Page 177 of 232

67)Vul geen olie bij met andere kenmerken
dan de olie waarmee de motor is gevuld.
68)Gebruik voor het bijvullen hetzelfde type
vloeistof als het type dat al in het reservoir
van het motorkoelsysteem zit. De vloeistof
mag niet gemengd worden met andere types
antivriesvloeistoffen. Als er toch bijgevuld is
met een ongeschikt product, start dan in
geen geval de motor en neem contact op met
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
69)Als u de accu moet loskoppelen of
verwijderen, sluit de achterklep dan niet. Om
onbedoelde sluiting te voorkomen, wordt
aanbevolen een obstakel (bijv. een doek) op
het slot te leggen zodat de achterklep niet
gesloten kan worden.
BELANGRIJK
4)De gebruikte motorolie en oliefilters
bevatten stoffen die schadelijk zijn voor het
milieu. Het verdient aanbeveling de olie en de
filters te laten vervangen door het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
5)Gebruikte versnellingsbakolie bevat
stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.
Men adviseert om voor het vervangen van de
olie contact op te nemen met het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
6)Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem voor
vervanging van de accu contact op met het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
ACCU OPLADEN
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
159) 160)
BELANGRIJK Alvorens het oplaadtoestel
te gebruiken, zorg ervoor dat het
geschikt is voor de geïnstalleerde accu,
met constant voltage (onder de 14.8 V)
en laag ampère (maximum 15 A).
BELANGRIJK Laad de accu op in een goed
geventileerde omgeving.
BELANGRIJK Laad of herlaad nooit een
bevroren accu: deze kan ontploffen
vanwege de stikstof dat besloten zit in
de ijskristallen.
BELANGRIJK Op alle tijden tijdens het
opladen of heropladen van de accu,
ervoor zorgen dat vonken of open vuur
voldoende ver van de accu wordt
gehouden.
BELANGRIJK Alvorens op te laden
apparatuur te gebruiken of de lading van
de accu te behouden, volg zorgvuldig de
aanwijzingen meegeleverd met het
apparaat om deze veilig en op de juiste
manier aan te sluiten op de accu.
U kunt de accu opladen zonder de
bedrading van het elektrische systeem
van het voertuig af te sluiten.
Om bij de batterij te komen, het
toegangspaneel in de bagageruimteverwijderen fig. 165;
verwijder de beschermende kap 1
fig. 166 en sluit de positieve
kabelterminal van de lader (gewoonlijk
rood) aan op de positieve terminal (+) van
de accu;
sluit de negatieve terminal van de
lader (gewoonlijk zwart) aan op moer
2 naast de negatieve terminal (-) van de
batterij, zoals getoond in fig. 166;
16509036S0001EM
16609036S0002EM
175
Page 178 of 232

Het voertuig is uitgerust met een IBS
(Intelligent Battery Sensor), die in staat is
het laad- en ontlaadvoltage te meten en
het laadniveau te berekenen en de
algemene toestand van de accu. De
sensor wordt geplaatst naast de
negatieve terminal (-) van de accu.
Voor een correcte ladings-/
ontladingsprocedure, moet het
laadvoltage door de IBS-sensor gaan.
Draai de lader aan en volg de
aanwijzingen uit de
gebruikershandleiding om de accu
helemaal op te laden;
schakel na het heropladen eerst de
acculader uit voordat deze wordt
losgekoppeld van de accu;
eerst de zwarte kabelterminal van de
acculader afsluiten en daarna de rode
kabelterminal;
herplaats de beschermende kap van
de positieve terminal van de accu en de
toegangskap op de accuruimte.
BELANGRIJK Als een acculader van het
"snelle" type wordt gebruikt terwijl de
accu in het is voertuig gemonteerd,
moeten eerst beide kabels van de accu
losgemaakt worden alvorens de
acculader aan te sluiten. Gebruik geen
"snellader" voor de levering van
startspanning.
70)
BELANGRIJK
159)Het proces van opladen of weer
opladen van de accu produceert waterstof,
een ontvlambaar gas dat kan ontploffen en
tot ernstig letsel leiden.
160)Houd u altijd aan de vermelde
voorzorgsmaatregelen bij het opladen of
weer opladen van de accu.
BELANGRIJK
70)Als u de accu moet loskoppelen of
verwijderen, sluit de achterklep dan niet. Om
onbedoelde sluiting te voorkomen, wordt
aanbevolen een obstakel (bijv. een doek) op
het slot te leggen zodat de achterklep niet
gesloten kan worden.
ONDERHOUDSPROCEDURES
161) 162) 163)
71) 72) 73) 74) 75) 76) 77)
ONDERHOUD AIRCONDITIONING
78) 79)
Om de beste prestaties te garanderen,
moet de airconditioning gecontroleerd en
onderhouden worden bij een werkplaats
van het Alfa Romeo Servicenetwerk, bij
het begin van de zomer.
RUITENWISSER
De wisserbladen van de ruitenwisser
omhoog zetten (functie "Servicestand")
Dankzij de functie "Servicestand" kan de
bestuurder de wisserbladen eenvoudiger
vervangen. Het wordt ook aanbevolen om
deze functie te activeren wanneer het
sneeuwt en om het gemakkelijker te
maken elke afzetting van vuil te
verwijderen in de zone waar de bladen
normaal geplaatst zijn, bij het wissen.
Inschakeling van de functie
Schakel, om deze functie in te schakelen,
de ruitenwissers uit (draaischakelaar
fig. 167 in standO) voordat u de
startinrichting op STOP zet.
Deze functie kan alleen binnen 2 minuten
nadat de startinrichting op STOP is gezet
ingeschakeld worden.
176
ONDERHOUD EN ZORG
Page 179 of 232

Beweeg, voor inschakeling van deze
functie, de hendel minstens een drie
seconden omhoog (onstabiele stand).
Indien, na gebruik van deze functie, de
startinrichting teruggezet wordt op
AANmet de wisserbladen in een andere
stand dan de ruststand (onderaan op de
voorruit), dan zullen ze alleen terugkeren
naar de ruststand na een commando
afkomstig van de hendel (hendel omhoog,
naar onstabiele stand) of wanneer een
snelheid van 5 km/h wordt overschreden.
Wisserbladen voorruit vervangen
Ga als volgt te werk:
hef de wisserarm op, druk op het lipje
fig. 168 van de springveer en verwijder
het wisserblad van de arm;
monteer het nieuwe wisserblad door
het lipje in de speciale zitting op de
wisserarm te blokkeren;
laat de wisserarm voorzichtig op de
ruit zakken.
BELANGRIJK Schakel de ruitenwissers
niet met van de ruit opgeheven
wisserbladen in.
Ruitensproeier
De ruitensproeiers zijn niet verstelbaar.
Als de ruitensproeiers niet werken,
controleer dan eerst of er
ruitensproeiervloeistof in het reservoir
zit (zie paragraaf “Motorruimte” in dit
hoofdstuk).
Controleer vervolgens of de
sproeigaatjes niet verstopt zijn. Gebruik
zo nodig een naald om ze te ontstoppen.
BELANGRIJK
161)Het luchtinlaatsysteem (luchtfilter,
rubber slangen, enz.) kan als bescherming
fungeren in geval van terugslag van de
motor. VERWIJDER dit systeem NIET, tenzij
u reparatie- of onderhoudswerkzaamheden
moet uitvoeren. Controleer, alvorens de
motor te starten, dat het systeem niet
verwijderd is: het niet in acht nemen van
deze voorzorgsmaatregel kan leiden tot
ernstig letsel.
162)Uitlaatgassen zijn uiterst gevaarlijk, en
kunnen dodelijk zijn. Ze bevatten
koolmonoxide, een kleurloos en reukloos gas
dat bij inademing bewustzijnsverlies en
vergiftiging kan veroorzaken.
163)Het uitlaatsysteem kan zeer hoge
temperaturen bereiken en kan leiden tot
brand als het voertuig geparkeerd wordt op
ontvlambaar materiaal. Droog gras of
bladeren kunnen ook vlam vatten als ze in
contact komen met het uitlaatsysteem.
Parkeer of gebruik het voertuig niet op een
plaats waar het uitlaatsysteem in contact
kan komen met ontvlambaar materiaal.
16709046S0001EM
16809046S0002EM
177
Page 180 of 232

BELANGRIJK
71)Onjuist onderhoud van het voertuig of
het niet uitvoeren van
reparatiewerkzaamheden (indien nodig) kan
leiden tot duurdere reparaties, schade aan
andere onderdelen of een negatieve
inwerking op de prestaties van het voertuig.
Laat elke storing onmiddellijk controleren bij
een werkplaats van het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
72)Het voertuig is uitgerust met
vloeistoffen die geoptimaliseerd zijn of die
de prestaties en levensduur beschermen en
de onderhoudsintervallen groter maken.
Gebruik geen chemische middelen voor het
wassen van deze onderdelen omdat deze de
motor, de versnellingsbak of de
klimaatregeling kunnen beschadigen. Deze
schade wordt niet gedekt door de garantie
van het voertuig. Als er een onderdeel
gewassen moet worden omdat het niet goed
werkt, gebruik dan uitsluitend speciale
vloeistof om dat te doen.
73)Een overtollige of onvoldoende
hoeveelheid olie in het motorblok leidt tot
ernstige beschadiging van de motor. Zorg
ervoor dat de olie altijd op een geschikt
niveau staat.74)Voertuigen uitgerust met katalysator
mogen uitsluitend getakt worden met
loodvrije benzine. Loodhoudende benzine
kan de katalysator permanent beschadigen
en de werking om vervuilende emissies te
beperken teniet doen, waardoor de
prestaties van de motor in gevaar komen, die
hierdoor onherstelbaar beschadigd kan
raken. Als de motor niet goed werkt, in het
bijzonder bij moeizaam starten of bij
prestatieverlies, ga dan onmiddellijk naar
een werkplaats van het Alfa Romeo
Servicenetwerk. Langdurige en onjuiste
werking van de motor kan leiden tot
oververhitting van de katalysator en, als
gevolg, mogelijke schade aan de katalysator
en het voertuig.
75)Het gebruik van een
versnellingsbakvloeistof anders dan de
goedgekeurde kan de kwaliteit van het
schakelen in gevaar brengen en/of leiden tot
trilling van de versnellingsbak zelf.
76)Het wordt geadviseerd het voertuig te
laten onderhouden bij een werkplaats van
het Alfa Romeo Servicenetwerk. Bij het
persoonlijk uitvoeren van normale periodieke
werkzaamheden en onderhoudshandelingen
wordt geadviseerd gebruik te maken van
geschikte gereedschappen, originele
vervangingsonderdelen en de noodzakelijke
vloeistoffen. Voer geen enkele ingreep uit als
u niet over de noodzakelijke ervaring
beschikt.
77)Als u de accu moet loskoppelen of
verwijderen, sluit de achterklep dan niet. Om
onbedoelde sluiting te voorkomen, wordt
aanbevolen een obstakel (bijv. een doek) op
het slot te leggen zodat de achterklep niet
gesloten kan worden.78)Vraag altijd om het gebruik van
uitsluitend goedgekeurde koel- en
smeermiddelen voor de compressor die
geschikt zijn voor het specifieke
klimaatregelsysteem dat op het voertuig
gemonteerd is. Sommige niet goedgekeurde
koelmiddelen zijn brandbaar en kunnen
exploderen, met risico op verwondingen. Het
gebruik van niet-goedgekeurde
koelmiddelen of smeermiddelen kan de
werking van het systeem negatief
beïnvloeden, wat tot dure reparaties leidt.
79)Het airconditioningssysteem bevat
koelmiddel onder hoge druk: om letsel aan
mensen of schade aan het systeem te
voorkomen moet bijvullen van koelmiddel of
reparatie waarbij de kabels losgekoppeld
moeten worden, uitgevoerd worden bij een
werkplaats van het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
178
ONDERHOUD EN ZORG
Page 181 of 232

HET VOERTUIG OPKRIKKEN
Als de auto opgeheven moet worden,
neem dan contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk dat uitgerust is met
garagekrikken of hefbruggen.
De hefpunten van het voertuig zijn
gemarkeerd op de zijskirts met de
symbolen
(zie afbeelding in fig. 169 ).
WIELEN EN BANDEN
164) 165) 166)
SNEEUWKETTINGEN
80)
Versies met achterwielaandrijving en
vierwielaandrijving
7-mm sneeuwkettingen kunnen gebruikt
worden op alle banden. Er kunnen ook
kettingen van 9 mm worden gebruikt
voor banden met een breedte van
225 mm of minder (205/60R16,
225/55R16, 225/50R17, 225/45R18).
Er worden sneeuwkettingen aanbevolen
die verkrijgbaar zijn bij het
servicenetwerk van Alfa Romeo.
Waarschuwingen
Het gebruik van sneeuwkettingen moet
aan de plaatselijke voorschriften in elk
land voldoen. In bepaalde landen worden
banden gemarkeerd met de M+S (Mud
and Snow) beschouwd als
winteruitrusting; het gebruik hiervan is
gelijkwaardig aan dat van de
sneeuwkettingen.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de
achterwielen gemonteerd worden.
Controleer de spanning van de
sneeuwkettingen na enkele tientallen
meters rijden.
BELANGRIJK Het gebruik van
sneeuwkettingen met banden met
niet-originele afmetingen kunnen het
voertuig beschadigen.
BELANGRIJK Het gebruik van
verschillende maten of typen (M+S,
winter-, enz.) banden op de voor- en
achterassen kan de bestuurbaarheid van
de auto benadelen, met het risico van
controleverlies over het voertuig en
bijgevolg ongevallen.
TIPS VOOR HET OMWISSELEN VAN DE
BANDEN
De voor- en achterbanden zijn onderhevig
aan verschillende belastingen en
spanningen die te wijten zijn aan
stuurbewegingen, manoeuvres en
remmen. Daarom kunnen ze
ongelijkmatig verslijten.
Om dit probleem op te lossen, moeten de
banden op het juiste moment worden
verwisseld (10000/15000 km). De
banden omwisselen betekent ze naar
verschillende posities verplaatsen aan
dezelfde kant van de auto (voor naar
achter en omgekeerd).
BELANGRIJK De banden kruisen is niet
raadzaam, dus een band op een
verschillende as aan de andere zijde van
de auto plaatsen is onmogelijk.
16909056S0001EM
179
Page 182 of 232

BELANGRIJK Bij auto's met verschillende
banden (andere bandenmaten op de
voor- en achteras, bijv. bij de
Quadrifoglio) mogen deze banden niet
worden omgewisseld.
Het omwisselen van banden draagt bij tot
het handhaven van de grip en
tractieprestaties op natte, modderige of
besneeuwde wegen, waarbij optimale
bestuurbaarheid van het voertuig wordt
gegarandeerd. In geval van
onregelmatige slijtage van de banden de
oorzaak hiervan opsporen en het
probleem zo snel mogelijk verhelpen,
door contact op te nemen met het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
Uitvoeringen met vierwielaandrijving
(AWD)
Aanbevolen wordt situaties te vermijden
waarbij er een groot verschil in slijtage
bestaat tussen de voorbanden en de
achterbanden en zich streng te houden
aan het gebruik van winterbanden van de
in de tabel “Bijgeleverde velgen en
banden” aangeduide afmetingen.
Het AWD-systeem en de banden van
eerste uitrusting zijn tegelijk ontwikkeld
om de beste prestaties van het voertuig
te garanderen. Daarom wordt aanbevolen
bij de vervanging van de banden, het
vervangen met banden die ook “AR”
gemarkeerd zijn, om het behoudt van hetprestatie- en duurzaamheidsniveau van
de onderdelen te garanderen.
BELANGRIJK
164)De wegligging van de auto is in grote
mate afhankelijk van een juiste
bandenspanning.
165)Als de bandenspanning te laag is, kan
de band oververhit raken en als gevolg
daarvan ernstig beschadigd raken.
166)Voer bij lichtmetalen velgen nooit
spuitwerkzaamheden uit die een
temperatuur vereisen boven 150°C. Dit kan
de mechanische eigenschappen van de
wielen in gevaar brengen.
BELANGRIJK
80)Beperk uw snelheid wanneer er
sneeuwkettingen gemonteerd zijn;
overschrijd de 50 km/h (of het equivalent in
mijlen) niet. Vermijd putdeksels, rijd niet over
treden of trottoirs en rijd geen lange
afstanden over wegen zonder sneeuw, om
beschadigingen aan zowel het voertuig als
het wegoppervlak te voorkomen.
CARROSSERIE
TIPS VOOR HET BEHOUD VAN DE
CARROSSERIE
Lak
81)7)
Werk beschadigingen van de laklaag,
zoals krassen en schuurplekken,
onmiddellijk bij om roestvorming te
voorkomen.
Sommige delen van het voertuig kunnen
zijn voorzien zijn van een matte lak die,
om intact te blijven, speciale zorg vereist:
zie de aanwijzingen in de waarschuwing
aan het eind van deze paragraaf
82)
Volg onderstaande aanwijzingen om het
voertuig correct te wassen:
als voor het wassen van het voertuig
hogedrukreinigers worden gebruikt, houd
dan een afstand van minimaal 40 cm t.o.v.
de carrosserie aan om beschadiging of
aantasting te voorkomen. Stagnerend
water kan op lange termijn leiden tot
schade aan het voertuig;
om het gemakkelijker te maken elke
afzetting van vuil te verwijderen in de
zone waar de bladen normaal geplaatst
zijn, wordt aanbevolen de ruitenwissers
verticaal te plaatsen (Service Position),
voor meer informatie raadpleeg de
180
ONDERHOUD EN ZORG
Page 183 of 232

"Onderhoudsprocedures" paragraaf in dit
hoofdstuk.
Als u het voertuig wilt wassen bij een
wasstraat waarbij deze tijdens de
werkzaamheden bewogen wordt, moet
bij voertuigen met automatische
versnelling als volgt te werk worden
gegaan:
controleren of de auto op een
horizontaal vlak staat en of de
automatische inschakeling van de
parkeerrem is uitgeschakeld bij het
stilzetten van de motor (voor de
uitschakeling raadpleeg de paragraaf
“elektrische parkeerrem” in het
hoofdstuk “Starten en rijden”);
bij stilstaande auto, de versnelling in N
(vrijstand) en rempedaal omhoog: druk op
de startknop.De auto blijft 15 minuten in
N (Vrijstand), waarna P (Parkeerstand)
wordt ingeschakeld.
BELANGRIJK
81)Om de esthetische eigenschappen van
de lak te behouden, mogen er geen schuur-
en/of polijstmiddelen voor het reinigen van
het voertuig worden gebruikt.82)Niet wassen met rollen en/of borstels in
autowasstraten. Was het voertuig
uitsluitend met de hand en gebruik
pH-neutrale reinigingsmiddelen; droog af
met een vochtige leren zeem. Schuur- en/of
polijstmiddelen mogen niet gebruikt worden
om het voertuig schoon te maken. Vogelpoep
moet zo snel en zo goed mogelijk verwijderd
worden, omdat hierin bijzonder agressieve
zuren aanwezig zijn. Vermijd (indien mogelijk)
om het voertuig onder bomen te parkeren;
verwijder plantaardige harsen onmiddellijk
omdat deze, als ze drogen, alleen verwijderd
kunnen worden met schuur- en/of
polijstmiddelen die ten zeerste afgeraden
worden omdat ze de karakteristieke matheid
van de lak kunnen aantasten. Gebruik geen
onverdunde ruitensproeiervloeistof om de
voorruit en achterruit te reinigen; verdun dit
met minstens 50% water. Gebruik alleen
onverdunde ruitensproeiervloeistof wanneer
de buitentemperaturen dit vereisen.
BELANGRIJK
7)Schoonmaakmiddelen verontreinigen het
milieu. Was het voertuig daarom op een
plaats waar het afvalwater direct wordt
opgevangen en gezuiverd.
181
Page 184 of 232
182
Deze pagina is opzettelijk blanco gelaten