Page 97 of 308

95
jumper_nl_Chap04_Technologie-a-bord_ed01-2015
ACHTeRUITRIJCAMeRA
De achteruitrijcamera (volgens uitvoering)
bevindt zich aan de achterzijde, ter hoogte
van het derde remlicht.
De camerabeelden worden weergegeven
op een scherm in de cabine. Deze
beelden zijn een visueel hulpmiddel bij het
achteruitrijden.
De achteruitrijcamera kan worden
gecombineerd met de parkeerhulp achter.Scherm
De camerabeelden worden weergegeven
op een 5 inch LCD-kleurenscherm. Dit
scherm wordt ook gebruikt door het audio-/
telematicasysteem met touchscreen.
De camera kan worden in- en uitgeschakeld
via het menu "Instellingen" van het audio-/
telematicasysteem met touchscreen.
Inschakelen
De camera wordt automatisch ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld en blijft actief tot
een snelheid van ongeveer 15
km/h. Bij een snelheid
hoger dan 18
km/h wordt de camera uitgeschakeld.
De camera wordt ook ingeschakeld als de auto stilstaat
en de achterdeuren worden geopend.
Uitschakelen
Als een vooruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt het laatste beeld nog
ongeveer 5
seconden weergegeven en gaat
het scherm vervolgens uit.
Het laatste beeld wordt op dezelfde wijze
weergegeven als de auto stilstaat en de
achterdeuren worden gesloten.
gebruiksvoorschrift
Onder optimale omstandigheden van de
auto (stand op het wegdek, belading) is het
bereik van de camera ongeveer 3
meter in
diepte en 5,5
meter in breedte.
Het beeldbereik is afhankelijk van de
(weers)omstandigheden buiten de auto
(lichtsterkte, regen, sneeuw, mist, ...), de
belading van de auto en de stand van de
auto ten opzichte van het wegdek.
Gebruik om de camera en het scherm te
reinigen geen schoonmaakmiddelen die
krassen op het glas kunnen veroorzaken.
Het is raadzaam hiervoor gebruik te maken
van een zachte doek of stoffer.
Parkeerhulp
4
TECHNOLOGIE AAN BOORD
Page 98 of 308

96
jumper_nl_Chap04_Technologie-a-bord_ed01-2015
lUCHTVeRIng
Als uw auto is voorzien van luchtvering,
kunt u de hoogte van de wagenhoogte
achter wijzigen om het in- en uitladen te
vergemakkelijken.
De schakelaars bevinden zich naast het
stuurwiel, op het bedieningspaneel MOde .
Naast de standaard wagenhoogte beschikt u
over 6
standen, omhoog (van +1 tot +3) en
omlaag (van -1
tot -3). De ingestelde stand
wordt aangegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
Handmatig wijzigen van de
wagenhoogte achter
Wagenhoogte achter omhoog Wagenhoogte achter omlaag
Druk snel op de schakelaar om een
hogere stand te selecteren. Elke keer
dat op de schakelaar wordt gedrukt
(lampje brandt), wordt de wagenhoogte
achter één stand verhoogd: +1
tot +3
.
Door lang op de schakelaar te drukken
wordt de hoogste stand geselecteerd (+3). Druk snel op de schakelaar om een
lagere stand te selecteren.
Elke keer dat op de schakelaar wordt gedrukt
(lampje brandt), wordt de wagenhoogte
achter één stand verlaagd: -1
tot -3.
Door lang op de schakelaar te drukken
wordt de laagste stand geselecteerd (-3).
Laadhulp
Page 99 of 308

97
jumper_nl_Chap04_Technologie-a-bord_ed01-2015
Uitschakelen
Druk de twee schakelaars gelijktijdig lang in
om het systeem uit te schakelen. De lampjes
blijven branden. Terugkeren naar de nominale
wagenhoogte achter
Druk op de schakelaar "omhoog" (bij een
lage stand van de vering) of "omlaag" (bij een
hoge stand) tot de optimale stand is bereikt.
Opnieuw inschakelen
Door de twee schakelaars opnieuw gelijktijdig
lang in te drukken, wordt het systeem weer
ingeschakeld. De lampjes gaan uit.
Automatisch wijzigen van de
wagenhoogte achter
Bij een wagensnelheid hoger dan 20 km/h,
wordt de wagenhoogte achter automatisch
op de nominale stand teruggebracht.
Storing
In het geval van een storing in dit
systeem gaat dit verklikkerlampje
branden.
gebruiksvoorschrift
Het rijden met een te lage of te hoge
wagenhoogte kan schade aan de onderzijde
van de auto veroorzaken.
De wagenhoogte kan automatisch worden
bijgesteld afhankelijk van eventuele
wijzigingen in temperatuur of lading.
Gebruik dit systeem niet onder de volgende
omstandigheden:
-
werkzaamheden onder de auto,
-
het verwisselen van een wiel,
-
vervoeren van de auto met een
vrachtauto, trein, ferryboat, veerpont, ...
Controleer alvorens de wagenhoogte
hoger of lager in te stellen of er zich geen
voorwerpen of personen dicht bij de auto
bevinden om beschadiging van de auto of
letsel aan personen te voorkomen.
Bij een wagensnelheid hoger dan
5
km/h, wordt het systeem weer
automatisch ingeschakeld. Laat het systeem controleren door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Laadhulp
4
TECHNOLOGIE AAN BOORD
Page 100 of 308

98
jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
HAndReMAlARM kn IPP e R l ICHT en
Druk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.Aantrekken
Trek aan de hendel van de handrem om de
auto op de handrem te zetten.
Controleer voordat u uitstapt of de handrem
goed is aangetrokken.Trek de handrem uitsluitend bij
stilstaande auto aan.
Vrijzetten
Trek licht aan de hendel van de handrem
en druk op de knop om de handrem vrij te
zetten.Trek, in het uitzonderlijke geval dat
de handrem wordt gebruikt als de
auto rijdt, deze voorzichtig aan om de
achterwielen niet te blokkeren (slipgevaar).
Als de handrem nog (iets) is
aangetrokken, wordt dit aangegeven
door dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Als de auto stilstaat op een helling, draai dan de
wielen richting trottoir en trek de handrem aan.
Het is dan niet voldoende om alleen een
versnelling in te schakelen bij het parkeren
van de auto, zeker niet bij een beladen auto. Gebruik de alarmknipperlichten alleen
bij een noodsituatie, een noodstop of in
uitzonderlijke omstandigheden.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 101 of 308
99
jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
ClAxOn
Druk op het midden van het stuurwiel.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
Deze systemen zorgen tijdens het
remmen voor een betere stabiliteit en
bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Inschakelen
Het antiblokkeersysteem treedt automatisch
in werking zodra een van de wielen dreigt te
blokkeren.
Als het antiblokkeersysteem ingrijpt, is dat
merkbaar aan het trillen van het rempedaal
en een specifiek geluid; dit is de normale
werking.Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het niet los.
Uitschakelen
De bestuurder kan deze systemen niet
uitschakelen.
HUlPSySTeMen BIJ HeT ReMMen
Uw auto is voorzien van drie systemen die u
helpen om de auto in een noodsituatie veilig
tot stilstand te brengen:
-
het antiblokkeersysteem (ABS),
-
de elektronische remdrukregelaar
(EBD),
-
Brake
Assist System (BAS).
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
Page 102 of 308

100
jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
gebruiksvoorschrift
Het antiblokkeersysteem garandeert geen
kortere remweg. Op een erg glad wegdek
(ijzel, olie enz.) kan de remweg door de
werking van het ABS juist langer zijn. Trap
het rempedaal bij een noodstop krachtig en
volledig in en laat het niet los, ook niet op
een glad wegdek. Het ABS zorgt er dan voor
dat u om het obstakel heen kunt sturen.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die aan de voorschriften
van de constructeur voldoen.Brake Assist System (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het rempedaal
sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de effectiviteit van
het remmen wordt vergroot.
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
Storing
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
in combinatie met een melding op het
display van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in het
antiblokkeersysteem. Door deze storing zou u tijdens het
remmen de controle over uw auto kunnen verliezen.
Voor een optimale werking van het
remsysteem is het raadzaam een
inremperiode van 500
km aan te houden.
Vermijd gedurende deze periode situaties
waarbij u hard, veelvuldig en aanhoudend
moet remmen. Als dit waarschuwingslampje gaat
branden in combinatie met het
waarschuwingslampje
ABS en
een melding op het display van
het instrumentenpaneel, duidt dit op een
storing in de elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen verliezen. Trap het rempedaal bij een noodstop zeer
krachtig in en laat het pedaal niet los.
Stop op een veilige plaats.
Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid tijdens het rijden
Page 103 of 308

101
jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
STABIlITeITSCOnTROleSySTeMen
Uitschakelen
De bestuurder kan dit systeem niet
uitschakelen.
dynamische stabiliteitscontrole
(C d S)
De dynamische stabiliteitscontrole grijpt in via
de remmen van één of meer wielen en via het
motorkoppel om de auto (binnen de natuurkundige
grenzen) weer in de juiste koers te brengen.
Als uw auto is voorzien van het CDS-systeem,
stuur dan niet tegen om de auto in de juiste koers
te houden.
Inschakelen
Het CDS-systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart. Storing
Als dit verklikkerlampje
brandt, in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display van het
instrumentenpaneel, wijst dit op een storing
in het CDS-systeem.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Inschakelen
Als de motor wordt gestart, wordt dit
systemen automatisch ingeschakeld.
Dit systeem treedt in werking als de auto
grip verliest of uit de koers dreigt te raken.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het
ASR-systeem uit te schakelen, zodat
de wielen kunnen spinnen en weer grip
kunnen krijgen.
- Druk op deze knop in het midden van
het dashboard om dit systeem uit te
schakelen.
Antislipregeling (ASR)
De antislipregeling zorgt voor een optimale
tractie. Het systeem voorkomt het spinnen van de
wielen door in te grijpen op de remmen van de
aangedreven wielen en op het motormanagement.
Als het verklikkerlampje van de knop brandt
en er een melding op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt, is het
ASR-systeem uitgeschakeld.Het systeem wordt geactiveerd zodra de wielen te
weinig grip hebben of de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting.
In dat geval gaat dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
Page 104 of 308

102
jumper_nl_Chap05_Securite_ed01-2015
Opnieuw inschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet.
- Druk nogmaals op deze knop om het systeem
handmatig weer in te schakelen.
StoringAls dit verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding ter bevestiging op het
display van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in het ASR-systeem.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
g
ebruiksvoorschrift
Het ASR- en het CDS-systeem zorgen voor
meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot het
nemen van meer risico's of tot het te snel rijden.
De goede werking van de systemen wordt
verzekerd door de naleving van de voorschriften
van de constructeur op het gebied van wielen
(banden en velgen), onderdelen van het
remsysteem, elektronische onderdelen alsmede
de montageprocedure en het uitvoeren van
werkzaamheden door het netwerk.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk of door
een gekwalificeerde werkplaats.
load Adaptive Control
Het werkelijke totaalgewicht van een
bedrijfsauto is sterk afhankelijk van de mate
van belading. De plaats van het zwaartepunt
kan dus veranderen in lengterichting, maar
ook in verticale richting.
Elke verandering heeft invloed op het
remmen, de tractie, het bochtgedrag en de
neiging tot omslaan.
De Load Adaptive Control berekent het
werkelijke totaalgewicht door het gedrag van
de auto tijdens het accelereren en remmen
te analyseren.
Dit systeem past vervolgens de werking
van het CDS- en het ASR-systeem aan
de gewichtsverdeling van de auto aan.
In noodsituaties blijft de auto zo beter de
opgelegde koers volgen.
Veiligheid tijdens het rijden