Page 257 of 842

4–78
Tijdens het rijden
Automatische transmissie
*Bepaalde modellen.
Directe modus *
De directe modus kan worden gebruikt
voor het tijdelijk overschakelen van de
versnellingen door bediening van de
stuurversnellingschakelaar tijdens het
rijden met de keuzehendel in het D bereik.
In de directe modus branden de D en M
indicaties en wordt de versnellingspositie
die in gebruik is verlicht aangegeven.
De directe modus wordt in de volgende
gevallen geannuleerd (ontgrendeld).
De UP schakelaar ( ) wordt
gedurende een bepaalde tijd of langer
naar achteren getrokken.
Er wordt gedurende een bepaalde
tijd of langer met de auto gereden
(tijd verschilt afhankelijk van de
rijomstandigheden tijdens het gebruik).
De auto wordt stopgezet of bij het rijden
met lage snelheid.
Versnellingspositie-indicatielampje
Directe modus indicator
OPMERKING
In de directe modus bestaat de kans
dat afhankelijk van de rijsnelheid
opschakelen en terugschakelen niet
mogelijk is. Aangezien de directe
modus wordt geannuleerd (ontgrendeld)
afhankelijk van de mate van acceleratie
of als het gaspedaal volledig wordt
ingetrapt, wordt gebruik van de modus
voor handbediende overschakeling
aanbevolen als u gedurende een langere
periode in een bepaalde versnelling
moet rijden.
Page 258 of 842

4–79
Tijdens het rijden
Automatische transmissie
Rijtips
WAARSCHUWING
Laat de auto niet in een richting rijden
die tegenovergesteld is aan de richting
die met de keuzehendel is gekozen:
Laat de auto niet achteruit rijden met
de keuzehendel in een vooruitstand,
of laat de auto niet vooruit rijden met
de keuzehendel in de achteruitstand.
Anders zal de motor afslaan
wat tot verlies van de rem- en
stuurbekrachtigingsfuncties leidt
waardoor de auto moeilijk bestuurbaar
wordt en ongelukken veroorzaakt
kunnen worden.
Passeren
Druk voor extra vermogen bij het inhalen
van een ander voertuig of het berijden van
steile hellingen het gaspedaal volledig in.
De transmissie zal dan terugschakelen naar
een lagere versnelling, afhankelijk van de
rijsnelheid.
OPMERKING
Het gaspedaal voelt in het begin
mogelijk zwaar wanneer dit wordt
ingetrapt, maar wordt dan lichter
naarmate het verder wordt ingetrapt.
Deze verandering in pedaalkracht
helpt het motorstuursysteem te
bepalen in welke mate het gaspedaal
is ingetrapt voor het uitvoeren van
kickdown en dient om te regelen
of kickdown al dan niet uitgevoerd
moet worden.
Wanneer de keuzehendel in de
stand M staat en het DSC systeem
is uitgeschakeld, zal ook als het
gaspedaal volledig wordt ingetrapt de
handbediende overschakelfunctie niet
overschakelen naar de automatische
overschakelfunctie. Bedien de
keuzehendel.
Page 259 of 842
4–80
Tijdens het rijden
Automatische transmissie
Vanuit stilstand oprijden van een steile
helling
Voor het vanuit stilstand oprijden van een
steile helling:
1. Druk eerst het rempedaal in.
2. Zet de keuzehendel in stand D of M1
afhankelijk van het laadgewicht en de
graad van de helling.
3. Laat het rempedaal los en druk
tegelijkertijd het gaspedaal geleidelijk
in.
Afrijden van steile hellingen
Schakel bij het afrijden van een steile
helling over naar een lagere versnelling,
afhankelijk van het laadgewicht en de
graad van de helling. Rijd langzaam naar
beneden en maak daarbij slechts af en toe
gebruik van de remmen om te voorkomen
dat deze oververhit raken.
Page 260 of 842
4–81
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Verlichtingsregelaar
Koplampen
Draai de koplampschakelaar om de koplampen en andere buitenverlichting in of uit te
schakelen.
Wanneer de verlichting wordt ingeschakeld, gaat het verlichting-aan indicatielampje in de
instrumentengroep branden.
OPMERKING
Om te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de verlichting niet ingeschakeld laten
wanneer de motor stopgezet is, tenzij dit in verband met de veiligheid vereist is.
Koplampen die weggebruikers die vanuit tegemoetkomende richting naderen niet
verblinden, ongeacht aan welke kant van de weg u geacht wordt te rijden (links of
rechts verkeer). Het is dus niet nodig de optische as van de koplampen af te stellen
wanneer u tijdelijk naar rijden aan de andere kant van de weg moet omschakelen (links
of rechts verkeer).
Page 261 of 842
4–82
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Zonder automatische verlichtingsregeling
Schakelaarstand
Contactstand ON ACC of
OFF O N ACC of
OFF O N ACC of
OFF
Koplampen Uit Uit Uit Uit Aan Uit
Dagverlichting
* A a n *1 Uit Uit Uit Uit Uit
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen Uit Uit Aan Aan Aan Aan
*2
*1 Tijdens het rijden wordt de verlichting ingeschakeld.
*2 Wanneer de verlichting is ingeschakeld blijft deze branden als het contact vanuit ON in een andere stand
wordt gezet. De verlichting wordt uitgeschakeld wanneer het bestuurdersportier wordt geopend of als na het
inschakelen van de verlichting 30 seconden zijn verstreken.
Page 262 of 842
4–83
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Met automatische verlichtingsregeling
Schakelaarstand
Contactstand ON ACC of
OFF O N ACC of
OFF O N ACC of
OFF O N ACC of
OFF
Koplampen Uit Uit
Automatisch *2 Uit Uit Uit Aan Uit
Dagverlichting * A a n *1 Uit Aan *3 Uit Uit Uit Uit Uit
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen Uit Uit
Automatisch *2 Automatisch *4 Aan Aan Aan Aan *4
*1 Tijdens het rijden wordt de verlichting ingeschakeld.
*2 De verlichting wordt ingeschakeld door de automatische verlichtingsfunctie.
*3 De verlichting wordt ingeschakeld wanneer de auto rijdt en gaat uit wanneer de koplampen door de
automatische verlichtingsfunctie worden ingeschakeld.
*4 Wanneer de verlichting is ingeschakeld blijft deze branden als het contact vanuit ON in een andere stand
wordt gezet. De verlichting wordt uitgeschakeld wanneer het bestuurdersportier wordt geopend of als na het
inschakelen van de verlichting 30 seconden zijn verstreken.
Page 263 of 842

4–84
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Automatische verlichtingsregeling *
Wanneer de koplampschakelaar in de stand
staat en het contact op ON gezet wordt,
tast de lichtsensor de helderheid of donkerte van de omgeving af en schakelt deze
automatisch de koplampen en andere buitenverlichting in of uit.
OPGELET
De lichtsensor niet afdekken door een sticker of een label op de voorruit te plakken.
Anders zal de lichtsensor niet correct functioneren.
De lichtsensor functioneert ook als een regensensor voor de automatische
ruitenwisserregeling. Houd handen en ruitenkrabbers uit de buurt van de voorruit
wanneer de ruitenwisserhendel in de stand
staat en het contact op ON gezet is,
aangezien vingers beklemd kunnen raken of de ruitenwissers en wisserbladen
beschadigd kunnen worden wanneer de ruitenwissers automatisch in werking gesteld
worden. Als u de voorruit gaat reinigen, er op letten dat de ruitenwissers volledig zijn
uitgeschakeld — dit is vooral belangrijk bij het verwijderen van ijs en sneeuw —
wanneer het bijzonder verleidelijk is om de motor te laten draaien.
OPMERKING
De koplampen en overige buitenverlichting gaan mogelijk niet onmiddellijk uit in
het geval de omgeving ineens helder verlicht wordt, aangezien de lichtsensor bepaalt
dat het avond is als de omgeving gedurende enkele minuten continu donker is, zoals
bijvoorbeeld in lange tunnels, bij ¿ les in tunnels of in parkeergarages.
In dit geval wordt de verlichting uitgeschakeld als de verlichtingsschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt. De gevoeligheid van de automatische verlichtingsregeling kan gewijzigd worden. Zie Gebruikersinstellingen op pagina 9-15 .
Page 264 of 842
4–85
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Koplampen grootlicht-dimlicht
De koplampen schakelen over tussen
grootlicht en dimlicht door de hendel naar
voren of naar achteren te verplaatsen.
Grootlicht
Dimlicht
Wanneer het grootlicht van de
koplampen is ingeschakeld, gaat
het grootlichtindicatielampje van de
koplampen branden.
Koplamplichtsignaal
Kan worden gebruikt wanneer het contact
op ON gezet is.
Voor het geven van een lichtsignaal met de
koplampen, de hendel volledig naar u toe
trekken (de koplampschakelaar hoeft niet
ingeschakeld te zijn).
UIT
Koplamplichtsignaal
Het grootlichtindicatielampje in de
instrumentengroep gaat tegelijkertijd
branden. Wanneer u de hendel loslaat, zal
deze naar de normale stand terugkeren.