Toerenteller
Motortoerentallen in de rode waarschuwings‐
aanduiding, zie pijl, beslist vermijden. In dit ge‐
bied wordt ter bescherming van de motor de
brandstoftoevoer onderbroken.
Koelvloeistoftemperatuur Als het koelmiddel en dus de motor te heet
worden, gaat een waarschuwingslamp bran‐
den. Bovendien wordt op het Control Display
een melding getoond.
Koelvloeistofpeil controleren, zie pagina 245.
Motorolietemperatuur▷Koude motor: de wijzer staat op de laagste
temperatuurwaarde. Met matig motortoe‐
rental en matige snelheid rijden.▷Normale bedrijfstemperatuur: de wijzer be‐
vindt zich in het midden van de tempera‐
tuurmeter.▷Hete motor: de wijzer staat op de hoogste
temperatuurwaarde. Motor onmiddellijk af‐
zetten en laten afkoelen.
Als de motorolietemperatuur te hoog is, ver‐
schijnt een melding op het Control Display.
Motoroliepeil controleren, zie pagina 242.
Brandstofmeter
Hellen van de auto kan tot schommelingen in
de weergave leiden.
Aanwijzingen voor tanken, zie pagina 234.
Actieradius Na het bereiken van de reservehoeveelheid:
Seite 73WeergavenBediening73
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
▷Op het Control Display wordt kort een mel‐
ding getoond.▷In de boordcomputer wordt de resterende
actieradius weergegeven.▷Bij een dynamische rijstijl, bijvoorbeeld,
snelle bochten, zijn de motorfuncties niet
altijd gegarandeerd.
Onder een actieradius van ca. 50 km wordt het
melding permanent weergegeven.
Op tijd tanken
Op zijn laatst bij een actieradius onder
50 km tanken, anders is het functioneren van
de motor niet gewaarborgd en kan schade ont‐
staan.◀
Boordcomputer
Weergaven op het
instrumentenpaneel
Informatie oproepen
Toets in de richtingaanwijzerschakelaar in‐
drukken.
De volgende gegevens worden in de aangege‐
ven volgorde aangeduid:
▷Actieradius.▷Gemiddelde snelheid.▷Gemiddeld verbruik.▷Momenteel brandstofverbruik.▷Geen informatie.Hiernaast kunt u schakeladvies laten weerge‐
ven om het verbruik te reduceren, schakelpun‐
tindicator, zie pagina 75.
Om de geldende maateenheden in te stellen,
maateenheden, zie pagina 78.
Actieradius Weergegeven wordt de verwachte actieradius
met de aanwezige hoeveelheid brandstof in de
tank. De actieradius wordt, met inachtneming
van de rijwijze over de laatste 30 km en de hui‐
dige brandstofvoorraad berekend.
Gemiddelde snelheid
Bij het berekenen van de gemiddelde snelheid
wordt de tijd dat de auto stilstaat met handma‐
tig afgezette motor buiten beschouwing gela‐
ten.
Met de reis-boordcomputer, zie pagina 75,
kunt u de gemiddelde snelheid voor een verder
traject laten weergeven.
Gemiddelde snelheid terugzetten: toets in
richtingaanwijzerschakelaar ca. 2 seconden
lang indrukken.
Gemiddeld brandstofverbruik
Het gemiddelde brandstofverbruik wordt bere‐
kend gedurende de tijd dat de motor draait.
Het gemiddeld verbruik wordt op het gereden traject sinds het laatste terugzetten in de
boordcomputer berekend.
Met de reis-boordcomputer, zie pagina 75,
kunt u het gemiddeld gebruik voor een verder
traject laten weergeven.
Gemiddeld gebruik terugzetten: toets in rich‐
tingaanwijzerschakelaar ca. 2 seconden lang
indrukken.
Momenteel verbruikGeeft het momentele brandstofverbruik aan.
Een zuinige en milieuvriendelijke rijstijl is m.b.v.
dit instrument eenvoudig te realiseren.Seite 74BedieningWeergaven74
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Aanduidingenop het Control Display
U kunt de boorddomputer tevens via iDrive op‐
roepen.1."Voertuiginfo"2."Boordcomputer" of "Reiscomputer"
Indicaties op de "Boordcomputer":
▷Actieradius.▷Afstand tot reisdoel.▷Verwachte aankomsttijd, als: in het naviga‐
tiesysteem een reisdoel werd ingevoerd,
zie pagina 140.
Indicaties op de "Reiscomputer":
▷Vertrektijd.▷Rijtijd.▷Afstand.
Bij beide indicaties wordt het volgende ge‐
toond:
▷Gemiddelde snelheid.▷Gemiddeld verbruik.
Verbruik en snelheid resetten
U kunt de waarden voor de gemiddelde snel‐
heid en het gemiddelde brandstofverbruik te‐
rugstellen:
1.De betreffende menuvermelding selecte‐
ren en Controller indrukken.2.Om te bevestigen, nogmaals Controller in‐
drukken.
Reisboordcomputer terugzetten
Alle waarden terugzetten:
1."Voertuiginfo"2."Reiscomputer"3."Terugzetten"
Schakelpuntindicator
Principe
Dit systeem geeft advies over de versnelling
die in de actuele rijsituatie het zuingst in ver‐
bruik is. Indien u in een andere versnelling zui‐
niger kunt rijden, krijgt u aanwijzingen voor het
op- of terugschakelen.
Systeem activeren/deactiveren
Seite 75WeergavenBediening75
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
3."Formaat:"4.Gewenste vorm selecteren.
Datumformaat wordt opgeslagen.
Instellingen op het Control
Display
Taal
Taal instellen
Taal op het Control Display instellen:
1."Instellingen"2."Taal/Eenheden"3."Taal:"4.Gewenste taal selecteren.
Instelling wordt voor de momenteel gebruikte
afstandsbediening opgeslagen.
Spraakdialoog instellen Spraakdialoog voor het spraakinvoersysteem,
zie pagina 26.
Helderheid
Helderheid instellen
Helderheid van het Control Display instellen:1."Instellingen"2."Control-display"3."Helderheid"4.Controller draaien tot de gewenste helder‐
heid bereikt is.5.Controller indrukken.
Instelling wordt voor de momenteel gebruikte
afstandsbediening opgeslagen.
Naargelang de lichtverhoudingen kan de rege‐
ling van de lichtsterkte eventueel niet direct
worden herkend.
Benodigd onderhoud Weergave
De resterende afstand en de datum voor het
volgende onderhoud zal kort worden weerge‐
geven na het inschakelen van de ontsteking.
Seite 80BedieningWeergaven80
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Meer informatie
Gedetailleerde informatie over de servicebehoefte
Nadere informatie over de omvang van het on‐
derhoud kan op het Control Display worden
weergegeven.1."Voertuiginfo"2."Voertuigstatus"3."Servicebehoefte"
Noodzakelijke omvang van het onderhoud
en zo nodig wettelijk voorgeschreven on‐
derzoeken worden weergegeven.4.Vermelding selecteren om nadere informa‐
tie te doen weergeven.SymbolenSymbolenBeschrijvingService is op dit moment niet
noodzakelijk.Auto is aan een onderhouds‐
beurt of een wettelijke keuring
toe.Termijn voor het onderhoud is
overschreden.
Afspraken invoeren
Afspraken voor voorgeschreven keuringen in‐
voeren.
Zorg ervoor dat de datum en tijd correct zijn in‐
gesteld op het Control Display.
1."Voertuiginfo"2."Voertuigstatus"3."Servicebehoefte"4."§ autokeuring"5."Afspraak:"Seite 83WeergavenBediening83
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
6.Instellingen uitvoeren.7.Bevestigen.
Datuminvoer wordt opgeslagen.
Automatische servicewaarschuwing De gegevens over de onderhoudstoestand of
over wettelijk voorgeschreven keuringen van
de auto worden automatisch vóór een verval‐
dag aan de servicedienst doorgegeven.
Er kan worden gecontroleerd, wanneer de ser‐
vicedienst werd verwittigd.
1."Voertuiginfo"2."Voertuigstatus"3."Opties" oproepen.4."Laatste Teleservice Oproep"
Check-Control
Principe De Check-Control bewaakt functies in de auto
en waarschuwt wanneer zich in de bewaakte
systemen een storing voordoet.
Een dergelijke Check-Control-melding omvat controle- of waarschuwingslampjes in het in‐
strumentenpaneel en evt. een akoestisch sig‐
naal en tekstmeldingen onderaan op het Con‐
trol Display.
Controle- en waarschuwingslampjes
Controle- en waarschuwingslampjes kunnen in
verschillende combinaties en kleuren gaan
branden.
duidt aan dat meldingen van de Check-
Control zijn opgeslagen. U kunt de meldingen
van de Check-Control achteraf doen weerge‐
ven.
Verklarende tekstmeldingen
Tekstmeldingen aan de bovenrand van het
Control Display verklaren de betekenis van de
weergegeven controle- en waarschuwingslam‐
pen.
Bij de meeste Check-Control-meldingen kunt
u achteraf verdere informatie zichtbaar maken,
bijv. over de oorzaak van een storing en de
hierna vereiste handeling, zie hieronder.
Bij een belangrijke melding wordt de bijbeho‐
rende informatie bij het branden van de betref‐
fende lamp weergegeven.
Symbolen
Binnen de aanvullende tekstmelding kunnen,
afhankelijk van de Check-Control-melding de
volgende functies worden geselecteerd.
▷ "Serviceaanmelding"
De servicepartner contacteren.▷ "BMW Mobile Care"
De Mobile Service contacteren.Seite 84BedieningWeergaven84
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Check-Control-meldingen
onderdrukken
Toets in de richtingaanwijzerschakelaar in‐
drukken.
Enkele meldingen van de Check-Control wor‐
den zo lang weergegeven tot de storingen zijn
verholpen. Zij kunnen niet worden onderdrukt.
Indien er ooit meerdere storingen tegelijkertijd
optreden, worden deze na elkaar getoond.
Naargelang de uitrusting worden deze
gekenmerkt met het nevenstaande
symbool.
Andere meldingen worden automatisch na ca.
20 seconden onderdrukt, blijven echter opge‐
slagen.
Naargelang de uitrusting worden deze
gekenmerkt met het nevenstaande
symbool.
Opgeslagen Check-Control-
meldingen weergeven
1.Toets 1 in de richtingaanwijzer zo vaak
naar boven of onder drukken, tot op deweergave het betreffende symbool, datum
en "CHECK CONTROL“ verschijnen.2.Toets 2 indrukken. Is geen Check-Control-
melding aanwezig, dan wordt deze met
"CHECK OK" weergegeven.
Bij een opgeslagen melding van de Check-
Control licht de betreffende lamp op. Zij
wordt begeleid van de tekstmelding op het
Control Display.3.Toets 1 indrukken om eventuele andere
meldingen weer te geven.4.Toets 2 indrukken.
Buitentemperatuur en tijd worden opnieuw
getoond.
Opgeslagen Check-Control-
meldingen weergeven
1. Toets indrukken.2."Voertuiginfo"3."Voertuigstatus"4."Check Control"5.Tekstmelding selecteren.
Meldingen aan het einde van de rit
Speciale meldingen, die tijdens het rijden ver‐
schijnen, worden na het uitschakelen van het
contact opnieuw weergegeven.
Snelheidslimiet
U kunt een snelheid invoeren bij het bereiken
waarvan u door een melding van de Check-
Seite 85WeergavenBediening85
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Stilstandfunctie:
Teneinde het tegemoetkomend verkeer niet te
verblinden, draait de aanpasbare bochtverlich‐
ting bij stilstand naar de passagierszijde.
Storing Het waarschuwingslampje licht op.
Op het Control Display wordt een
melding getoond. De adaptieve
bochtverlichting heeft een functiestoring of is
uitgevallen. Systeem zo spoedig mogelijk laten
controleren.
Koplampverstelling De koplampverstelling wordt automatisch ge‐
relegd, bijv. bij het accelereren en remmen en
bij oneven belading.
Grootlicht/parkeerlicht1Grootlicht2Lichtsignaal3Parkeerlicht
Parkeerlicht links of rechts
Als extra mogelijkheid kunt u uw auto voor het
parkeren eenzijdig verlichten.
Inschakelen Na het parkeren van de auto de hendel over
het drukpunt heen lang naar boven of naar on‐
der drukken, pijl 3.
Het parkeerlicht ontlaadt de accu. Laat het
daarom niet over een langere tijdspanne inge‐
schakeld, anders kan de motor evt. niet meer
worden gestart.
Uitschakelen
De hendel in tegengestelde richting tot het
drukpunt drukken, pijl 3.
Grootlichtassistent
Principe Met ingeschakeld licht schakelt dit systeem
het grootlicht automatisch in en weer uit. Een
sensor aan de voorzijde van de binnenspiegel
regelt de procedure. De assistent zorgt ervoor
dat het grootlicht wordt ingeschakeld als de
verkeerssituatie dit vereist. Er kan steeds wor‐
den ingegrepen en het grootlicht zoals ge‐
woonlijk worden in- en uitgeschakeld.
Grootlichtassistent inschakelen1.Lichtschakelaar in standdraaien.2.De richtingaanwijzerschakelaar met inge‐
schakeld dimlicht in de richting van het
grootlicht aantikken.
Het controlelampje op het instrumen‐
tenpaneel gaat branden.
Met ingeschakeld licht wordt automa‐
tisch op grootlicht geschakeld en gedimd.
Het systeem reageert op de verlichting van het
tegemoetkomende en vooroprijdende verkeer
alsook op voldoende verlichting in bv. be‐
bouwde kommen.
Seite 89LichtBediening89
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15