Page 65 of 204

Symbool Wat het betekent
STORING SNELHEIDSBEGRENZERSYSTEEM
Tijdens het rijden gaat het symbool branden om een storing in het Snelheidsbegrenzersysteem te signaleren.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de storing op te lossen.
TE LAAG PEIL MOTORKOELVLOEISTOF (waar voorzien)
Als het symbool gaat branden, geeft dit een laag motorkoelvloeistofpeil aan.
Bijvullen zoals beschreven in het hoofdstuk "Onderhoud en verzorging"
TANKDOP
(indien aanwezig)
Gaat branden als de brandstoftankdop open is of niet goed gesloten.
Draai de benzinetankdop goed aan.
STORING ELEKTRISCHE PARKEERREM
Het inschakelen van het symbool, samen met een bericht op het beeldscherm, geeft een signaal van een storing in het elektrische
parkeerremsysteem.
Deze storing kan de auto gedeeltelijk of compleet blokkeren omdat de parkeerrem ingeschakeld zou kunnen blijven, ook al zijn
deze automatisch of handmatig uitgeschakeld met de betreffende bedieningen. In deze omstandigheden kunt u de parkeerrem
uitschakelen volgens de nooduitschakelprocedure beschreven in het hoofdstuk "In een Noodgeval".
Als u nog in de auto kunt rijden (parkeerrem is niet ingeschakeld), rijd dan naar het dichtstbijzijnde Alfa romeo Servicenetwerk en
denk eraan bij het uitvoeren van manoeuvres en bedieningen, dat de elektrische parkeerrem niet operationeel is.
28)
STORING ACTIEF CRUISECONTROL-SYSTEEM
Als tijdens het rijden het waarschuwingslampje gaat branden, duidt dit op een storing in het adaptieve Cruisecontrol-systeem.
Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Alfa Romeo Servicenetwerk.
SLIJTAGE OP REMBLOKKEN
Gaat branden wanneer de remblokken hun slijtagegrens hebben bereikt.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJK Gebruik altijd originele of gelijkwaardige onderdelen omdat het remsysteem (IBS) storingen kan detecteren.
BELANGRIJK
28)Indien zich een storing voordoet bij hard remmen kunnen de achterwielen blokkeren en kan het voertuig gaan slippen.
63
Page 66 of 204

Symbool Wat het betekent
ALGEMENE INDICATIE
Signaleert informatie en storingen.
De begeleidende berichten beschrijven de storing.
STORING VIERWIELAANDRIJVING
Dit symbool wordt ingeschakeld om een storing van het vierwielaandrijvingssysteem aan te geven.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk om de storing op te lossen.
STORING AFS-SYSTEEM
Het symbool verschijnt om storing in het systeem van automatische richtingverlichting aan te geven.
Laat het systeem onmiddellijk controleren door een Alfa Romeo Servicenetwerk.
SLIJTAGE OP CCB REMSCHIJVEN (waar voorzien)
Gaat branden wanneer de koolstofkeramische remschijven hun slijtagegrens hebben bereikt.
Neem zo snel mogelijk contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
29)
STORING DYNAMISCHE RIJCONTROLESYSTEEM
Het inschakelen van het waarschuwingslampje geeft een storing aan in het dynamische rijcontrolesysteem.
STORING RUITENWISSERS
Signaleert een storing in de ruitenwissers.
Neem contact op met het Alfa Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJK
29)Het wordt aanbevolen om alleen originele of gelijkwaardige, op de werkbank geteste vervangende remblokken te gebruiken, teneinde de
oorspronkelijke prestaties van het remsysteem te garanderen.
64
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 67 of 204

Symbool Wat het betekent
KALIBRATIE ZACHTE OPHANGING INSERTIE (indien aanwezig)
Gaat branden wanneer de meest comfortabele ophangingsinstelling wordt geactiveerd.
STORING SCHOKDEMPERS (ADC)
(indien aanwezig)
Als tijdens het rijden het symbool gaat branden, duidt dit op een storing in het ophangingssysteem.
Laat het systeem onmiddellijk controleren door het Alfa Romeo Servicenetwerk.
KOPPELINGSPEDAAL
(indien aanwezig)
Gaat branden om de bestuurder erop te wijzen dat deze het koppelingspedaal moet intrappen om de motor te starten.
Het koppelingspedaal intrappen.
RUITENSPROEIERVLOEISTOFPEIL
Het symbool wordt enkele seconden weergegeven om aan te geven dat het ruitensproeiervloeistofpeil van de voorruit en
koplampen (indien aanwezig) laag is.
Vul de vloeistof bij: om dit te doen, raadpleeg het gedeelte "Peilcontrole" in het hoofdstuk "Onderhoud en verzorging". Gebruik
altijd vloeistof met de eigenschappen aangeduid in "vloeistoffen en smeermiddelen" in het hoofdstuk "Technische informatie".
65
Page 68 of 204
Groene symbolen
Symbool Wat het betekent
DIMLICHT (op 7" TFT display)
Het lampje gaat branden wanneer het dimlicht wordt ingeschakeld.
START & STOP HANDELING
Het waarschuwingslampje gaat branden in geval van Start & Stop Evo-systeeminterventie (de motor afzetten).
Wanneer de motor weer gestart is, gaat het waarschuwingslampje uit (zie voor de manieren om de motor weer te starten
paragraaf "Start & Stop Evo" in het hoofdstuk "Starten en rijden").
CRUISE-CONTROL
Het waarschuwingslampje gaat branden wanneer het Cruise-Control systeem wordt geactiveerd.
Blauwe symbolen
Symbool Wat het betekent
AUTOMATISCH GROOTLICHT (op 7" TFT-display)
Het symbool gaat branden wanneer het automatisch grootlicht wordt ingeschakeld.
GROOTLICHT (op 7" TFT display)
Het symbool gaat branden wanneer het grootlicht wordt ingeschakeld.
66
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 69 of 204
Dit hoofdstuk is bijzonder belangrijk. Hierin worden de
veiligheidssystemen beschreven waarmee het voertuig is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze op de juiste wijze gebruikt
moeten worden.
VEILIGHEID
ACTIEVE VEILIGHEIDSSYSTEMEN...................68
RIJHULPSYSTEMEN............................72
BESCHERMINGSSYSTEMEN INZITTENDEN..............82
VEILIGHEIDSGORDELS . .........................82
SBA (Gordelwaarschuwing) SYSTEEM..................84
GORDELSPANNERS.............................85
KINDERZITJES................................87
AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) - AIRBAGS......99
Page 70 of 204

ACTIEVE
VEILIGHEIDSSYSTEMEN
Het voertuig kan voorzien zijn van de
volgende actieve
veiligheidsvoorzieningen:
ABS (antiblokkering van de wielen);
DTC (Regeling aandrijflijn);
ESC (Electronic Stability Control)
(Elektronische Stabiliteitsregeling);
TC (Traction Control) (Tractieregeling);
PBA (Hydraulic Brake Assist)
(Hydraulische remondersteuning);
HSA (Hill Starting Assist)
(Ondersteuning bij wegrijden op een
helling);
AST (Alfa™ Steering Torque);
ATV (Alfa™ Active Torque Vectoring).
Zie de volgende pagina's voor de
beschrijving van de werking van deze
systemen.
ABS (Anti-lock Braking System)
Dit systeem, dat deel uitmaakt van het
remsysteem, voorkomt het blokkeren of
slippen van een of meerdere wielen op
alle soorten wegdek en ongeacht de
kracht van de remwerking, zodat het
voertuig ook tijdens paniekremmen
onder controle gehouden kan worden en
de remweg wordt geoptimaliseerd.
Het systeem grijpt in tijdens het remmen
wanneer de wielen dreigen te blokkeren
tijdens paniekremmen of onder slechteadhesiecondities, waarbij blokkering
vaker kan voorkomen.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van het
voertuig wanneer op oppervlakken met
verschillende grip voor de wielen aan
rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
Het geheel wordt aangevuld met het
EBD-systeem (Electronic Braking Force
Distribution) dat voor de verdeling van de
remkracht tussen de voor- en de
achterwielen zorgt.
Inwerkingtreding van het systeem
De ABS uitgerust op dit voertuig is
voorzien van de "Brake-by-wire"-functie
(Remsysteem - IBS). Wanneer dit
systeem wordt de rempedaalbesturing
gegeven door het intrappen van het
rempedaal niet hydraulisch maar
elektronisch overgebracht, daarom is de
lichte pulsatie die gevoeld kon worden op
het pedaal bij het traditionele systeem,
niet langer voelbaar.
30) 31) 32) 33) 34) 35)
DTC-SYSTEEM (Regeling aandrijflijn)(indien aanwezig)
Sommige versies van dit voertuig zijn
uitgerust met een vierwielaandrijving
(AWD), geactiveerd op aanvraag, die u
een optimale rijmanier geven voor
ontelbare rijcondities enwegoppervlakken. Het systeem
reduceert slippen van de banden tot een
minimum, herverdeelt automatisch het
koppel naar de voorste en achterste
wielen, waar nodig.
Om brandstofbesparing tot een
maximum te verhogen, gaat het voertuig
met AWD automatisch over op
achtervierwielaandrijving (RWD)
wanneer de weg en de
milieuomstandigheden zodanig zijn dat
de banden daardoor niet gaan slippen.
Wanneer de weg en de
milieuomstandigheden betere tractie
vereisen, gaat het voertuig automatisch
in de AWD-modus.
36)
De rijmodus, RWD of AWD, wordt
getoond op het
instrumentenpaneeldisplay.
BELANGRIJK Als het storingssymbool
van het systeem inschakelt na het
starten van de motor of tijdens het rijden,
betekent dit dat het AWD-systeem niet
goed werkt. Het waarschuwingsbericht
activeert vaak, het wordt aanbevolen om
de onderhoudswerkzaamheden te
verrichten.
37)
68
VEILIGHEID
Page 71 of 204

ESC-SYSTEEM (Electronic Stability
Control)
Het ESC-systeem verbetert de
richtingscontrole en stabiliteit van de
auto onder diverse rijomstandigheden.
Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van de auto door
de remkracht naar de juiste wielen te
sturen. Ook het door de motor geleverde
koppel kan verlaagd worden om de
controle over het voertuig te behouden.
Het ESC-systeem maakt gebruikt van de
in de auto gemonteerde sensoren om de
baan te bepalen die de bestuurder wil
volgen en vergelijkt deze met de
werkelijke baan van de auto. Wanneer de
werkelijke baan afwijkt van de gewenste
baan, grijpt het ESC-systeem in om het
overstuur of onderstuur van het voertuig
te corrigeren.
Overstuur: treedt op wanneer de auto
meer draait dan overeenkomstig de hoek
van het stuurwiel zou moeten.
Onderstuur: treedt op wanneer het
voertuig minder draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
Inwerkingtreding van het systeem
De ingreep van het systeem wordt
aangegeven door het knipperen van het
lampje ESC op het instrumentenpaneel,om de bestuurder te waarschuwen dat de
stabiliteit en de grip van het voertuig
kritiek zijn.
38) 39) 40) 41) 42)
TC-SYSTEEM (Traction Control)
Het systeem grijpt automatisch in als één
of beide aandrijfwielen slippen, grip
verliezen op natte wegen (aquaplaning)
en bij het optrekken op glad, besneeuwd
of met ijzel bedekt wegdek. Afhankelijk
van de slipomstandigheden kunnen twee
verschillende regelsystemen worden
geactiveerd:
als beide aangedreven wielen
doorslippen, grijpt het ASR-systeem in
door het door de motor doorgegeven
vermogen te reduceren;
als slechts één aangedreven wiel slipt,
wordt de BLD-functie (Brake Limited
Differential) geactiveerd, waardoor het
wiel dat slipt automatisch afgeremd
wordt (de werking van een
zelfblokkerend differentieel wordt
gesimuleerd). Hierdoor wordt het
motorkoppel dat overgebracht wordt op
het wiel dat niet slipt verhoogt.
Inwerkingtreding van het systeem
De ingreep van het systeem wordt
aangegeven door het knipperen van het
lampje ESC op het instrumentenpaneel,
om de bestuurder te waarschuwen dat de
stabiliteit en de grip van het voertuig
kritiek zijn.
43) 44) 45) 46) 47)
PBA-SYSTEEM (Panic Brake Assist)
Het PBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van het voertuig tijdens
noodremmen te verbeteren.
Het systeem detecteert het
noodremmen door de snelheid en de
kracht waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt te controleren en past
vervolgens de optimale remdruk toe. Dit
kan de remweg verkorten en dus vormt
het PBA-systeem een aanvulling op het
ABS.
Er wordt maximale assistentie van het
PBA-systeem verkregen als het
rempedaal zeer snel wordt ingetrapt.
Tevens moet het rempedaal continu, dus
niet intermitterend, ingetrapt worden
tijdens het remmen, om zo veel mogelijk
uit het systeem te halen. Verminder niet
de druk op het rempedaal zolang geremd
moet worden.
Het PBA-systeem wordt uitgeschakeld
wanneer het rempedaal wordt losgelaten.
48) 49) 50)
HSA-SYSTEEM (Hill Start Assist)
(Ondersteuning bij wegrijden op een
helling)
Dit systeem is een integraal onderdeel
van het ESC-systeem en assisteert de
bestuurder bij het wegrijden op hellingen
in de volgende gevallen:
69
Page 72 of 204

op een helling- als het voertuig auto
stilstaat op een weg met een
hellingsgraad van meer dan 5% met
draaiende motor, ingetrapt rempedaal en
de versnellingsbak in de vrijstand of met
ingeschakelde versnelling (andere dan
achteruit);
op een afdaling: als het voertuig
stilstaat op een weg met een
hellingspercentage van meer dan 5% met
draaiende motor, ingetrapt rempedaal en
de versnellingsbak in de achteruit
geschakeld.
Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal
2 seconden, zodat de bestuurder de tijd
heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.
Als na twee seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd. Tijdens
deze fase kan een typisch mechanisch
remgeluid gehoord worden, wat aangeeft
dat de auto zich begint te verplaatsen.
51) 52)
AST-SYSTEEM (Alfa™ Steering Torque);
53)
De AST-functie gebruikt de integratie
van het ESC-systeem in de elektrische
stuurbekrachtiging om het
veiligheidsniveau van het hele voertuig te
verhogen.
In kritieke situaties (remmen in
verschillende gripomstandigheden),
regelt het ESC-systeem via de
AST-functie de besturing om een
aanvullende koppelverdeling te
implementeren op het stuurwiel, om de
bestuurder de meest correcte
manoeuvre voor te stellen.
De gecoördineerde actie van de remmen
en de stuurinrichting verhoogt het gevoel
van veiligheid en controle over het
voertuig.
ATV-SYSTEEM (Alfa™ Active Torque
Vectoring).
De dynamische rijcontrole wordt gebruikt
om het aandrijfkoppel tussen de wielen
van dezelfde as te optimaliseren en te
balanceren. Het ATV-systeem verbetert
de grip in bochten en stuurt meer
aandrijfkoppel naar het externe wiel.
Hierdoor rijdt het externe wiel in een
bocht meer dan de interne wielen en
draait daardoor sneller, stuurt een
hogere druk naar het externe achterwiel
en zorgt er zo voor dat de auto stabielerwordt en niet hoeft te lijden onder een
fenomeen met de naam "onderstuur".
Onderstuur treedt op wanneer tijdens
een bocht een auto ertoe neigt het
ingestelde traject te verbreden. In die
situatie wordt de laterale acceleratie
waaraan de auto is onderworpen hoger
dan de grip van de banden, die de auto
niet in het door de bestuurder ingestelde
traject kunnen houden via de stuurhoek
bepaald door het draaien aan het stuur.
BELANGRIJK
30)Een inrijperiode van ongeveer 500 km
(310 mijl) is vereist om het beste uit het
remsysteem te halen: vermijd tijdens deze
periode bruusk, herhaaldelijk of langdurig
remmen.
31)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan
betekent dit dat de limiet van de grip van de
banden op het wegdek is bereikt: verlaag de
snelheid en pas deze aan de beschikbare
grip aan.
32)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
33)Het ABS kan geen ongelukken
voorkomen, waaronder ongelukken wegens
overmatige snelheid in bochten, rijden op
wegdek met weinig grip of aquaplaning.
34)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen in
gevaar komt.
70
VEILIGHEID