Page 225 of 404

223
Als de bestuurder niet wil dat de koers
wordt gecorrigeerd, kan hij de correctie
verhinderen door het stuurwiel stevig
vast te houden (bijvoorbeeld bij een
uitwijkmanoeuvre).
De correctie wordt onderbroken zodra de
richtingaanwijzers worden ingeschakeld.Als het systeem signaleert dat de
bestuurder tijdens een automatische
correctie het stuurwiel niet voldoende
stevig vast heeft, onderbreekt het
systeem deze manoeuvre. Er wordt
een waarschuwing geactiveerd om de
bestuurder erop te attenderen dat hij de
controle over de auto moet overnemen.
Rijomstandigheden
en bijbehorende
waarschuwingen
Voor de weergave van alle belangrijke
informatie op het instrumentenpaneel is het
noodzakelijk dat u eerst de weergavemodus
"RIJDEN" selecteert.
De onderstaande tabel geeft een beschrijving
van de, afhankelijk van de rijsituatie,
weergegeven waarschuwingen en meldingen.
Deze waarschuwingen worden niet
opeenvolgend weergegeven.
Zolang de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld
en gedurende enkele seconden nadat ze zijn
uitgeschakeld, beschouwt het systeem elke
afwijking van de koers als vrijwillig en zal het
geen correcties uitvoeren.
Wanneer echter het
"dodehoekbewakingssysteem" is ingeschakeld
en de bestuurder van rijstrook gaat wisselen
ter wijl een ander voertuig in de dode hoek
wordt gesignaleerd, zal het systeem ondanks
het inschakelen van de richtingaanwijzers toch
een koerscorrectie uitvoeren.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
dodehoekbewakingssysteem
.
6
Rijden
Page 226 of 404
224
Status van de functieLampjeBijbehorende meldingToelichting
UIT Functie uitgeschakeld.
AAN Functie ingeschakeld, niet voldaan aan de werkingsvoorwaarden:
-
s
nelheid lager dan 65 km/h,
-
g
een rijstrookmarkering gedetecteerd,
-
ES
P uitgeschakeld of bezig met ingreep,
-
"
sportieve" rijstijl.
AAN Functie automatisch uitgeschakeld/op stand-by gezet
(bijvoorbeeld: detectie van een aanhanger, gebruik van het (bij de
auto geleverde) noodreservewiel.
Rijden
Page 227 of 404
225
Status van de functieLampjeBijbehorende meldingToelichting
AAN Rijstrookmarkering gedetecteerd.
Snelheid hoger dan 65 km/h.
AAN Het systeem corrigeert de koers op basis van de zijde van de
rijstrook die overschreden dreigt te worden (oranje lijn).
AAN
"Neem het stuur over".-
A
ls het systeem tijdens de correctie detecteert dat de
bestuurder het stuurwiel binnen enkele seconden loslaat,
onderbreekt het systeem de correctie om de besturing weer
over te laten aan de bestuurder.
-
A
ls het systeem tijdens de correctie vaststelt dat de
correctie onvoldoende zal zijn om het overschrijden van
de rijstrookmarkering te voorkomen, wordt de bestuurder
gewaarschuwd dat hij de koerscorrectie moet voltooien.
6
Rijden
Page 228 of 404

226
Grenzen van het systeem
Het systeem gaat in de volgende gevallen
automatisch over in de wachtstand:
-
h
et ESP is uitgeschakeld of bezig met een
ingreep,
-
d
e snelheid is lager dan 65 km/h of hoger
dan 180 km/h,
-
e
r is een aanhanger aangekoppeld,
-
d
etectie van het gebruik van een
noodreser vewiel (dit wordt niet onmiddellijk
gedetecteerd, daarom is het raadzaam de
functie in dat geval uit te schakelen),
-
d
etectie van sportief rijgedrag, intrappen
van het rempedaal of gaspedaal,
-
e
r wordt gereden op een weg zonder
wegmarkeringen,
-
d
e richtingaanwijzers zijn ingeschakeld,
-
i
n een bocht wordt de binnenste
rijstrookmarkering overschreden,
-
i
n een scherpe bocht,
-
w
anneer de bestuurder niet reageert op een
correctie. Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-
s lecht zicht (onvoldoende verlicht
wegdek, sneeuw, regen, mist),
-
v
erblinding (koplampen van
tegenliggers, laagstaande zon,
reflecties op nat wegdek, uitrijden van
een tunnel, snelle overgangen tussen
schaduw en licht enz.),
-
g
edeelte van de voorruit vóór de
camera vuil, beslagen, bevroren,
bedekt door sneeuw, beschadigd of
bedekt door een sticker,
-
w
egmarkeringen afwezig, versleten,
niet zichtbaar door sneeuw of modder,
of meerdere wegmarkeringen
(weggedeelte met werkzaamheden
e n z .),
-
t
e weinig afstand tot de voorligger
(waardoor de rijstrookmarkeringen niet
kunnen worden gedetecteerd),
-
s
malle of bochtige weg.
Kans op ongewenst activeren
In de volgende gevallen is het raadzaam om de
functie uit te schakelen:
-
r
ijden op slecht wegdek,
-
o
ngunstige weersomstandigheden,
-
r
ijden op een gladde weg (ijzel).
Het systeem is niet ontworpen voor gebruik
onder de volgende omstandigheden:
-
r
ijden op een kombaan,
-
r
ijden met een aanhanger,
-
r
ijden op een rollenbank,
-
r
ijden op een onverharde weg.
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem kan worden in- en
uitgeschakeld via het menu Auto/
Rijden van het touchscreen.
Selecteer het tabblad " Rijfuncties" en daarna
het tabblad " Lane Keeping System ".
De systeemstatus blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen.
Rijden
Page 229 of 404

227
Storing
In het geval van een storing in het systeem
wordt u gewaarschuwd door het branden van
deze lampjes op het instrumentenpaneel, in
combinatie met de weergave van een melding
en een geluidssignaal.
Laat uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dodehoekbewakingssysteem
Het rijhulpsysteem dient als hulp voor de
bestuurder maar kan nooit een ver vanging
zijn voor de spiegels. De bestuurder
moet te allen tijde het verkeer in de gaten
blijven houden, de snelheid en afstand
van achteropkomend verkeer inschatten
en beslissen of het veilig is van rijstrook te
wisselen.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Inschakelen/uitschakelen
Het systeem kan worden in- en
uitgeschakeld via het menu Auto/
Rijden van het touchscreen.
Selecteer het tabblad " Rijfuncties" en daarna
het tabblad " Dodehoekbewaking ".
Dit systeem waarschuwt de bestuurder
wanneer zich een ander voertuig in de dode
hoek van zijn auto bevindt, hetgeen tot een
gevaarlijke situatie kan leiden.
In de buitenspiegel aan de zijde waar dat
voertuig zich bevindt, gaat een lampje branden:
-
d
irect, wanneer u wordt ingehaald, Op het instrumentenpaneel gaat dit
lampje branden.
-
n
a ongeveer een seconde, wanneer u
langzaam een andere auto inhaalt.
6
Rijden
Page 230 of 404

228
Sensoren in de voor- en achterbumper
bewaken de dode hoeken.
De systeemstatus blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen.Om deze functie uit te schakelen
selecteert u nogmaals
"Dodehoekbewaking " in het
tabblad " Rijfuncties ".
Het lampje gaat uit.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door PEUGEOT gehomologeerde
trekhaak.
Werking
- u haalt een voertuig in waarbij het snelheidsverschil kleiner is dan 10 km/h,
-
u w
ordt ingehaald door een voertuig waarbij
het snelheidsverschil kleiner is dan 25 km/h,
-
he
t verkeer stroomt vloeiend door,
-
d
e inhaalmanoeuvre duurt langer dan
normaal en het ingehaalde voertuig blijft
zich ophouden in de dode hoek,
-
u r
ijdt in een rechte lijn of flauwe bocht,
-
u
w auto trekt geen aanhanger, caravan of
iets dergelijks.
Indien een voertuig - een (motor)fiets, een auto
of een vrachtwagen - zich in de dode hoek
van de auto bevindt, zal er een lampje gaan
branden in de linker- of rechterbuitenspiegel
(afhankelijk van de situatie).
Daarbij moet aan de volgende voor waarden
zijn voldaan:
-
d
e voertuigen rijden in dezelfde richting op
aangrenzende rijstroken,
-
d
e snelheid van uw auto ligt tussen 12 en
140 km/h, Er wordt geen waarschuwing gegeven in de
volgende situaties:
-
v
oor stilstaande objecten (geparkeerde
auto's, vangrails, lantaarnpalen, borden
e n z .),
-
b
ij tegemoetkomend verkeer,
-
b
ij rijden over bochtige wegen of in zeer
scherpe bochten,
-
b
ij het inhalen van of ingehaald worden
door een zeer lang voertuig (vrachtwagen,
autobus enz.) die én in de dode hoek
achter wordt gedetecteerd én zich in het
gezichtsveld van de bestuurder bevindt,
-
b
ij snelle inhaalmanoeuvres.
-
b
ij erg druk verkeer: de voertuigen die voor
en achter worden gedetecteerd worden
aangezien voor een vrachtwagen of een
stilstaand object,
Rijden
Page 231 of 404

229
StoringenActief
dodehoekbewakingssysteem
Als aanvulling op het permanent branden
van het lampje in de buitenspiegel aan de
desbetreffende zijde, geeft het systeem bij het
overschrijden van een rijstrookmarkering met
ingeschakelde richtingaanwijzers een rukje aan
het stuur wiel om u te helpen een aanrijding met
het voertuig in de dode hoek te voorkomen.
Voorwaarden voor de werking
De volgende systemen moeten zijn ingeschakeld:
Bij een storing in het systeem knippert dit
lampje op het instrumentenpaneel enkele
ogenblikken in combinatie met het branden van
het lampje Ser vice en
de weergave van een
melding.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Bij slechte weersomstandigheden (zware
regenval, hagel enz.) kan het systeem
tijdelijk minder nauwkeurig werken.
Vooral het rijden op een nat wegdek of het
van een droog wegdek op een nat wegdek
terechtkomen kan tot een vals alarm
leiden (zo kan een wolk waterdruppels in
de dode hoek worden aangezien voor een
vo e r tui g).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd
op dat de sensoren niet met modder,
sneeuw of ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere zaken
op het gedeelte van de buitenspiegels
waar de verklikkerlampjes zitten
of op de detectiezones op de
voor- en achterbumper, omdat de
dodehoekbewaking dan mogelijk niet
goed werkt.
Het systeem wordt automatisch
uitgeschakeld als u een aanhanger trekt
met een door het PEUGEOT-netwerk
gehomologeerde trekhaak.
Wassen met hogedrukspuit
Houd tijdens het wassen van de auto
het uiteinde van de hogedrukspuit op
minimaal 30 centimeter van de sensoren.-
Dodehoekbewakingssysteem,
-
A
ctief Lane Departure Warning System.
Raadpleeg de desbetreffende
rubrieken voor meer informatie over het
dodehoekbewakingssysteem en het Actieve
Lane Departure Warning System .
6
Rijden
Page 232 of 404

230
Parkeerhulp
Deze functie is een hulpsysteem: de
bestuurder dient altijd alert te blijven.
Parkeerhulp achter
De functie wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door een geluidssignaal.
Zodra de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, is de functie niet meer actief.
GeluidssignalenGrafische weergave
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op
de parkeerhulp achter en wordt geactiveerd
zodra er bij een wagensnelheid van maximaal
10 km/h vóór de auto een obstakel wordt
gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt uitgeschakeld zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de wagensnelheid hoger wordt dan
10 km/h.
Deze functie signaleert met behulp van
sensoren in de bumper obstakels in de
nabijheid van de auto (zoals voetgangers,
auto's, bomen en slagbomen) die binnen het
detectiebereik vallen.
Bepaalde obstakels (zoals paaltjes en pionnen)
die aanvankelijk wel worden gedetecteerd,
worden mogelijk niet meer gedetecteerd als ze
zich in de dode hoek van het detectiebereik van
de sensoren bevinden.
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het
naderen van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Aan de weergave van het geluidssignaal via
de luidspreker (rechts of links) is te herkennen
aan welke zijde van de auto het obstakel zich
bevindt.
Zodra de afstand tussen de auto en het
obstakel kleiner wordt dan dertig centimeter,
klinkt het geluidssignaal ononderbroken.De grafische weergave is een aanvulling op het
geluidssignaal. Op het scherm worden blokken
weergegeven die het pictogram van de auto
steeds dichter naderen.
Als de auto het obstakel zeer dicht genaderd is,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
Rijden