Personal Profile
Principe Sommige functies van de auto kunnen indivi‐
dueel worden ingesteld.▷Instellingen worden automatisch in het
momenteel geactiveerde profiel opgesla‐
gen.▷Bij het ontgrendelen wordt de desbetref‐
fende afstandsbediening herkend en het
daarbij opgeslagen profiel wordt opgeroe‐
pen.▷Persoonlijke instellingen worden ook weer
herkend en opgeroepen, als tussentijds
een andere persoon met een eigen af‐
standsbediening met de auto heeft gere‐
den.
Persoonlijke instellingen worden voor maxi‐
maal vier afstandsbedieningen opgeslagen, bij
comforttoegang voor twee.
Personal Profile instellingen De volgende functies en instellingen kunnen in
een profiel worden opgeslagen.
Meer over de instellingen onder:
▷Toewijzing van de toets favorieten, zie pa‐
gina 23.▷Reactie van de centrale vergrendeling bij
het ontgrendelen van de auto, zie pa‐
gina 32.▷Automatisch ontgrendelen van de auto, zie
pagina 35.▷Automatisch oproepen van de stand van
de bestuurdersstoel en de buitenspiegels
na het ontgrendelen, zie pagina 34.▷Kort knipperen, zie pagina 61.▷Instellingen voor de weergave op het Con‐
trol Display en in het instrumentenpaneel:▷12h/24h-formaat van de klok, zie pa‐
gina 78.▷Datumformaat, zie pagina 79.▷Helderheid op het Control Display, zie
pagina 80.▷Taal op het Control Display, zie pa‐
gina 80.▷Gedeeld scherm, splitscreen, zie pa‐
gina 22.▷Maateenheden voor verbruik, weg/
afstanden en temperatuur, zie pa‐
gina 78.▷Volume Park Distance Control PDC, zie pa‐
gina 110.▷Lichtinstellingen:▷Begroetingslicht, zie pagina 87.▷Uitstapverlichting, zie pagina 88.▷Dagrijlicht, zie pagina 88.▷Grootlichtassistent, zie pagina 89.▷Automatische airconditioning: AUTO-pro‐
gramma, koelfunctie en automatische
luchtrecirculatieregeling geactiveerd/
gedeactiveerd, temperatuur, luchthoeveel‐
heid, luchtverdeling, zie pagina 114.▷Navigatie:▷Spraakuitgave, zie pagina 152.▷Instellingen kaartaanzicht, zie pa‐
gina 154.▷Routecriteria, zie pagina 150.▷Entertainment:▷Geluid instellen, zie pagina 162.▷Radio, opgeslagen zender, zie pa‐
gina 168.▷Cd/multimedia, de als laatst gehoorde
audiobron, zie pagina 170.▷Tv, opgeslagen programma's, zie pa‐
gina 189.▷Telefoon▷Volume, zie pagina 201.Seite 31Openen en sluitenBediening31
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
biele telefoon in directe nabijheid van de af‐
standsbediening of door het laden van een
mobiele telefoon in de auto.
Auto in dergelijke gevallen met de toetsen op
de afstandsbediening of met de geïntegreerde
sleutel via het deurslot openen of sluiten.
Om de motor daarna te starten, afstandsbedie‐
ning in het contactslot steken.
Controlelampen Waarschuwingslampje op het instru‐
mentenpaneel brandt bij de poging
om de motor te starten: starten van
de motor niet mogelijk.
De afstandsbediening is niet in de auto of
wordt verstoord. Afstandsbediening mee in de
auto nemen of laten controleren. Indien nodig,
een andere afstandsbediening in het contact‐
slot steken.
Waarschuwingslampje op het instru‐
mentenpaneel brandt bij draaiende
motor: de afstandsbediening is niet
meer in de auto.
Na het afzetten van de motor is opnieuw star‐
ten alleen nog binnen de tijdspanne van ca.
10 seconden mogelijk.
Waarschuwingslampje op het instru‐
mentenpaneel brandt en een melding
verschijnt op het Control Display:
batterij van de afstandsbediening vervangen.Batterij vervangen
In de afstandsbediening voor de comforttoe‐
gang is een batterij aangebracht die evt. moet
worden vervangen.1.Geïntegreerde sleutel uit de afstandsbe‐
diening nemen, zie pagina 30.2.Deksel verwijderen.3.Batterij van hetzelfde type met de pluskant
naar boven plaatsen.4.Deksel dichtdrukken.
Lege batterijen op de daarvoor bestemde
adressen of bij uw servicedienst inleve‐
ren.
Alarminstallatie Principe De alarminstallatie reageert op:
▷Openen van een portier, de motorkap of
het kofferdeksel.▷Bewegingen in het interieur van de auto.
Interieurbeveiliging, zie pagina 41.▷Wanneer de hoek van het voertuig veran‐
dert, bijv. bij een poging om een wiel te
stelen of bij het wegslepen.▷Onderbreking van de accuspanning.
Op ingrepen door onbevoegden reageert de
alarminstallatie afhankelijk van de exportuit‐
voering met:
▷Akoestisch alarm.Seite 39Openen en sluitenBediening39
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Voorwerpen in de bagageruimte op ade‐
quate wijze opbergen.▷Bij temperaturen onder -10 ℃ kan de neer‐
laatbare hardtop niet worden bewogen.
Op het Control Display wordt een melding
weergegeven.
Mechanisme niet aanraken en zwenkbe‐
reik vrijhouden
Tijdens het openen en sluiten niet in het me‐
chanisme grijpen en kinderen uit de buurt hou‐
den van het zwenkbereik van de neerlaatbare
hardtop, anders bestaat kans op letsel.◀
Geen voorwerpen op de neerlaatbare
hardtop leggen
Leg geen voorwerpen op de verzinkbare hard‐
top of op het kofferdeksel, zij kunnen vallen als
de verzinkbare hardtop in beweging wordt ge‐
zet en schade of letsel veroorzaken.◀
Voor het openen en sluiten Hardtop altijd geheel openen of sluiten
Hardtop bij het openen of sluiten niet in
een tussengelegen stand stilzetten. Anders is
er een kans op letsel, omdat de hardtop na een
paar minuten zakt.◀
▷Voorgaande veiligheidsaanwijzingen in
acht nemen.▷Erop letten dat het kofferdeksel is geslo‐
ten.▷De auto dient zo recht mogelijk te staan.
Een te grote schuine stand wordt door een
controlelamp aangeduid.▷Bagagerolscherm neerklappen en vastklik‐
ken, zie onderstaand.▷Leg geen voorwerpen naast of op de af‐
scheiding van de bagageruimte en sluit het
opbergvak links in de bagageruimte.▷Maximale laadhoogte onder de afscheiding
van de bagageruimte in acht nemen, zie
aanwijzingsplaatje met hoogtelijn in de ba‐
gageruimte.Afscheiding bagageruimte
neerklappen
Voorafgaand aan het openen van de hardtop
de afscheiding bagageruimte sluiten, pijl, en
aan beide zijden vastklikken.
Openen en sluiten Vanaf stand-by van de radio, zie pagina 57,
bij stilstaande auto:
Om de accu te ontzien de verzinkbare hardtop
zoveel mogelijk alleen bij draaiende motor be‐
wegen.
Voor het sluiten van de verzinkbare hardtop
eventueel het voorruitframe schoonmaken, an‐
ders kan het sluiten worden belemmerd.
1Toets 1 ingedrukt houden:
Hardtop sluit.2Toets 2 ingedrukt houden:
Hardtop opent.3LED's
De zijruiten gaan bij het openen of sluiten van
de hardtop omlaag.
Seite 43Openen en sluitenBediening43
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Comfortsluiten: als de toetsen van de LED 3
langer worden ingedrukt, komen de ruiten
weer naar boven.
Een korte onderbreking van de beweging heeft
een technische oorzaak en is geen storing.
Bediening tijdens het rijden De hardtop kan tot een snelheid van ca.
40 km/h worden geopend of gesloten.
Bij het overschrijden van een snelheid van ca.
40 km/h stopt de procedure.
Bediening tijdens het rijden
Bij het bedienen van de hardtop tijdens
het rijden de aandacht intensief bij het wegver‐
keer houden, anders kan een ongeval worden
veroorzaakt. De hardtop zo mogelijk niet bij het
achteruitrijden bewegen, omdat het zicht naar
achteren tijdens de hardtopbeweging sterk is
beperkt. Niet sneller dan 40 km/h rijden, an‐
ders kan schade aan de auto ontstaan. Bij het
rijden in een bocht, oneffen wegdek of wind,
de hardtop niet tijdens het rijden bedienen.◀
LED's
In de volgende situaties wordt afgezien van
een verlichte LED een melding op het Control
Display weergegeven, evt. klinkt er een akoes‐ tisch signaal:▷Tijdens de bediening van de hardtop licht
de groene LED op. Deze dooft zodra het
openen en sluiten volledig is beëindigd.▷Als de rode LED gaat knipperen na het los‐
laten van de schakelaar, is het openen of
sluiten nog niet beëindigd.▷Als de rode LED bij een ingedrukte scha‐
kelaar oplicht, is ofwel de afscheiding van
de bagageruimte omhoog geklapt, het kof‐
ferdeksel niet gesloten, staat de auto te
schuin of is er een storing opgetreden. De
verzinkbare hardtop kan niet worden be‐
wogen.Onderbreking
De automatische beweging wordt onderbro‐
ken als de schakelaar voor de hardtopbedie‐
ning wordt losgelaten. De beweging kan via de
schakelaar in de gewenste richting worden
voortgezet.
Hardtop altijd geheel openen of sluiten
Hardtop volledig openen of sluiten, an‐
ders kunnen tijdens het rijden letsel of bescha‐
digingen ontstaan. Het sluiten niet meerdere
malen achter elkaar onderbreken en weer
voortzetten, omdat hierdoor het mechanisme
kan worden beschadigd.◀
Bij een niet volledig open of gesloten hardtop
kan het kofferdeksel niet worden geopend en
de kunnen de ruiten niet worden bewogen.
Comfortbediening met de
afstandsbediening
Informatie over comfortbediening, zie pa‐
gina 33.
Windscherm Het windscherm houdt de luchtbewegingen in
het interieur bij geopende hardtop laag, zodat
ook bij hogere snelheden een nog aangena‐
mere rit mogelijk is.
Monteren1.Windscherm 1 in de bevestiging 2 op de
koprolbeugels schuiven, hierbij wijst de pijl
in de rijrichting.Seite 44BedieningOpenen en sluiten44
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Gordel sluiten
Het gordelslot moet bij het sluiten hoorbaar
vastklikken.
Gordel openen
1.Gordel vasthouden.2.Rode toets in het slot indrukken.3.Gordel naar het oprolmechanisme gelei‐
den.
Veiligheidsgordelherinnering voor
bestuurder en passagier
Het controlelampje gaat branden en
er klinkt een signaal. Op het Control
Display wordt bovendien een melding
getoond. Controleren of de veiligheidsgordel
correct is omgedaan.
De gordelherinnering wordt actief, voor zover
de veiligheidsgordel op de bestuurderszijde
nog niet is omgegespt. Bij enkele landuitvoe‐
ringen wordt de gordelherinnering vanaf
ca. 8 km/h tevens actief wanneer de passa‐
giersgordel nog niet werd bevestigd of zware
voorwerpen op de passagiersstoel liggen.
Beschadiging van de
veiligheidsgordels
Na een aanrijding of bij een beschadiging:
Veiligheidsgordels inclusief de gordelspanners
vervangen en gordelverankering laten contro‐
leren.
Veiligheidsgordels controleren en ver‐
vangen
De werkzaamheden alleen aan de service‐
dienst toevertrouwen, anders is een correcte
werking van deze veiligheidsvoorziening niet
gewaarborgd.◀
Stoel- en spiegelmemory Algemeen
Er kunnen twee verschillende bestuurders‐
stoel- en buitenspiegelpositie per afstandsbe‐ diening worden opgeslagen en opgeroepen.
De instelling van de leuningbreedte en de len‐
densteun wordt niet opgeslagen.
Opslaan
1.Stand-by van de radio of ontsteking in‐
schakelen, zie pagina 56.2.Gewenste stoel- en buitenspiegelpositie
instellen.3. Toets indrukken. LED in de toets
licht.4.Gewenste geheugentoets 1 of 2 indrukken:
LED dooft.
Als de M-toets abusievelijk wordt ingedrukt:
Toets opnieuw indrukken. LED dooft.
Seite 49InstellenBediening49
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
OpmerkingDe motor wordt in de volgende situaties niet
automatisch uitgezet:▷Buitentemperatuur te laag.▷Hoge buitentemperatuur en werking van
de elektronische temperatuurregeling.▷Interieur nog niet zoals gewenst opge‐
warmd of afgekoeld.▷Motor is nog niet op bedrijfstemperatuur.▷Grote stuuruitslag of zware besturing.▷Na achteruitrijden.▷Beginnend beslaan van de ruiten bij inge‐
schakelde airconditioning met elektroni‐
sche temperatuurregeling.▷Auto-accu is sterk ontladen.▷Motorkap is ontgrendeld.▷Stop & Go-verkeer.
Het controlelampje brandt.
Auto afzetten tijdens automatische motorstop
Bij automatische motorstop kan de auto veilig
worden afgezet, bijv. om hem te verlaten.
1.Start-/stopknop indrukken. Het contact
wordt uitgeschakeld. De Auto Start Stop-
functie is gedeactiveerd.2.Parkeerrem bedienen.
Motorstart zoals normaal via start-/stop-toets.
Automatisch starten van de motor Voor het wegrijden start de motor automa‐
tisch, zodra het koppelingspedaal wordt inge‐
trapt.
Na het starten van de motor, zoals gewoonlijk
accelereren.
Veiligheidsfunctie
De motor start na automatisch afzetten niet
zelf, als wordt voldaan aan één van de vol‐
gende voorwaarden:▷Veiligheidsgordel bestuurder afgedaan of
bestuurderportier geopend.▷Motorkap werd ontgrendeld.
De controlelamp gaat branden. Op
het Control Display wordt een mel‐
ding getoond.
De motor kan alleen via de start-/stopknop ge‐
start worden.
Opmerking Ook wanneer niet moet worden weggereden,
start de afgezette motor in de volgende situ‐
aties automatisch:
▷Sterk opgewarmd interieur bij ingescha‐
kelde koelfunctie.▷Bij besturing.▷Aanrollende auto.▷Beginnend beslaan van de ruiten bij inge‐
schakelde airconditioning met elektroni‐
sche temperatuurregeling.▷Auto-accu is sterk ontladen.▷Sterk afgekoeld interieur bij ingeschakelde
verwarming.▷Lage remdruk, bijv. door meermaals op‐
eenvolgend bedienen van het rempedaal.Seite 59RijdenBediening59
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Systeem handmatig deactiveren/
activeren
Toets indrukken.
▷Led op de toets brandt: Auto Start Stop-
functie is gedeactiveerd.
Tijdens een automatische motorstop wordt
de motor gestart.
De motor kan alleen via de Start-/stopknop
worden afgezet of gestart.▷LED gaat uit: Auto Start Stop-functie is ge‐
activeerd.
Automatische deactivering
In bepaalde situaties wordt de Auto Start Stop-
functie automatisch gedeactiveerd om de vei‐
ligheid te waarborgen, bijv. als wordt herkend
dat de bestuurder afwezig is.
Storing De start- en stopautomaat schakelt
de motor niet meer automatisch uit.
De controlelamp gaat branden. Op
het Control Display wordt een melding ge‐
toond. Verder rijden is niet mogelijk. Systeem
laten controleren.
Parkeerrem
Principe
Uw auto is uitgerust met een elektromechani‐
sche parkeerrem, die met één schakelaar kan
worden vastgezet en worden ontgrendeld.
Met de parkeerrem voorkomt u uitsluitend dat
de auto vanuit stilstand wegrolt.
Bij een stilstaande auto werkt de parkeerrem
via een elektrisch mechanisme op de achter‐
wielen. Bij een rollende of rijdende auto werkt
de parkeerrem via de remhydraulica op de
schijfremmen van de voor- en achterwielen.
Vastzetten
Aan de schakelaar trekken. De parkeerrem
wordt aangetrokken.
Het controlelampje op het instrumen‐
tenpaneel en de LED op de schakelaar
lichten rood op. De parkeerrem is aan‐
getrokken.
Voor het aantrekken van de parkeerrem moet
de afstandsbediening niet in het contactslot
steken.
Tijdens het rijden
Indien bij wijze van uitzondering het tijdens de
rit nodig is om langer aan de schakelaar te
trekken: de auto remt krachtig af, zolang aan
de schakelaar wordt getrokken.
Het controlelampje in het instrumen‐
tenpaneel licht rood op, er klinkt een
akoestisch signaal en de remlichten
gaan branden.
Zodra de auto bijna tot stilstand is gekomen,
ca. 3 km/h, afremmen, blijft de parkeerrem ver‐
grendeld.
Seite 60BedieningRijden60
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Tank voor sproeiervloeistofVullen van de sproeiervloeistof
Sproeiervloeistof alleen bij afgekoelde
motor bijvullen en daarna het deksel volledig
sluiten, om contact van de sproeiervloeistof
met hete motoronderdelen te voorkomen.
Anders bestaat bij morsen of naar buiten tre‐
den van de vloeistof brandgevaar en wordt de
persoonlijke veiligheid in gevaar gebracht.◀
Alle ruitensproeiers worden via één reservoir
verzorgd.
De aanbevolen minimum vulhoeveelheid be‐
draagt 1 liter.
Vulling met mengsel van ruitensproeiervloei‐
stofconcentraat en leidingwater, zo nodig aan‐
gevuld door antivries, op aanwijzing van de fa‐
brikant.
Sproeiervloeistof voor het vullen mengen, zo‐
dat de mengverhouding wordt aangehouden.
Ruitensproeiervloeistofconcentraat en anti‐
vries nooit onverdund vullen en geen water al‐
leen bijvullen; dit kan schade veroorzaken aan
de ruitenwisserinstallatie.
Nooit ruitensproeiervloeistofconcentraten van
verschillende producenten mengen, omdat de
ruitensproeiers anders verstopt kunnen raken.
Handgeschakelde
versnellingsbak
Schakelvlak in acht nemen
Tijdens het gelijkmatig schakelen naar de
5e of 6e versnelling de versnellingshendel naar
rechts drukken, anders kan per ongeluk scha‐
kelen naar de 3e of 4e versnelling de motor be‐
schadigen.◀
Achteruitversnelling
Alleen bij stilstaande auto inschakelen. Als de
versnellingshendel naar links wordt gedrukt over de weerstand drukken.
Storing De waarschuwingslamp brandt geel.
Op het Control Display wordt een
melding getoond.Bovendien klinkt
een akoestisch signaal.
Koppelingstemperatuur te hoog.
8-traps-sport-automatische
versnellingsbak
Keuzestanden automatische
transmissie
D Drive, Automatic-stand Stand voor normaal rijden. Schakelen in alle
vooruitversnellingen.
Seite 64BedieningRijden64
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15