Page 617 of 842

5–160
Interieurvoorzieningen
Interieuruitrusting
Voorste kaartleeslampen
Wanneer de plafondverlichtingschakelaar
in de stand portier of uit staat, op de lens
drukken om de voorste kaartleeslampen
te laten branden en vervolgens nogmaals
op de lens drukken om de lampen uit te
schakelen.
OPMERKING
De voorste kaartleeslampen gaan in
onderstaande gevallen als de lens wordt
ingedrukt niet uit:
De plafondverlichtingschakelaar
staat in de stand ON.
De plafondverlichtingschakelaar
staat in de stand portier terwijl een
portier open staat.
Het instapverlichtingsysteem is aan.
Achterste kaartleeslampen
Wanneer de plafondverlichtingschakelaar
in de stand portier of uit staat, op de lens
drukken om een achterste kaartleeslamp
te laten branden en vervolgens nogmaals
op de lens drukken om de lamp uit te
schakelen.
OPMERKING
Wanneer de achterste
kaartleeslampen eenmaal zijn
uitgeschakeld, gaan deze aan en uit
afhankelijk van de stand waarin de
plafondverlichtingschakelaar gezet
is.
De achterste kaartleeslampen gaan
ook als de lens wordt ingedrukt in
onderstaande gevallen niet uit:
De plafondverlichtingschakelaar is
ON.
De plafondverlichtingschakelaar
staat in de stand portier terwijl een
portier open staat.
Het instapverlichtingsysteem is
aan.
Bagageruimteverlichting
Schakelaarstand Bagageruimteverlichting
Verlichting uit
Verlichting gaat aan wanneer de
achterklep wordt geopend
Page 618 of 842

5–161
Interieurvoorzieningen
Interieuruitrusting
*Bepaalde modellen.
Kofferruimteverlichting
De kofferruimteverlichting gaat aan
wanneer het kofferdeksel wordt geopend
en gaat uit wanneer dit wordt gesloten.
OPMERKING
Om uitgeput raken van de accu te
voorkomen, het kofferdeksel niet
gedurende lange tijd geopend laten
wanneer de motor niet draait.
Instapverlichtingen
Gaat aan wanneer een portier
geopend wordt of wanneer het
instapverlichtingssysteem is ingeschakeld.
Instapverlichting
Omgevingsverlichting *
De omgevingsverlichting blijft continu
branden wanneer het contact op ON wordt
gezet.
De omgevingsverlichting dimt wanneer
de positielampen of de koplampen
ingeschakeld worden.
Omgevingsverlichting
OPMERKING
Wanneer het contact op OFF wordt
gezet, gaat de omgevingsverlichting
aan of uit in samenhang met het
instapverlichtingssysteem.
Terwijl de positielampen of
de koplampen ingeschakeld
zijn, kan de lichtsterkte van de
omgevingsverlichting gewijzigd
worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15 .
Page 619 of 842

5–162
Interieurvoorzieningen
Interieuruitrusting
*Bepaalde modellen.
Instapverlichtingssysteem
Wanneer het instapverlichtingssysteem
in werking is, gaat de plafondverlichting,
de instapverlichtingen en de
omgevingsverlichting
* onder de volgende
omstandigheden branden:
Het bestuurdersportier is ontgrendeld
nadat het contact op OFF is gezet.
Het contact is op OFF gezet terwijl alle
portieren gesloten zijn.
OPMERKING
(Plafondlampen) Het systeem van de
instapverlichting werkt wanneer de
plafondverlichtingschakelaar in de
stand DOOR staat.
De verlichtingstijd verschilt
afhankelijk van het gebruik.
Accubesparing Als het contact op OFF is gezet en
een interieurverlichting is blijven
branden, gaat de verlichting na
ongeveer 30 minuten automatisch
uit om uitputting van de accu te
voorkomen.
De werking van het systeem van
de instapverlichting kan gewijzigd
worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-15 .
Stekkerbussen voor
accessoires
Gebruik uitsluitend originele Mazda
accessoires of daaraan gelijkwaardige met
een stroomverbruik van niet meer dan 120
W (12 V gelijkstroom, 10 A).
Het contact dient op ACC of ON te staan.
Voor
Midden
Page 620 of 842