Page 9 of 404

7
Beperk de oorzaken van een
hoger brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de
auto: plaats de zwaarste voor werpen in
de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de
achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand
(dakdragers, imperiaal, fietsendrager,
aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever
een dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het
imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de
winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de
onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning
(bij koude banden), houd u daarbij aan
de bandenspanning die staat vermeld
op de sticker op de portiersponning aan
bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
-
v
oor een lange rit,
-
b
ij de wisseling van de seizoenen,
-
a
ls de auto gedurende langere tijd niet is
gebruikt.
Vergeet niet het reser vewiel en de wielen van
een aanhanger of caravan. Laat uw auto regelmatig onderhouden
(olie verversen, oliefilter, luchtfilter en
interieurfilter vervangen, enz.) en houd u
daarbij aan het aan uw situatie aangepaste
onderhoudsschema van de fabrikant.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan
drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof
uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na
3.000 km het gemiddelde brandstofverbruik
zich stabiliseert. Uitvoeringen met een BlueHDi-dieselmotor:
bij een storing in het SCR-systeem stoot de
auto schadelijke stoffen uit. Ga zo spoedig
mogelijk naar het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om de uitstoot van
stikstofoxiden terug te brengen tot onder de
wettelijke normen.
.
Eco-rijden
Page 10 of 404
8
Digitaal head-up instrumentenpaneel
Digitaal instrumentenpaneel dat aan uw persoonlijke wensen kan worden aangepast.
Afhankelijk van de gekozen weergavemodus kan bepaalde informatie zijn gemaskeerd of op een andere wijze worden weergegeven.
Digitiaal instrumentenpaneel
1.Brandstofniveaumeter.
2. Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
3. Schakelindicator, geselecteerde stand
en ingeschakelde versnelling van de
automatische transmissie.
4. Digitale snelheidsmeter (km/h of mph). 5.
Instellingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer, weergave van
verkeersborden met een snelheidslimiet.
6. Toerenteller (x 1.000 t /min of rpm).
7. Koelvloeistoftemperatuurmeter (°C).
8. Dagteller (km of mijlen). 9.
Kilometerteller (km of mijlen).
De onderstaande afbeelding komt overeen met de weergavemodus "METERS".
Instrumentenpaneel
Page 11 of 404

9
Toetsen
Weergaves
De meeste waarschuwings- en
verklikkerlampjes hebben geen vaste positie.
De waarschuwings- en verklikkerlampjes van
de tweede rij worden van rechts naar links
weergegeven, in volgorde van belangrijkheid.
De verklikkerlampjes A AN en UIT van
bepaalde functies worden op dezelfde positie
weergegeven.
Permanente weergave
Ongeacht de geselecteerde weergavemodus
toont het instrumentenpaneel:
-
o
p vaste posities:
•
d
e informatie met betrekking tot de
versnellingsbak en de schakelindicator;
•
d
e brandstofniveaumeter;
•
de
koelvloeistoftemperatuurmeter;
•
d
e kilometer- en dagteller;
-
op
variabele posities:
•
d
e digitale snelheidsmeter;
•
s
tatus- resp. waarschuwingsmeldingen
die kortstondig worden weergegeven.
Optionele informatie
Afhankelijk van de geselecteerde
weergavemodus en de ingeschakelde functies
kan het volgende worden weergegeven:
-
d
e toerenteller;
-
de
boordcomputer;
-
d
e rijhulpsystemen;
-
de
snelheidsbegrenzer of -regelaar;
-
d
e ingeschakelde audiobron;
-
d
e aanwijzingen van het navigatiesysteem;
-
m
otorinformatie afkomstig van het Driver
Sport Pack.
A.
Dimmer van de dashboardverlichting en de
verlichting van de bedieningselementen*
(beschikbaar in de nachtmodus).
of
Sfeerverlichting van het dashboard**.
*
U
itvoeringen met monochroom scherm.
**
U
itvoeringen met touchscreen.
B.
Kort indrukken: start van een handmatige
check.
Lang indrukken: resetten van de
onderhoudsindicator of de dagteller
(afhankelijk van de geselecteerde functie).
Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel
U kunt het uiterlijk van het instrumentenpaneel
aanpassen door een keuze te maken uit:
-
d
e kleur van de weergave op het
instrumentenpaneel**,
-
d
e weergavemodi.
Schermtaal en eenheden
Deze zijn afhankelijk van de configuratie van het
multifunctionele display (configuratiemenu).
Wanneer u reist naar een land met een andere officiële
eenheid voor de afstanden en snelheidslimieten
(km
of miles, km/h of mph), dient u de configuratie van
het multifunctionele display te wijzigen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
**
V
ersies met touchscreen.
Keuze van de schermkleur
Deze is afhankelijk van de sfeer die is
geactiveerd met de functie i- Cockpit Amplify.
U kunt kiezen uit de volgende sferen:
F "Relax ": grijs,
F
"Boost ": rood,
F
"Normaal " (geen sfeer geactiveerd): blauw.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de functie i-Cockpit
Amplify .
1
Instrumentenpaneel
Page 12 of 404

10
Keuze van de weergavemodus
Wijzigen van de weergavemodus van het
instrumentenpaneel:
F
D
raai aan de rolknop links op het stuur wiel
om de verschillende weergavemodi
op het rechter gedeelte van het
instrumentenpaneel weer te geven en er
doorheen te scrollen.
F
D
ruk zodra de gewenste weergavemodus
verschijnt op de knop om te bevestigen.
De nieuwe weergavemodus wordt direct
toegepast.
Elke modus is gekoppeld aan een type
informatie dat wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel.
-
"
METERS": standaardweergave van de
analoge en digitale snelheidsmeter, de
toerenteller, de brandstofniveaumeter,
de koelvloeistoftemperatuurmeter en de
kilometer- en dagteller. -
"
NAVIGATIE": standaardweergave
aangevuld met de informatie over de
huidige routebegeleiding (kaartgegevens en
navigatie-aanwijzingen).
-
"
RIJDEN": standaardweergave aangevuld
met de informatie van de actieve
rijhulpsystemen.
-
"
MINIMA AL": beperkte weergave met
alleen de digitale snelheidsmeter, de
kilometer- en dagteller en, uitsluitend
bij een waarschuwingssituatie,
de brandstofniveaumeter en de
koelvloeistoftemperatuurmeter.
-
"
BOORDCOMPUTER"*: weergavemodus
MINIMA AL met bovendien de toerenteller,
de actuele gegevens en het geselecteerde
traject (1 of 2).
of
-
"
PERSOONLIJK"**: weergavemodus
MINIMA AL met bovendien de op het
touchscreen geselecteerde gegevens in de
te personaliseren gedeelten links en rechts.
*
V
ersies met monochroom display.
**
V
ersies met touchscreen.
Configureren van de weergavemodus
"PERSOONLIJK" en selecteren van de weer
te geven gegevens in de te personaliseren
gedeelten van het instrumentenpaneel:
of F
S
electeer het menu
Instellingen in de bovenste
menubalk van het touchscreen.
F
Sel
ecteer "
Parameters ".
F
D
ruk op de toets "Instellingen
instrumentenpaneel".
Instrumentenpaneel
Page 13 of 404
11
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
F
Sel
ecteer voor elk te personaliseren
gedeelte, links en rechts, het type weer te
geven gegevens met de desbetreffende
scrollpijlen op het touchscreen:
•
"
Rijhulpsystemen ",
•
"
Standaard " (leeg),
•
"
Informatie over de motor "
(Driver
Spor t Pack),
•
" G-meters " (Driver Sport Pack),
•
" Temperaturen " (motorolie),
•
" Media ",
•
" Navigatie ",
•
" Boordcomputer ",
•
" Toerenteller ".
F
B
evestig om de instelling op te slaan en het
menu af te sluiten. Als de weergavemodus is ingesteld op
"PERSOONLIJK", wordt de nieuwe selectie
direct weergegeven.
1
Instrumentenpaneel
Page 14 of 404

12
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
Bij het aanzetten van het
contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
lampjes op het instrumentenpaneel enkele
seconden branden.
Zodra de motor is gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als een lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende
waarschuwingen
De meeste lampjes op het instrumentenpaneel
werken in combinatie met de weergave van een
melding en een geluidssignaal.Een aantal lampjes kan op twee manieren
oplichten: permanent of knipperend.
Aan de manier van oplichten in combinatie
met de werkingsfase van de auto valt af
te lezen of er sprake is van een normale
situatie of een storing.
Raadpleeg de desbetreffende tabellen van
de lampjes voor meer informatie.
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden
een of meer van de volgende ampjes gaan
branden, wijst dit op een storing in het
desbetreffende systeem en moet de bestuurder
actie ondernemen.
Lees in het geval van een storing waarbij
een waarschuwingslampje gaat branden
de aanvullende informatie, die via een
waarschuwingsmelding wordt weergegeven.
Verklikkerlampjes
ingeschakelde functies
Het branden van een of meer van de
volgende verklikkerlampjes geeft aan dat
de
desbetreffende functie is ingeschakeld.
Verklikkerlampjes
uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan
dat de desbetreffende functie handmatig is
uitgeschakeld.
Soms wordt dit gecombineerd met de weergave
van een melding en een geluidssignaal.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Instrumentenpaneel
Page 15 of 404

13
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
STOP Permanent, in
combinatie met
een ander lampje,
de weergave van
een melding en een
geluidssignaal. Dit waarschuwingslampje gaat
branden bij een ernstige storing
van de motor, het remsysteem,
de stuurbekrachtiging, de
automatische transmissie of bij
een ernstige elektrische storing. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats.
Zet het contact af en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
+
Te h o g e
koelvloeistoftemperatuurPermanent, in
combinatie met het
lampje STOP. De temperatuur van de
koelvloeistof is te hoog.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof
tot de motor is afgekoeld.
Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg
dan het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
* Afhankelijk van het verkoopland. Laadtoestand
accu
* Permanent.
Er is een storing in het
laadstroomcircuit van de accu
(vervuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem
dynamo niet correct gespannen
of gebroken, enz.). Het lampje moet na het starten van de motor uitgaan.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Vanwege de laadtoestand van de accu moet u de
auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stilzetten.
Als de elektrische parkeerrem niet werkt, beveilig de
auto dan op de volgende manier tegen wegrollen:
F
B
ij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: schakel een versnelling in.
F
B
ij auto's met een automatische transmissie:
plaats de meegeleverde wielblokken voor en
achter een van de wielen.
Motoroliedruk
Permanent. Er is een storing in de
motorsmering. Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Zet het contact af en neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
1
Instrumentenpaneel
Page 16 of 404

14
Waarschuwings- resp.
verklikkerlampjeStatus
Oorzaak Acties/Opmerkingen
Portier(en)
geopend
Permanent, in combinatie met een
melding die het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft.Bij een snelheid lager dan
10 km/h is een portier of de
achterklep niet goed gesloten. Sluit het portier of de achterklep.
Permanent, in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding die het desbetreffende
carrosseriedeel aangeeft.Bij een snelheid hoger dan
10 km/h is een portier of de
achterklep niet goed gesloten.
Veiligheidsgordels
niet vastgemaakt
of losgemaaktPermanent
of
Knippert in
combinatie met een
geluidssignaal.Een van de veiligheidsgordels
is niet vastgemaakt of weer
losgemaakt.Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
Dit lampje gaat ook branden op het pictogrammendisplay voor
de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde, in
combinatie met het lampje dat aangeeft welke veiligheidsgordel
is losgemaakt of niet is vastgemaakt.
Elektrische
parkeerrem
Permanent.
De elektrische parkeerrem is
aangetrokken. Zet de parkeerrem vrij zodat het lampje uitgaat: trap
het rempedaal in en trek kort aan de hendel van de
parkeerrem.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de elektrische parkeerrem
.
Uitschakeling
van de
automatische
werking van
de elektrische
parkeerrem Permanent.
De functies "automatisch
aantrekken" (bij het afzetten
van de motor) en "automatisch
vrijzetten" zijn uitgeschakeld. Schakel de functies weer in.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de elektrische parkeerrem
.
Instrumentenpaneel