Kickdown
Met kickdown wordt de maximale rijprestatie
bereikt. Gaspedaal tot over de weerstand van
de volgasstand indrukken.
R Achteruit
Alleen bij stilstaande auto inschakelen.
N Neutraal, stationair
De auto kan vrij rollen.
N blijft na het afzetten van de motor ingescha‐
keld, wanneer de afstandsbediening in het
contactslot zit. Deze functie kan bijv. in de
wasstraat worden gebruikt, zie pagina 262. Na
ca. 30 minuten wordt P automatisch ingescha‐
keld.
P Parkeren
De achterwielen worden geblokkeerd.
P wordt automatisch ingesteld, wanneer aan
de volgende voorwaarden is voldaan:▷Bestuurdersportier wordt bij draaiende
motor geopend, de veiligheidsgordel is niet
bevestigd en rem-en gaspedaal worden
niet bediend.▷Motor wordt uitgezet, behalve wanneer N
is ingesteld en de afstandsbediening in het
contactslot zit.▷Afstandsbediening wordt uit het contact‐
slot, zie pagina 56, verwijderd.
Vóór het verlaten van de auto controleren of
transmissiestand P is ingeschakeld, anders
kan de auto zich in beweging zetten.
Keuzehendelstand inschakelen
▷Transmissiestand P kan pas bij draaiende
motor en ingedrukte rem worden verlaten.▷Bij stilstaande auto het rempedaal indruk‐
ken alvorens vanuit P of N te schakelen,
omdat het schakelverzoek anders niet
wordt uitgevoerd: Shiftlock.Rem tot het wegrijden indrukken
Het rempedaal indrukken tot wordt weg‐
gereden, anders beweegt de auto zich bij een
ingeschakelde keuzestand.◀
Transmissiestand D, N, R selecteren
Keuzehendel in de gewenste richting aantip‐
pen, resp. over een drukpunt heen. Om van‐
uit P of in R te schakelen tegelijkertijd de ont‐
grendelingstoets 1 indrukken.
De ingeschakelde keuzehendelstand wordt op
de keuzehendel aangegeven.
Na het loslaten van de keuzehendel, keert deze
terug in de middenstand.
Transmissiestand P inschakelen
Alleen bij stilstaande auto inschakelen.
Toets P indrukken.
Seite 65RijdenBediening65
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Keuzestanden automatische
transmissie
P R N D M/S + –
Weergaven op het
instrumentenpaneel
De transmissiestand en de geselecteerde ver‐
snelling worden weergegeven, bijv. M4.
Transmissiestand N, D, R selecteren
▷De schakelstand P kan pas bij draaiende
motor worden verlaten.▷Trap bij stilstaande auto op de rem voordat
de keuzehendel uit stand P of N wordt ver‐
plaatst, anders wordt geen gevolg gegeven
aan de schakelwens.
Rem tot het wegrijden indrukken
Het rempedaal indrukken tot wordt weg‐
gereden, anders beweegt de auto zich bij een
ingeschakelde keuzestand.◀
Keuzehendel in de gewenste richting aantip‐
pen, resp. over een drukpunt heen. Vanuit P of
na R tegelijkertijd toets 1 indrukken.
De ingeschakelde schakelstand wordt ook op
de keuzehendel weergegeven.
Zodra u de keuzehendel loslaat, keert hij terug
in de middelstand.
N Neutraal, stationair
De auto kan vrij rollen.
N blijft na het afzetten van de motor ingescha‐
keld, wanneer de afstandsbediening in het
contactslot zit. Deze functie kan bijv. in de
wasstraat worden gebruikt, zie pagina 262. Na
ca. 30 minuten wordt P automatisch ingescha‐
keld.
D DrivemodusIn de drivemodus worden alle vooruitversnel‐
lingen automatisch gewisseld.
R Achteruit Alleen bij stilstaande auto inschakelen.
P Parkeren
De achterwielen worden geblokkeerd.
P wordt automatisch ingesteld, wanneer aan
de volgende voorwaarden is voldaan:▷Bestuurdersportier wordt bij draaiende
motor geopend, de veiligheidsgordel is niet
bevestigd en rem-en gaspedaal worden
niet bediend.▷Motor wordt uitgezet, behalve wanneer N
is ingesteld en de afstandsbediening in het
contactslot zit.▷Afstandsbediening wordt uit het contact‐
slot, zie pagina 56, verwijderd.
Vóór het verlaten van de auto controleren of
transmissiestand P is ingeschakeld, anders
kan de auto zich in beweging zetten.
Transmissiestand P inschakelen
Alleen bij stilstaande auto inschakelen.
Seite 68BedieningRijden68
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Doorlaadopening met
geïntegreerde transportzak
Ski's altijd goed bevestigen
Getransporteerde ski's of dergelijken al‐
tijd door het ski-opbergvak bevestigen, anders kunnen deze bij rem- en uitwijkmanoeuvres de
inzittenden in gevaar brengen.◀
Met het transportfoedraal kunt u maximaal
twee paar standaardski's veilig en schoon ver‐ voeren.
Met behulp van het transportfoedraal kunt u
ski's met een lengte van 1,70 m opbergen. Bij
ski's met een lengte van 1,70 m wordt de ruimte o.w.v. het smaller worden van het ski‐
foedraal kleiner.
Beladen1.Afsluitdeksel naar beneden klappen.2.In de bagageruimte: greep naar boven
drukken en afdekking naar onder klappen.3.Sluiting losmaken en het transportfoedraal
tussen de voorstoelen uitrollen.4.Slotlip van de bevestigingsgordel in het
gordelslot onder de transportzak steken.5.Transportzak beladen, de ritssluiting ver‐
eenvoudigt de toegang tot de opgeborgen
voorwerpen.
Alleen schone ski's in de transportzak opber‐
gen. Scherpe kanten omhullen, zodat geen be‐
schadigingen optreden.
Lading vastzetten Transportfoedraal bevestigen
Transportfoedraal door vasttrekken van
de gordel bevestigen, anders kan de inhoud
bijv. al bij rem- en uitwijkmanoeuvres de inzit‐
tenden in gevaar brengen.◀
Na het beladen de transportzak met de inhoud
vastzetten. Trek hiertoe de gordel bij de gesp
stevig aan.
Bij het opbergen van de transportzak in omge‐
keerde volgorde als bij het beladen te werk
gaan.
Seite 122BedieningInterieuruitrusting122
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Bij het rijden in acht nemenVoertuiguitrustingIn dit hoofdstuk worden alle standaard-, land-
en speciale uitrustingen beschreven, die in de
modelserie worden aangeboden. Er worden
daarom tevens uitvoeringen beschreven, die in
een auto bijv. wegens de gekozen speciale uit‐
voering of de landenvariant niet beschikbaar
zijn. Dit geldt tevens voor functies en syste‐
men die relevant zijn voor de veiligheid.
Bij gebruik van de betreffende functies en sys‐
temen moeten de geldende landspecifieke
voorschriften in acht worden genomen.
Inrijden Algemeen
Bewegende onderdelen moeten op elkaar kun‐
nen inlopen.
De volgende aanwijzingen helpen bij het ver‐
krijgen van een optimale levensduur en zuinig‐
heid voor de auto.
Motor en differentieel
De in het betreffende land geldende snelheids‐
beperkingen in acht nemen.
Tot 2000 km
Maximum toerental en snelheid niet overschrij‐
den:▷4500/min en 160 km/h.
Nooit in vollast- of kickdown-stand rijden en
nooit Launch Control gebruiken.
Vanaf 2000 km
Toerental en snelheid kunnen geleidelijk wor‐
den verhoogd.
Banden
Direct na de productie is de grip van nieuwe
banden nog niet optimaal.
Gedurende de eerste 300 km defensief rijden.
Remsysteem Remblokvoeringen en -schijven krijgen pas na
ca. 500 km een goed slijtage- en draagbeeld.
Rij tijdens deze inrijtijd defensief.
Koppeling
De werking van de koppeling is pas na een af‐
stand van ca. 500 km optimaal.
Gedurende deze inrijperiode de koppeling be‐
hoedzaam gebruiken.
Na vervanging van onderdelen
Opnieuw de aanwijzingen voor het inrijden in
acht nemen, indien later bij het rijden de voor‐
heen besproken componenten worden vervan‐
gen.
Praktische tips voor het
rijden
Bodemvrijheid Beperkte bodemvrijheid in acht nemen
De beperkte bodemvrijheid van de
sDrive35is Z4 in acht nemen, bijvoorbeeld bij
opritten of parkeerplaatsen of bij het rijden
over obstakels. Anders kan er schade ontstaan
aan de auto.◀
Kofferdeksel sluiten Met gesloten kofferdeksel rijden
Alleen met gesloten kofferdeksel rijden,
anders kunnen uitlaatgassen in het interieur
geraken.◀Seite 130RijtipsBij het rijden in acht nemen130
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Bagage opbergen
Bagageruimte▷Zware bagage: zoveel mogelijk naar voren
opbergen, direct achter de scheidings‐
wand van de bagageruimte en naar on‐
deren.▷Scherpe randen en hoeken afdekken.
Belading bij geopende hardtop
Voor het openen van de hardtop de af‐
scheiding van de bagageruimte naar onderen
klappen en op juiste belading letten, anders
kunnen delen van de hardtop worden bescha‐
digd.◀
Afscheiding van de bagageruimte naar on‐
deren klappen, zie pagina 43.
Dwarsplank Belading van de dwarsplank
Voor het beladen van het dwarsgeplaat‐
ste opbergvak de stoelen niet tegelijkertijd he‐
lemaal naar voren schuiven, op de hoogste
stand zetten en de leuningen naar voren kante‐
len. Anders kunnen stoelen tegen de afdich‐
ting van de voorruit, tegen de zonnekap en te‐
gen de dakhemel stoten en deze
beschadigen.◀
Lichte en kleine voorwerpen kunnen op het
dwarsgeplaatste opbergvak getransporteerd
worden.
Lading vastzetten
Bagageruimte
Kleine en licht voorwerpen met spanbanden
bagageruimtenet of bevestigingsbanden vast‐
zetten.
Dwarsplank Bij uw dealer zijn sjormiddelen verkrijgbaar.
Voor het bevestigen van deze bagagespanrie‐
men dienen vier sjorogen achter de stoelen.
Volg de bij de bagagespanriemen meegele‐
verde informatie op.
Sjorogen van het dwarsgeplaatste
opbergvak
De sjorogen uitsluitend voor het bevesti‐
gen van bagage gebruiken.
De sjorogen uitsluitend voor het bevestigen
van bagage gebruiken. Geen bovenste ISO-FIX
bevestigingsriem vasthaken. Anders beveiligt
het kinderveiligheidssysteem veel minder
goed.◀
Boven:
Seite 133Bij het rijden in acht nemenRijtips133
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Onder:
Brandstof besparen
Algemeen Uw auto bevat omvangrijke techniek voor het
reduceren van de verbruiks- en emissiewaar‐
den.
Het brandstofverbruik hangt van verschillende
factoren af.
Door bepaalde maatregelen, de rijstijl en regel‐
matig onderhoud, zie pagina 247, kunnen het
brandstofverbruik en de milieubelasting wor‐
den beïnvloed.
Onnodige bagage verwijderen Extra gewicht verhoogt het brandstofverbruik.
Aanbouwdelen na gebruik verwijderen Niet vereiste extra buitenspiegels, achterklep‐
dragers na gebruik verwijderen.
Aanbouwdelen aan de auto zijn van invloed op
de aërodynamica en verhogen het brandstof‐
verbruik.
Ruiten sluiten
Een geopend dak verhoogt de luchtweerstand
en daardoor het brandstofverbruik.
Banden
Algemeen
Banden kunnen op verschillende wijze van in‐
vloed zijn op de verbruikswaarden, zo kan bijv.
door de bandendiameter het verbruik worden
beïnvloed.
De bandenspanning regelmatig
controleren
Bandenspanning, zie pagina 237, ten minste
tweemaal per maand en voor een lange rit con‐
troleren en ev. corrigeren.
Te geringe bandenspanning vergroot de rol‐
weerstand en verhoogt daardoor het brand‐
stofverbruik en de bandenslijtage.
Direct wegrijden
Motor niet in stilstand laten warmdraaien, maar
onmiddellijk met matig toerental wegrijden.
De koude motor komt hierdoor sneller op be‐
drijfstemperatuur.
Anticiperend rijden
Onnodig optrekken en afremmen voorkomen.
Hiervoor voldoende afstand tot voorliggers
houden.
Anticiperen en gelijkmatig rijden verlaagt het
brandstofverbruik.
Hoge motortoerentallen vermijden
De 1e versnelling alleen gebruiken bij het weg‐
rijden. Vanaf de 2e versnelling snel accelere‐
ren. Daarbij hoge motortoerentallen en te
vroeg opschakelen vermijden.
Bij het bereiken van de gewenste snelheid naar
de hoogst mogelijke versnelling schakelen en
zo mogelijk met een lager motortoerental en
constante snelheid rijden.Seite 134RijtipsBij het rijden in acht nemen134
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
In principe geldt het volgende: bij rijden met
een lager motortoerental nemen het brand‐
stofverbruik en de slijtage af.
De schakelpuntindicator, zie pagina 75, van de
auto geeft de meest energiezuinige versnelling
aan.
Afremmen op de motor Bij het naderen van een rood verkeerslicht van
het gaspedaal gaan en de auto in de hoogst
mogelijke versnelling laten uitrollen.
Op hellende routes van het gaspedaal gaan en
de auto in de passende versnelling laten rollen.
De brandstoftoevoer wordt bij decelereren on‐
derbroken.
De motor bij langere stops afzetten
Motor bij langere stops, bv. bij stoplichten,
overwegen of in de file, afzetten.
Start- en stopautomaat motorDe auto-start-stop-functie zet de motor tijdens
een stilstand automatisch af.
Wordt de motor afgezet en aansluitend weer
gestart, dan dalen het brandstofverbruik en
emissies in vergelijking tot een permanent
draaiende motor. Besparingen kunnen al wor‐
den gerealiseerd bij een motorstop van enkele
seconden.
Het brandstofverbruik hangt tevens af van ver‐
dere factoren, zoals bijv. de rijstijl, de wegom‐
standigheden, het onderhoud of milieufacto‐
ren.
Meer aanwijzingen over de auto-start-stop-
functie, zie pagina 58.
Functies die momenteel niet worden
benodigd uitschakelen
Voor functies zoals bijv. automatische aircon‐
ditioning is veel extra energie nodig en zij ver‐
bruiken extra brandstof, in het bijzonder in het
stop & go verkeer.Deze functies daarom uitschakelen als zij niet
echt worden gebruikt.
Onderhoud laten uitvoeren Auto regelmatig laten onderhouden om een
optimaal rendement en een lange levensduur
te bereiken. Het onderhoud door uw service‐
dienst laten uitvoeren.
Hiervoor ook het BMW onderhoudssysteem,
zie pagina 247, in acht nemen.Seite 135Bij het rijden in acht nemenRijtips135
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15
Reisdoel oproepenVoertuiguitrusting
In dit hoofdstuk worden alle standaard-, land-
en speciale uitrustingen beschreven, die in de
modelserie worden aangeboden. Er worden
daarom tevens uitvoeringen beschreven, die in
een auto bijv. wegens de gekozen speciale uit‐
voering of de landenvariant niet beschikbaar
zijn. Dit geldt tevens voor functies en syste‐
men die relevant zijn voor de veiligheid.
Bij gebruik van de betreffende functies en sys‐
temen moeten de geldende landspecifieke
voorschriften in acht worden genomen.
Overzicht Bij de reisdoelkeuze kunt u uit de volgende
mogelijkheden kiezen:▷Reisdoelkeuze handmatig invoeren, zie on‐
der.▷Reisdoel uit adresboek kiezen, zie pa‐
gina 142.▷Laatste reisdoelen, zie pagina 143.▷Speciale reisdoelen, zie pagina 143.▷Reisdoel invoeren via kaart, zie pa‐
gina 145.▷Huisadres als reisdoel overnemen, zie pa‐
gina 143.▷Reisdoel invoeren via gesproken taal, zie
pagina 146.▷Reisdoel invoeren via de servicedienst, zie
pagina 145.
U kunt een reisdoel van de navigatie tevens
opslaan op de toets favorieten, zie pagina 23.
Invoeren bij stilstaande auto
Gegevens alleen bij stilstaande auto in‐
voeren en de geldende verkeersregels opvol‐
gen; dit voor het geval dat de verkeerssituatie
en de aanwijzingen van het navigatiesysteem
elkaar tegenspreken. Anders is het mogelijk
dat u in strijd met de wet handelt, wat gevaar
kan opleveren voor de inzittenden en andere
verkeersdeelnemers.◀
Handmatig reisdoel invoeren Algemeen
Bij de invoer van plaats- of straatnamen onder‐
steunt het systeem door automatische aanvul‐
ling van de naam en vergelijken van de invoer,
zie pagina 24.
Opgeslagen plaats- en straatnamen kunnen
zodoende snel worden opgeroepen.▷Als de aanwezige invoer behouden moet
blijven, kan het invoeren van land en plaats
overgeslagen worden.▷Indien alleen de plaats is ingevoerd, wordt
de routebegeleiding naar het centrum van
de plaats gestart.
Land invoeren
1. Toets indrukken.2."Navigatie"3."Bestemming invoeren"4."Land" of weergegeven land selecteren.Seite 140NavigatieReisdoel oproepen140
Online Edition for Part no. 01 40 2 954 086 - II/15