Vastzetten
Vastzetten
V ei
lig rijden
V ei
lig op weg ATTENTIE
● In dit hoofd s
tuk vindt u belangrijke infor-
matie over hoe u en uw bijrijders met uw wa-
gen om kunnen gaan. De overige belangrijke
informatie die u moet kennen voor uw eigen
veiligheid en voor de veiligheid van uw bijrij-
ders, vindt u ook in de andere hoofdstukken
van uw wagendocumentatie.
● Zorg ervoor dat de complete wagendocu-
mentatie altijd in uw w
agen ligt. Dit geldt in
het bijzonder wanneer u de wagen aan ande-
ren uitleent of verkoopt. Rijadviezen
V óór elk
e rit Let vóór elke rit op de volgende punten voor
u
w eig
en v
eiligheid en die van uw bijrijders:
– Zorg ervoor dat de verlichting en de knip-
perlichten v
an uw wagen optimaal werken.
– Controleer de bandenspanning. –
Zorg erv
oor dat alle ruiten een helder en
goed zicht naar buiten bieden.
– Ervoor zorgen dat de bagage goed vastzit
››› p
ag. 156.
– Zorg ervoor dat geen enkel voorwerp de be-
diening van de ped
alen kan belemmeren.
– Spiegels, voorstoel en hoofdsteun verstel-
len naarg
elang uw lichaamslengte.
– Zorg dat de inzittenden op de achterbank
de hoofdst
eun in gebruiksstand hebben
››› pag. 69.
– Bijrijders erop wijzen de hoofdsteunen
naargel
ang hun lichaamslengte te verstel-
len.
– Kinderen beschermen met een geschikt
kinderzitj
e en een op een juiste wijze om-
gegespte veiligheidsgordel ››› pag. 83.
– Juiste zithouding aannemen. Ook bijrijders
erop wijzen de jui
ste zithouding aan te ne-
men ››› pag. 65.
– Steeds de veiligheidsgordel juist omges-
pen. Ook bijrijders
erop wijzen de veilig-
heidsgordel juist om te gespen ››› pag.
70. Wat beïnvloedt de rijveiligheid nega-
tief? Als bestuurder draagt u de verantwoordelijk-
heid voor uz
elf
en uw bijrijders. Als u afgeleid
bent of uw vermogens aangetast zijn door
een bepaalde omstandigheid, brengt u uzelf
en ook andere verkeersdeelnemers in gevaar
››› , om deze reden:
– U niet laten afleiden van het verkeer bijv.
door uw bijrijder s
of een telefoongesprek.
– Nooit rijden als uw rijvaardigheid is beïn-
vloed (bijv . door medic
ijnen, alcohol,
drugs).
– Verkeersregels en de aangegeven snelhe-
den aanhouden.
– De snelheid altijd aan de weg-, verkeers-
en weersomst
andigheden aanpassen.
– Tijdens lange ritten regelmatig pauzeren -
ten minst
e eens in de twee uur.
– Indien mogelijk niet rijden wanneer u moe
bent of onder tijdsdruk
staat. ATTENTIE
Als u afgeleid bent of uw vermogens aange-
tas t
zijn door een bepaalde omstandigheid,
wordt de kans op ongevallen en verwondin-
gen groter. 64
Vastzetten
– Vei
ligheid sg
ordel juist omgespen ››› pag.
70.
– Blijf met beide voeten in de voetenruimte
zitten z
odat u altijd de wagen onder contro-
le hebt.
Bestuurdersstoel verstellen ››› pag. 150. ATTENTIE
● Een v erk
eerde zithouding van de bestuur-
der kan ernstig lichamelijk letsel als gevolg
hebben.
● Bestuurdersstoel zo verstellen dat er ten-
minste 25 c
m ruimte is tussen uw borstkas en
het midden van het stuurwiel ››› afb. 81. Als u
dichterbij zit dan 25 cm, kunnen de airbags
geen goede bescherming geven.
● Als u vanwege uw lichaamsbouw niet de
minimale af
stand van 25 cm kunt aanhouden,
dient u contact met een gespecialiseerde
werkplaats op te nemen waar zij u kunnen
helpen en nagaan of het nodig is om bepaal-
de speciale wijzigingen aan te brengen.
● Het stuurwiel tijdens het rijden altijd met
beide handen va
sthouden aan de buitenzijde
van het stuurwiel op kwart over negen. Hier-
door wordt de kans op lichamelijk letsel bij
een airbagactivering gereduceerd.
● Houd het stuurwiel nooit op 12 uur of in
een andere stand (b
ijv. in het midden van het
stuurwiel) vast. In zulke gevallen kunnen bij
activering van de bestuurdersairbag zware
letsels aan uw armen, handen en hoofd wor-
den toegebracht. ●
Om het ris ic
o op lichamelijk letsel voor de
bestuurder bij plotseling remmen of een on-
geval te reduceren, nooit met sterk naar ach-
teren gekantelde rugleuningen rijden! De op-
timale beschermende werking van de airbags
en van de veiligheidsgordel wordt alleen be-
reikt wanneer de rugleuning lichtjes hellend
staat en de bestuurder de veiligheidsgordel
goed heeft omgegespt.
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
beschermende w
erking te bereiken. Stuurwiel afstellen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 15. ATTENTIE
● Stuurw iel
alleen bij stilstaande wagen af-
stellen - gevaar voor ongelukken!
● Druk de hendel stevig omhoog om ervoor te
zorgen d
at de stand van het stuurwiel niet
per ongeluk wijzigt tijdens het rijden - gevaar
op ongelukken!
● Zorg ervoor dat u het bovenste gedeelte
van het st
uur kunt bereiken en stevig kunt
vastnemen: gevaar op ongelukken!
● Als u het stuurwiel meer richting uw ge-
zicht w
ilt verstellen, beperkt u daarmee de
beschermende werking van de bestuurders-
airbag in geval van een aanrijding. Wees er
zeker van dat het stuurwiel naar het borst-
been is gekeerd. Juiste zithouding van de bijrijder
Voor uw eigen veiligheid en om het gevaar
op lichamelijk
l
etsel bij een ongeval te ver-
mijden, raden wij onderstaande aan de bijrij-
der aan:
– Bijrijdersstoel zover mogelijk naar achteren
versc
huiven ››› .
– Rugleuning lichtjes hellend zetten zodat uw
rug geheel t e
gen de rugleuning ligt.
– Hoofdsteun zo verstellen dat de bovenzijde
van de hoofds
teun in lijn ligt met het bo-
venste gedeelte van uw hoofd ››› pag. 68.
– Beide voeten in de voetenruimte voor de
bijrijders s
toel laten.
– Veiligheidsgordel juist omgespen ›››
p
ag.
70.
De bijrijdersairbag kan in uitzonderlijke ge-
vallen uitgeschakeld worden ›››
pag. 80.
Bijrijdersstoel verstellen ›››
pag. 150. ATTENTIE
● Een v erk
eerde zithouding van de bijrijder
kan ernstig lichamelijk letsel als gevolg heb-
ben.
● Bijrijdersstoel zo verstellen dat er ten min-
ste 25 cm ruimt
e is tussen uw borstbeen en
het dashboard. Als u dichterbij zit dan 25 cm,
kunnen de airbags geen goede bescherming
geven. 66
Veilig rijden
●
Als u
vanwege uw lichaamsbouw niet de
minimale afstand van 25 cm kunt aanhouden,
dient u contact met een gespecialiseerde
werkplaats op te nemen waar zij u kunnen
helpen en nagaan of het nodig is om bepaal-
de speciale wijzigingen aan te brengen.
● De voeten tijdens het rijden altijd in de voe-
tenruimte houden - le
g uw voeten nooit op
het dashboard of de stoelen en steek ze nooit
uit het raam! Door een verkeerde zithouding
stelt u zich bij remmen of een aanrijding
bloot aan een verhoogd risico op lichamelijk
letsel. Bij een activering van de airbag kunt u
door een verkeerde zithouding levensgevaar-
lijk gewond raken.
● Om het risico op lichamelijk letsel voor de
bijrijder bij plot
seling remmen of een ongeval
te reduceren, nooit met sterk naar achteren
gekantelde rugleuningen rijden! De optimale
beschermende werking van de airbags en de
veiligheidsgordel wordt alleen bereikt wan-
neer de rugleuning lichtjes hellend staat en
de bijrijder de veiligheidsgordel goed heeft
omgegespt. Hoe meer de rugleuning naar
achteren gekanteld is, hoe groter het gevaar
op lichamelijk letsel door een verkeerd gor-
delverloop of verkeerde zithouding!
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
beschermende w
erking te bereiken. Juiste zithouding van de passagiers
op de s
t
oel en ac
hterin Om het gevaar op lichamelijk letsel bij plot-
seling remmen of
een on
geval te verminde-
ren, moeten de passagiers op de stoelen
achterin op het volgende letten:
– Ga rechtop zitten.
– Stel de hoofdsteunen in de correcte positie
››› p
ag. 69.
– Beide voeten in de voetenruimte voor de
achterbank
laten.
– Veiligheidsgordel juist omgespen ›››
p
ag.
70.
– Een geschikt kinderzitje gebruiken wanneer
u kinderen in de wag
en meeneemt ›››
pag.
83. ATTENTIE
● Een v erk
eerde zithouding van de passa-
giers op de bank kan ernstig lichamelijk let-
sel tot gevolg hebben.
● Hoofdsteun juist afstellen om de optimale
beschermende w
erking te bereiken.
● De optimale beschermende werking van de
veiligheidsg
ordels wordt alleen bereikt wan-
neer de rugleuning in een rechte stand staat
en de inzittenden van de wagen de veilig-
heidsgordel goed hebben omgegespt. Zitten
de passagiers op de stoelen achterin niet
rechtop, dan is het gevaar op lichamelijk let- sel door een verkeerd verloop van de veilig-
heidsgor
del
groter. Voorbeelden van een verkeerde zit-
houding
Veiligheidsgordels kunnen alleen bij een
juist
verloop van de gordelband hun optima-
le beschermende werking bieden. Verkeerde
zithoudingen reduceren de beschermende
werking van de veiligheidsgordels aanzien-
lijk en vergroten het risico op lichamelijk let-
sel door een verkeerd verloop van de gordel-
band. Als bestuurder draagt u de verantwoor-
delijkheid voor uzelf, uw bijrijders en in het
bijzonder voor kinderen die u in uw wagen
vervoert.
– Sta nooit toe dat iemand tijdens het rijden
een verk eer
de zithouding inneemt in de
wagen ››› .
Hiern a w
ordt
een aantal verkeerde zithoudin-
gen opgesomd, die voor alle inzittenden van
de wagen gevaarlijk kunnen zijn. Deze op-
somming is niet volledig. Wij willen hiermee
uw aandacht vestigen op dit onderwerp.
Daarom wanneer de wagen in beweging is:
● nooit in de wagen staan,
● nooit op de stoelen staan,
● nooit op de stoelen knielen, »
67
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Vastzetten
● nooit u
w rugl eu
ning sterk naar achteren
kantelen,
● nooit tegen het dashboard leunen,
● nooit op de achterbank liggen,
● nooit op het puntje van de stoel gaan zit-
ten,
● nooit dwar
s op de stoel gaan zitten,
● nooit uit de ramen leunen,
● nooit de voeten in de ruitopeningen hou-
den,
● nooit de voeten op het dashboard leggen,
● nooit de voeten op de zitting leggen,
● nooit iemand in de voetenruimte plaats la-
ten nemen,
● nooit z
onder omgegespte veiligheidsgordel
op een zitpl
aats meerijden,
● nooit iemand in de kofferruimte mee laten
rijden. ATTENTIE
● Elke v erk
eerde zithouding vergroot het risi-
co op ernstig lichamelijk letsel. Door verkeer-
de zithoudingen stellen de inzittenden zich
bloot aan levensgevaarlijke risico's op licha-
melijk letsel wanneer de airbags worden ge-
activeerd en daarbij een inzittende treffen die
een verkeerde zithouding heeft ingenomen.
● Neem vóór het rijden de juiste zithouding
aan en blijf tijdens
het rijden altijd zo zitten.
Vóór elke rit de bijrijders erop wijzen de juiste
zithouding aan te nemen en deze zithouding tijdens het rijden ook aan te houden
››› p
ag.
65, Juiste zithouding van de inzittenden . Juiste stand van de hoofdsteunen
voorin
Afb. 83
Juist afgestelde stand van de hoofd-
s t
eu n,
van voren en opzij gezien. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 13.
De juiste stand van de hoofdsteunen maakt
een belangrijk deel uit van de bescherming
van de inzittenden en kan verwondingen
voorkomen in de meeste ongevalssituaties.
● Stel de hoofdsteun zo in dat de bovenzijde
ervan minimaal
op ooghoogte ligt. De beste
stand is echter op gelijke hoogte met de bo-
venzijde van uw hoofd ››› afb. 83. ATTENTIE
● Rijden met v er
wijderde of niet juist afge-
stelde hoofdsteunen verhoogt het risico op
zwaar lichamelijk letsel. Het verkeerd afstel-
len van de hoofdsteunen kan leiden tot fatale
letsels bij ongeval en verhoogt het risico op
letsels bij bruusk remmen of onverwachte
manoeuvres.
● De hoofdsteunen moeten altijd de juiste
stand hebben n
aargelang de lichaamslengte
van de inzittenden. 68
Vastzetten
ATTENTIE
● Als de ped
alen niet ongehinderd kunnen
worden bediend, kan dit tot kritieke situaties
tijdens het rijden leiden.
● Nooit vloermatten of andere bekleding over
de ingebou
wde vloermatten leggen of instal-
leren omdat die het pedaalbereik kunnen ver-
kleinen en de bediening van de pedalen hin-
deren - gevaar voor ongevallen!
● Nooit voorwerpen in de voetenruimte voor
de bestuur
der leggen. Een voorwerp kan bij
de pedalen komen en de bediening van de
pedalen belemmeren. Bij een plotseling rij- of
remmanoeuvre bent u niet meer in staat te
remmen, de koppeling kunt bedienen of gas
kunt geven - gevaar voor ongevallen! Veiligheidsgordels
W aar
om v
eiligheidsgordels?
Aantal zitplaatsen Uw wagen beschikt over
vijf zitp
laatsen, twee
voorin en drie achterin. Iedere zitplaats is uit-
gerust met een automatische 3-puntsrolgor-
del.
Bij sommige uitvoeringen is uw wagen goed-
gekeurd voor maximaal vier inzittenden.
Twee zitplaatsen voorin en twee achterin. ATTENTIE
● Neem nooit meer personen mee d an er
zit-
plaatsen aanwezig zijn in de wagen.
● Elke inzittende in de wagen moet de bij die
zitplaat
s horende veiligheidsgordel juist om-
gespen en dragen. Kinderen moeten altijd
worden beschermd door het gebruik van een
geschikt kinderzitje. Gordellampje*
Afb. 86
Instrumentenpaneel: geeft aan dat de
p l
aats r
echtsachter bezet is en de overeen-
komstige veiligheidsgordel juist is omge-
daan. Door het gaan branden van het controlelamp-
j
e w
ordt
de bestuurder eraan herinnerd de
veiligheidsgordel vast te gespen.
Voordat u gaat rijden:
– Steeds de veiligheidsgordel juist omges-
pen.
– Uw bijrijders er ook op wijzen de veilig-
heidsgordel
juist om te gespen voordat u
gaat rijden.
– Kinderen vervoeren in een geschikt kinder-
zitje dat
in overeenstemming is met de
grootte en de leeftijd van het kind.
Bij het inschakelen van het contact gaat het
controlelampje van het instrumentenpa-
neel branden (naargelang de versie van het
70
Veiligheidsgordels
model) indien de bestuurder of bijrijder de
v ei
ligheid sg
ordel niet heeft vastgegespt.
Als men begint te rijden met een snelheid
boven 25 km/u (15 mph) zonder de veilig-
heidsgordels vast te gespen of indien men
de gordels losmaakt tijdens het rijden, klinkt
gedurende enkele seconden een akoestisch
signaal. Daarnaast gaat ook het waarschu-
wingslampje knipperen.
Het controlelampje gaat uit als de bestuur-
der en de bijrijder hun gordel bij ingescha-
keld contact vastgespen.
Indicatie gordels omgegespt voor de zit-
plaatsen achterin*
Bij het inschakelen van het contact, infor-
meert de gordelstatusindicator ››› afb. 86 de
bestuurder op het instrumentenpaneel of de
inzittenden op de zitplaatsen achterin de
overeenstemmende veiligheidsgordel heb-
ben omgegespt. Het symbool geeft aan dat
de inzittende van die plaats "zijn" veilig-
heidsgordel draagt.
Indien op de zitplaatsen achterin een veilig-
heidsgordel wordt omgegespt of losgemaakt,
dan wordt de gordelstatus aangeduid gedu-
rende ca. 30 seconden. De indicatie kan wor-
den verborgen door te drukken op de toets 0.0/SET op het instrumentenpaneel.
Indien tijden s
het rijden ac
hterin een veilig-
heidsgordel wordt losgemaakt, knippert het
overeenstemmende symbool maximaal 30 seconden. Indien gereden wordt met een
snelheid hoger dan 25 km/u (15 mp
u) dan
klinkt bovendien een akoestisch signaal.
Veiligheidsgordels bieden bescher-
ming Afb. 87
Bestuurders die de veiligheidsgordel
c orr
ect dr
agen zullen niet weggeslingerd wor-
den bij plotseling remmen. Veiligheidsgordels die goed zijn vastgegespt,
houden de in
z
itt enden
van de wagen in de
juiste zitpositie. De veiligheidsgordels hel-
pen ook ongecontroleerde bewegingen te
voorkomen die zwaar lichamelijk letsel kun-
nen toebrengen en ze verminderen het ge-
vaar uit de wagen te worden geslingerd bij
een ongeval.
Inzittenden van de wagen met goed vastge-
gespte veiligheidsgordels profiteren in hoge
mate van het feit dat de kinetische energie optimaal via de gordels wordt geabsorbeerd.
Ook garander
en de structuur van de voorzij-
de en andere passieve veiligheidskenmerken
van uw wagen, zoals bijv. het airbagsysteem,
een absorptie van de vrijgekomen kinetische
energie. De kinetische energie die vrijkomt
wordt op deze wijze verminderd en het risico
op lichamelijk letsel wordt tegelijkertijd be-
perkt. Daarom moet u altijd de gordel omges-
pen voordat u gaat rijden, ook al is het maar
voor een korte rit.
Let er eveneens op dat ook de andere inzit-
tenden goed zijn vastgegespt. Ongevallen-
statistieken hebben uitgewezen dat het juist
omgespen van de veiligheidsgordels het risi-
co op lichamelijk letsel aanzienlijk verkleint
en de kans een zwaar ongeval te overleven
vergroot. Juist vastgegespte veiligheidsgor-
dels verhogen bovendien de optimale be-
schermende werking van airbags die in geval
van een aanrijding worden geactiveerd. Om
deze reden is in de meeste landen het dra-
gen van de veiligheidsgordels wettelijk ver-
plicht.
Hoewel uw wagen met airbags is uitgerust,
moeten de veiligheidsgordels juist worden
vastgegespt. De voorairbags bijvoorbeeld
worden alleen bij bepaalde frontale aanrij-
dingen geactiveerd. De voorairbags worden
niet geactiveerd bij lichte frontale aanrijdin-
gen, lichte aanrijdingen van opzij, aanrijdin-
gen van achteren, over de kop slaan en bij
aanrijdingen waarbij de vooraf afgestelde »
71
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Vastzetten
airbag-activeringswaarde in het regelappa-
r aat
niet w
erd overschreden.
Draag daarom altijd de veiligheidsgordel en
let erop dat de inzittenden van de wagen de
veiligheidsgordel vóór het wegrijden juist
hebben omgegespt!
Veiligheidsaanwijzingen voor het ge-
bruik van de
veiligheidsgordels–
De veiligheidsgordel altijd dragen zoals in
dit hoof d
s
tuk is beschreven.
– Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels altijd
kunnen wor
den omgegespt en niet zijn be-
schadigd. ATTENTIE
● Als u de
veiligheidsgordel niet of verkeerd
heeft omgegespt, wordt daarmee het risico
op zwaar lichamelijk letsel met eventueel do-
delijke gevolgen verhoogd. De optimale be-
schermende werking van de veiligheidsgor-
dels wordt alleen bereikt als u de veiligheids-
gordels juist draagt.
● Vóór elke rit - ook in stadsverkeer - de vei-
ligheidsgordel
juist omgespen. De andere in-
zittenden van de wagen moeten de veilig-
heidsgordel ook altijd dragen, zo niet kunnen
ze gewond raken.
● Voor de optimale beschermende werking
van de vei
ligheidsgordels is het verloop van
de gordelband van groot belang. ●
Met een v
eiligheidsgordel mogen nooit
twee personen (ook geen kinderen) gelijktij-
dig worden vastgegespt.
● Beide voeten in de voetenruimte vóór de
stoel houden
zolang de wagen in beweging
is.
● Nooit de vastgegespte veiligheidsgordel
losmaken
zolang de wagen in beweging is -
levensgevaarlijk!
● De gordelband mag bij het dragen van de
veiligheidsg
ordel niet verdraaid zijn.
● De gordelband mag niet over harde of
breekbar
e voorwerpen (bril, balpen enz.)
heen worden gelegd omdat daardoor letsel
kan ontstaan bij een ongeval.
● De gordelband mag niet zijn ingeklemd, be-
scha
digd of langs scherpe kanten schuren.
● Nooit de veiligheidsgordel onder de arm of
in een andere verk
eerde houding dragen.
● Zeer dikke, losse kleding (bijv. een mantel
over een ja
sje) belemmert het strak aanslui-
ten en de werking van de veiligheidsgordels.
● De invoeropening voor de slotgesp mag
niet ver
stopt zijn door papier of iets derge-
lijks omdat anders de slotgesp niet goed kan
worden vastgeklikt.
● Nooit het verloop van de gordelband veran-
deren door gordel
bandklemmen, bevesti-
gingsogen of iets dergelijks.
● Gerafelde of ingescheurde veiligheidsgor-
dels, besc
hadigingen aan de gordelverbindin-
gen, aan de oprolautomaten of het slotdeel
kunnen in geval van een aanrijding zwaar li-
chamelijk letsel veroorzaken. Daarom regel- matig de toestand van alle veiligheidsgordels
contro
l
eren.
● Veiligheidsgordels die tijdens een ongeval
worden bela
st en daardoor worden opgerekt,
moeten door een gespecialiseerde werk-
plaats worden vervangen. Vervanging kan
noodzakelijk zijn, ook al lijken er geen zicht-
bare beschadiging te zijn. Controleer voorts
de verankeringen voor de veiligheidsgordels.
● Nooit proberen om de veiligheidsgordels
zelf te r
epareren. De veiligheidsgordels mo-
gen nooit op een of andere wijze worden ver-
anderd of door u worden uitgebouwd.
● De gordel moet worden schoongehouden,
omdat door erns
tige vervuiling de werking
van de gordelautomaat kan worden belem-
merd. 72
Veiligheidsgordels
Frontale botsingen en natuurkundige
w ett
en Afb. 88
De niet-vastgegespte bestuurder
vlie g
t n
aar voren. Afb. 89
De niet-vastgegespte passagier op
een z
itp l
aats achterin vliegt naar voren op de
vastgegespte bestuurder. Het natuurkundige principe van een frontale
bots
in
g i s
gemakkelijk te verklaren: zodra de
wagen in beweging is gekomen, ontstaat zo-
wel bij de wagen als bij de inzittenden van de wagen bewegingsenergie, de zogenaamde
"kinetisc
he energie".
De kracht van de "kinetische energie" is sterk
afhankelijk van de snelheid van de wagen,
het gewicht van de wagen en van de inzitten-
den. Hoe hoger, hoe meer energie "geabsor-
beerd" moet worden bij een ongeval.
De snelheid van de wagen is echter de be-
langrijkste factor. Als bijv. de snelheid wordt
verdubbeld van 25 km/u (15 mph) naar 50
km/u (30 mph), wordt de overeenstemmen-
de kinetische energie verviervoudigd!
Omdat de inzittenden van de wagen in ons
voorbeeld geen veiligheidsgordels dragen,
wordt bij een botsing de totale bewegings-
energie van de inzittenden van de wagen al-
leen door de botsing afgebouwd.
Zelfs als u niet sneller rijdt dan 30 km/u (19
mph) en 50 km/u (30 mph), komen er bij een
botsing krachten vrij op het lichaam die al
snel een ton (1.000 kg) kunnen overschrij-
den. De op uw lichaam werkende krachten
worden bij hogere snelheden zelfs nog ster-
ker.
Inzittenden van de wagen die hun veilig-
heidsgordels niet hebben omgegespt, zijn
dus niet met de wagen "verbonden". Bij een
frontale botsing zullen deze personen dus
met dezelfde snelheid verder bewegen als
waarmee de wagen zich voor de botsing
heeft bewogen! Dit voorbeeld geldt niet al- leen voor frontale botsingen, maar ook bij al-
le andere soort
en botsingen en aanrijdingen.
Al bij lage botssnelheden komen op het li-
chaam krachten vrij die niet meer met de
handen kunnen worden afgeweerd. Bij een
frontale botsing worden niet-vastgegespte in-
zittenden naar voren geslingerd en stoten zij
ongecontroleerd tegen delen in het interieur,
zoals b.v. het stuurwiel, het dashboard en de
voorruit ››› afb. 88.
Ook voor inzittenden op de zitplaatsen ach-
terin is het belangrijk de gordel juist om te
gespen omdat zij bij een aanrijding ongecon-
troleerd door de wagen worden geslingerd.
Een niet-vastgegespte passagier op een zit-
plaats achterin brengt niet alleen zichzelf,
maar ook de bestuurder en/of voorpassagier
die voorin zitten in gevaar ››› afb. 89.
73
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten