Page 129 of 404

127
Richtingaanwijzers
Wanneer bij een snelheid van meer
dan 60 km/h de richtingaanwijzers na
meer dan 20 seconden nog niet zijn
uitgeschakeld, wordt automatisch het
verklikkergeluid versterkt.
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen. Bij uitvoeringen met richtingaanwijzers met led-
verlichting knipperen de leds sequentieel.
De sterkte van de dagrijverlichting wordt
minder tijdens het knipperen van de
richtingaanwijzers.
Parkeerlichten
F Links: beweeg de verlichtingsschakelaar
omlaag voorbij het weerstandspunt.
F
R
echts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het weerstandspunt.
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
F
V
olgens uitvoering: duw de lichtschakelaar
binnen één minuut na het afzetten van
het contact omhoog of omlaag om de
parkeerlichten aan de kant van het verkeer
in te schakelen (voorbeeld: rechts van
de weg parkeren: lichtschakelaar omlaag
duwen; parkeerlichten links gaan branden). Het inschakelen wordt bevestigd door een
geluidssignaal en het branden van het lampje
van de desbetreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand.
4
Verlichting en zicht
Page 130 of 404

128
Koplampen verstellen
Halogeen koplampen
handmatig verstellen
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto
om verblinding van medeweggebruikers te
voorkomen.Stand 0 : basisinstelling.
Automatische verstelling
van de koplampen met
"Full
l
ed"-technologie
In het geval van een storing
gaat dit lampje branden op het
instrumentenpaneel, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Het systeem zet in dat geval de koplampen in de
laagste stand.
Laat het systeem controleren door een PEUGEOT-
dealer of door een gekwalificeerde werkplaats.
Raak de "Full led"-lampen niet aan.
Elektrocutiegevaar!
0
Bestuurder of bestuurder + voorpassagier.
-Bestuurder + voorpassagier + achterpassagiers.
15 personen.
-5 personen + belading in de bagageruimte.
2Bestuurder + belading in de bagageruimte.
Automatisch inschakelen
van de verlichting
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting kan ook, in geval van neerslag,
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is
of nadat het wissen is gestopt.
InschakelenOm verblinding van andere weggebruikers te
voorkomen corrigeert dit systeem automatisch de
hoogte van de lichtbundel van dit type koplampen
overeenkomstig de belading van de auto.
F
D
raai de ring in de stand “AUTO”.
Als de functie wordt geactiveerd, verschijnt er
tevens een melding.
Verlichting en zicht
Page 131 of 404

129
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand.
Het uitschakelen van de functie wordt
bevestigd door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat
de verlichting branden en wordt
dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie met
een geluidssignaal en/of een melding.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich in het
midden aan de bovenzijde van de voorruit
achter de binnenspiegel bevindt, niet af.
De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten onrechte
voldoende licht waarnemen; de verlichting wordt
dan niet automatisch ingeschakeld. Dek de met
de regensensor gecombineerde lichtsensor, die
zich in aan de bovenzijde van de voorruit achter
de binnenspiegel bevindt, niet af.
Automatische follow me
home-verlichting
Als de functie "Automatische verlichting"
is geactiveerd, worden onder donkere
omstandigheden de parkeerlichten, het dimlicht
de instapverlichting in de buitenspiegels
automatisch ingeschakeld bij het afzetten van
het contact.
Het in- of uitschakelen van de functie en de
tijdsduur van de follow me home-verlichting zijn
in te stellen via het configuratiemenu op het
scherm van de auto.
Handbediende follow me
home-verlichting
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten
van het contact de dimlichten nog even blijven
branden om het uitstappen in het donker te
vergemakkelijken.
Inschakelen
Uitschakelen
Bij uitvoeringen zonder "Automatische
verlichting" wordt de handbediende follow me
home-verlichting na 30 seconden automatisch
uitgeschakeld.
Bij uitvoeringen met "Automatische verlichting"
is de duur van de handbediende follow me
home-verlichting gelijk aan de ingestelde
duur van de automatische follow me home-
verlichting. F
G
eef bij afgezet contact een "lichtsignaal"
met de lichtschakelaar.
F
G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen.
4
Verlichting en zicht
Page 132 of 404

130
Automatische
instapverlichting buitenzijde
Als de functie "automatische verlichting" is
geactiveerd, gaan bij een geringe lichtsterkte
van de omgeving na het vergrendelen van
de auto de parkeerlichten, het dimlicht en de
instapverlichting in de buitenspiegels branden.
Het in- en uitschakelen en de duur van het
branden van de instapverlichting kunnen
worden ingesteld via het configuratiemenu op
het scherm van de auto.
Instapverlichting
De beschikbaarheid van deze functie is
afhankelijk van de uitvoering.
Instapverlichting
buitenspiegelsInschakelen
Als de knop van de plafonnier
vóór in deze stand staat, wordt
de instapverlichting automatisch
ingeschakeld:
Ongeacht de stand van de knop van de
plafonnier vóór wordt de instapverlichting in de
buitenspiegels ook ingeschakeld in combinatie
met de instapverlichting buitenzijde en de
follow me home-verlichting.
Uitschakelen
De verlichting dooft na 30 seconden
automatisch.
F
D
ruk kort op deze toets van de
afstandsbediening.
De parkeerlichten, het dimlicht, de
kentekenplaatverlichting en de instapverlichting
in de buitenspiegels gaan gedurende
30
seconden branden. Door de toets nogmaals
in te drukken ter wijl de verlichting nog brandt,
wordt de verlichting onmiddellijk uitgeschakeld. Om de toegang tot de auto te vergemakkelijken,
worden de volgende delen verlicht:
-
h
et opper vlak naast het bestuurders- en het
passagiersportier,
-
h
et opper vlak voor de spiegel en achter de
voorportieren. - bij het ontgrendelen,
-
a
ls er een portier geopend wordt,
-
a
ls een verzoek wordt ontvangen van de
afstandsbediening voor het lokaliseren van
de auto.
Verlichting en zicht
Page 133 of 404
131
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch tussen
dim- en grootlicht, afhankelijk van het
omgevingslicht en de rijcondities met behulp
van een camera aan de bovenzijde van de
voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht,
het verkeer en voor het naleven van de
verkeersregels.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h wordt,
werkt de functie niet meer.
4
Verlichting en zicht
Page 134 of 404

132
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf de verlichting omschakelen.
F
G
eef een lichtsignaal om de werking
van de functie te onderbreken; het
verlichtingssysteem wordt overgeschakeld
op de stand "automatische verlichting":
-
a
ls de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Dimlicht" groen brandden, zal het
systeem overschakelen op het grootlicht,
-
a
ls de verklikkerlampjes "AUTO" en
"Grootlicht" blauw brandden, zal het
systeem overschakelen op het dimlicht.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de functie
weer te activeren. Er kunnen storingen in de werking van het
systeem optreden:
-
b
ij slecht zicht (sneeuw, zware
regenval enz.),
-
a
ls het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of bedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
-
a
ls de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit
als het dichte mist detecteert.
Het systeem detecteert geen:
- w eggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
-
v
oertuigen waar van de verlichting
wordt afgeschermd (bijvoorbeeld door
een vangrail op de snelweg),
-
v
oertuigen die zich aan de top of de
voet van een steile helling, in een
bocht of op een zijweg bevinden.
Werking Onderbreken
Inschakelen/uitschakelen
F Zet de ring van de lichtschakelaar in de
stand " AUTO".
De systeemstatus blijft na het afzetten van het
contact opgeslagen in het geheugen. F
S
electeer in het menu
Auto/Rijden het tabblad
" Rijfuncties " en daarna
"Automat. aan/uit grootlicht".
Als de omgeving voldoende is verlicht en/
of als de verkeerssituatie het gebruik van het
grootlicht niet toelaat: -
d
e dimlichten blijven
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden.
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat: -
h
et grootlicht wordt automatisch
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
lampjes branden. Het systeem schakelt de functie tijdelijk uit als
het dichte mist detecteert.
Zodra de auto de mistbank uit rijdt, wordt de
functie automatisch weer ingeschakeld.
Dit verklikkerlampje gaat uit als de
functie wordt uitgeschakeld.
Verlichting en zicht
Page 135 of 404
133
Statische bochtverlichtingInschakelen/uitschakelen
De statische bochtverlichting kan
worden in- en uitgeschakeld via
het menu Auto/Rijden van het
touchscreen.
Inschakelen
De bochtverlichting wordt in de volgende
gevallen ingeschakeld:
-
b
ij het inschakelen van een
richtingaanwijzer,
of
-
a
ls het stuur wiel ver genoeg wordt
verdraaid.
Statische bochtverlichting werkt
niet
De verlichting werkt in de volgende gevallen
niet:
-
b
ij een geringe stuuruitslag,
-
b
ij snelheden boven 40 km/h,
-
a
ls de achteruit is ingeschakeld.
Deze functie, aanwezig op uitvoeringen met
"Full led"-koplampen, zorgt er voor dat tijdens
het rijden met dim- of grootlicht de mistlamp
vóór wordt ingeschakeld om de binnenkant van
de bocht extra te verlichten bij snelheden tot 40
km/h (handig in de stad, op bochtige wegen,
kruispunten, parkeergarages enz.). Met statische bochtverlichting
Zonder statische bochtverlichting
4
Verlichting en zicht
Page 136 of 404

134
Ruitenwisserschakelaar
Instellen
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto zijn
verschillende instellingen mogelijk:
-
a
utomatische werking van de ruitenwissers
vó ó r,
-
a
utomatisch inschakelen van de
ruitenwisser achter bij het inschakelen van
de achteruitversnelling.
Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het
gebied rondom de ruitenwisserarmen en
-bladen en van de voorruitrand alvorens
de ruitenwissers in te schakelen.
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan de
voorruit.
Zonder automatische ruitenwissers
Met automatische ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
Eén keer wissen (de hendel omlaag
duwen of kort naar u toe trekken en
vervolgens loslaten).
of Automatisch wissen (omlaag
duwen en vervolgens
loslaten).
Eén keer wissen (de hendel
even naar u toe trekken).
A.
Selecteren van de wissnelheid: zet de
schakelaar in de gewenste stand.
Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag).
Wissen op normale snelheid (matige
r e g e n).
Intervalwissen (wissnelheid
afhankelijk van de rijsnelheid).
Stop.
Verlichting en zicht