat het contact is ingeschakeld, gaat het
lampje
van het airbagsysteem gedurende
ongeveer 4 seconden branden en vervolgens
ongeveer 12 seconden knipperen.
Als het airbagsysteem is uitgeschakeld door
middel van de airbagschakelaar aan de kant
van het instrumentenpaneel:
● nadat het contact is ingeschakeld, gaat het
control
elampje van de airbag gedurende
ongeveer 4 seconden branden, ●
Als de airb
ag uitgeschakeld is, wordt dit
aangegeven door het lampje dat zal
oplichten in het opschrift
in het midden van het instrumentenpaneel
››› afb. 93. ATTENTIE
In geval van storing van het airbagsysteem, is
het mogelijk d
at de airbag moeilijk, helemaal
niet of onverwacht afgaat. Dit kan ernstig of
zelfs dodelijk letsel veroorzaken.
● Laat het airbagsysteem onmiddellijk door
een gespec
ialiseerde werkplaats nakijken.
● Monteer nooit een kinderzitje op de voor-
stoel, of
verwijder het ingebouwde kinderzi-
tje! De voorairbag van de voorpassagier zou
ondanks het defect af kunnen gaan bij een
aanrijding. VOORZICHTIG
Let altijd op de brandende controlelampjes
en neem de daarbij behor ende be
schrijvingen
en aanwijzingen in acht om geen schade aan
de wagen te veroorzaken. Let op
● Neem de in uw land g el
dende voorschriften
betreffende de deactivering van airbags in
acht.
● Bij uw officiële SEAT-dealer kunt u informa-
tie verkrij
gen over de airbags die in uw wagen
kunnen worden gedeactiveerd. 81
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Vastzetten
●
Een ge activ
eerde bijrijdersairbag kan een
kinderzitje, dat met de rug naar het
dashboard is gekeerd, raken en dit met volle
kracht tegen het portier, de hemelbekleding
of de rugleuning werpen.
● Nooit een kinderzitje op de bijrijdersstoel
bevestig
en waarbij het kind met de rug naar
het dashboard is gekeerd en de frontairbag in
paraatheid is - levensgevaarlijk! Wanneer het
in uitzonderlijke gevallen noodzakelijk is een
kind op de bijrijdersstoel mee te nemen,
moet de frontairbag aan de bijrijderszijde
buiten werking worden gesteld ››› pag. 80. In-
dien de bijrijdersstoel over een hoogterege-
ling bezit, plaats deze dan zo ver mogelijk
naar achteren en in de hoogste positie. Als de
stoel over een vast zitje bezit, plaats daar
dan geen kinderzitje op.
● In de versies zonder sleutelschakelaar voor
het uitsc
hakelen van de airbag dient de uit-
schakeling door een Technische Dienst te
worden verricht. Vergeet niet de airbag op-
nieuw in te schakelen wanneer een volwasse-
ne plaats wenst te nemen naast de bestuur-
der.
● Alle inzittenden - vooral kinderen - moeten
tijdens het rijden de jui
ste zithouding aanne-
men en de veiligheidsgordels juist hebben
omgegespt.
● Laat nooit kinderen of baby's op schoot
meerijden - levensg
evaarlijk!
● Sta nooit toe dat kinderen onbeschermd in
de wagen meeg
aan of tijdens het rijden in de
wagen gaan staan resp. geknield op de stoe-
len zitten. Bij een ongeval wordt uw kind zelf ook door de wagen geslingerd en kunnen an-
dere inz
itt
enden daardoor levensgevaarlijk
worden verwond.
● Als kinderen tijdens het rijden een verkeer-
de zithouding aannemen, s
tellen de kinderen
zich bij plotseling remmen of een aanrijding
bloot aan een verhoogd risico op lichamelijk
letsel. Dit geldt in het bijzonder voor kinde-
ren die op de bijrijdersstoel worden vervoerd,
want als het airbagsysteem bij een ongeval
wordt geactiveerd, kan dit ernstig letsel en
zelfs de dood tot gevolg hebben.
● Een geschikt kinderzitje biedt een goede
beschermin
g!
● Laat een kind nooit alleen op het kinderzi-
tje of in het int
erieur, aangezien de gepar-
keerde wagen naargelang het seizoen zeer
hoge en nagenoeg dodelijke temperaturen
kan bereiken.
● Kinderen kleiner dan 1,50 m mogen niet
zonder kinderz
itje met een normale veilig-
heidsgordel worden vastgegespt omdat ze
anders bij plotseling remmen of een ongeval
letsel kunnen oplopen aan buik en hals.
● De veiligheidsgordel mag niet zijn vastge-
klemd en moet jui
st zijn omgedaan ››› pag.
70.
● In een kinderzitje mag slechts één kind zit-
ten ›››
pag. 84, Kinderzitjes.
● Wanneer een kinderzitje gemonteerd wordt
op de achterbank, w
ordt aanbevolen om het
kinderslot te activeren ››› pag. 126. Kinderzitjes
V ei
ligheid s
aanwijzingen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 18. ATTENTIE
Tijdens het rijden moeten kinderen in de wa-
gen wor den
vervoerd in een zitje dat geschikt
is voor hun leeftijd, lichaamsgewicht en li-
chaamslengte.
● Lees in elk geval de informatie en waar-
schuw
ingen voor het gebruik van de kinderzi-
tjes ››› pag. 83 en volg deze op. ATTENTIE
De bevestigingsbeugels zijn alleen ontwik-
keld v
oor kinderzitjes met het "ISOFIX"- en
Top Tether*-systeem.
● Nooit kinderzitjes zonder "ISOFIX"- en Top
Tether*-sys
teem of spanbanden of andere
voorwerpen aan de bevestigingsbeugels
vastmaken - levensgevaarlijk!
● Zorg ervoor dat de kinderzitjes goed in de
"ISOFIX"- en Top Tether
*-bevestigingsbeu-
gels vastzitten. ATTENTIE
Een onjuiste installatie van de kinderzitjes
verhoogt het
risico op verwonding bij een
botsing. 84
Veilig vervoer van kinderen
●
Bind de vei ligheid
sriem nooit aan een be-
vestigingshaak in de bagageruimte.
● De bagage of andere voorwerpen nooit bij
de onderste (ISOFIX) of
de bovenste veranke-
ringen (Top Tether) vastbinden of vastzetten. Indeling in groepen van de kinderzi-
tjes
Er mogen alleen kinderzitjes worden gebruikt
die zijn g
oedg
ekeurd en voor het kind ge-
schikt zijn.
Voor deze kinderzitjes geldt de norm ECE-R
44 of ECE-R 129. ECE-R betekent: Economic
Commision of Europe-regeling.
De kinderzitjes zijn ingedeeld in vijf groepen:
Groep 0: tot 10 kg (tot ongeveer 9 maan-
den)
Groep 0+: tot 13 kg (tot ongeveer 18 maan-
den)
Groep 1: van 9 tot 18 kg (tot ongeveer 4
jaar)
Groep 2: van 15 tot 25 kg (tot ongeveer 7
jaar)
Groep 3: van 22 tot 36 kg (boven ongeveer
7 jaar) Kinderzitjes die conform de ECE-R 44 of ECE-R
129 norm zijn g
et
est, zijn voorzien van het
ECE-R 44 of ECE-R 129 keurmerk (grote E in
een cirkel, daaronder het testnummer).
Let voor het inbouwen en het gebruik van
kinderzitjes op de wettelijke bepalingen en
montageaanwijzingen van de fabrikant van
het betreffende kinderzitje.
Wij adviseren u het instructieboekje voor het
kinderzitje bij de wagendocumentatie te voe-
gen en altijd in de wagen mee te nemen.
SEAT adviseert kinderzitjes uit het accessoi-
resprogramma van SEAT te gebruiken. Deze
kinderzitjes zijn voor het gebruik in wagens
van SEAT geselecteerd en getest. Bij uw SEAT
dealer kunt u terecht voor het meest geschik-
te zitje voor uw model wagen en de leeftijds-
categorie waarin uw kind valt.
Kinderzitjes volgens categorieën
De kinderzitjes kunnen universeel, semi-uni-
verseel, specifiek voor een voertuig (allemaal
volgens het voorschrift ECE-R 44) of i-Size
(volgens het voorschrift ECE-R 129) goedge-
keurd zijn.
● Universeel: de kinderzitj
es met universele
goedkeuring kunnen in alle voertuigen ge-
monteerd worden. Het is niet nodig om een
lijst met modellen te raadplegen. Bij een uni-
versele goedkeuring voor ISOFIX is het kin-
derzitje daarnaast ook voorzien van een be-
vestigingsgordel bovenaan (Top Tether). ●
Semi-universeel
: voor de semi-universele
goedkeuring zijn, naast de standaard vereis-
ten van de universele goedkeuring, ook een
aantal veiligheidsinrichtingen nodig om het
zitje vast te zetten; die vereisen aanvullende
testen. De kinderzitjes met semi-universele
goedkeuring staan in een lijst van wagenmo-
dellen waarin ze kunnen worden gemon-
teerd.
● Specifiek voor een voertuig : de specifieke
g
oedkeuring voor een voertuig vereist een
dynamische test van het kinderzitje voor elk
voertuigmodel apart. De kinderzitjes met
specifieke goedkeuring voor een voertuig be-
vatten een lijst van voertuigmodellen waarin
ze kunnen worden gemonteerd.
● i-Size: de kinderzitjes met i-Size goedkeu-
ring moeten
voldoen aan de vereisten van
voorschrift ECE-R 129 met betrekking tot
montage en veiligheid. De fabrikanten van
kinderzitjes kunnen u aangeven welke zitjes
over de i-Size goedkeuring beschikken voor
deze wagen.
Bevestigingssystemen Afhankelijk van het land worden verschillen-
de bev
e
stigin
gssystemen gebruikt om de
kinderzitjes veilig in te bouwen. »
85
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten