Page 17 of 204

PORTIEREN VERGRENDELEN/
ONTGRENDELEN VAN BUITENAF
De portieren vergrendelen van buitenaf
Druk, bij gesloten portieren, op de toets
op de sleutel.
Het portierslot kan in ieder geval bediend
worden met alle portieren vergrendeld en
de achterklep geopend. Wanneer knop
op de sleutel wordt ingedrukt, worden
alle sloten vergrendeld, met inbegrip van
het slot van de geopende achterklep.
Deze laatste wordt vergrendeld wanneer
deze wordt gesloten.
2)
Portieren ontgrendelen van buitenaf
Druk op knop
van de sleutel.
PASSIVE ENTRY(indien aanwezig)
3)
Het Passive Entry-systeem kan de
aanwezigheid van een elektronische
sleutel in de buurt van de portieren en de
achterklep identificeren.
Met het systeem kunnen de portieren (of
de achterklep) vergrendeld/ontgrendeld
worden zonder welke toets op de
elektronische sleutel dan ook te hoeven
indrukken.
De sleutel wordt pas gedetecteerd nadat
het systeem de aanwezigheid van een
hand herkent in een van de voorste
handgrepen. Als de gedetecteerdesleutel geldig is, worden de portiers en de
bagageruimte ontgrendeld (de
elementen die openen hangen af van de
instellingen op het Connectsysteem).
Waar de functie aanwezig is, worden door
het vastpakken van de handgreep van het
bestuurdersportier alle portieren
geopend, afhankelijk van de via het menu
van het display of de met het
Connectsysteem ingestelde modus.
Portiervergrendeling
Ga als volgt te werk om de portieren te
vergrendelen:
verzeker u ervan dat u in het bezit
bent van de elektronische sleutel en
dichtbij de handgreep van het portier aan
bestuurders- of passagierszijde staat;
druk op de "portiervergrendeling"
knop fig. 6 op de handgreep of de knop
fig. 7 op de achterklep bij de knop voor
het openen: alle portieren en de
achterklep worden vergrendeld. Door de
portieren te vergrendelen wordt ook het
alarm geactiveerd (indien aanwezig).BELANGRIJK Na het indrukken van de
knop "portiervergrendeling" moet u twee
seconden wachten voordat de portieren
weer ontgrendeld kunnen worden met
behulp van de handgreep van het portier.
Het is dus mogelijk om te controleren of
het voertuig correct is vergrendeld door
binnen 2 seconden aan de handgreep te
trekken. De portieren zullen niet weer
ontgrendeld worden.
604056S0003EM
704056S0006EM
15
Page 35 of 204

Luchtstroom naar de
uitstroomopeningen van de voorruit
en de voorste zijruiten om deze te
ontwasemen/ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters
in het midden en aan de zijkant van
het dashboard om de borst en het
gezicht tijdens het warme seizoen
te verkoelen.
Luchtstroom naar de
uitstroomopeningen voor de
beenruimten voor en achter. Deze
luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur,
waardoor onmiddellijk een
behaaglijk gevoel wordt verkregen.
Luchtstroomverdeling tussen
uitstroomopeningen beenruimten
(hetere lucht) en
uitstroomopeningen
midden/zijkanten dashboard
(koelere lucht). Deze luchtverdeling
is bijzonder nuttig op zonnige dagen
in het voor- en najaar.
Luchtstroom verdeeld over
uitstroomopeningen beenruimten
en uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien
voorruit/voorste zijruiten. Deze
luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur en
voorkomt dat de ruiten beslaan.
Luchtstroomverdeling tussen de
uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien voorruit en
de uitstroomopeningen in het
midden en aan de zijkant van het
dashboard. Zo kan de lucht op de
voorruit worden gericht bij sterk
zonlicht.
Luchtstroomverdeling naar alle
uitstroomopeningen van het
voertuig.
In de AUTO-modus beheert de
airconditioning automatisch de
luchtverdeling. Bij handmatige bediening
wordt de ingestelde luchtverdeling
aangegeven door de betreffende
symbolen op het Connectsysteemdisplay
dat inschakelt.
START & STOP-EVO
De automatische dual-zone
klimaatregeling heeft een wisselwerking
met het Stop Start&Evo-systeem (motor
wordt afgezet wanneer devoertuigsnelheid 0 km/h is) om een
passend comfort in het interieur te
garanderen.
De klimaatregeling schakelt het
Start&Stop Evo met name uit als:
de klimaatregeling is ingesteld op de
AUTO-modus (led op de knop brandt) en
de temperatuuromstandigheden in het
voertuig verre van comfortabel zijn;
de klimaatregeling is ingesteld op LO
voor maximale verkoeling;
de klimaatregeling is ingesteld op
MAX DEF.
Wanneer het Start & Stop Evo-systeem
werkt (motor afgezet en
voertuigsnelheid is gelijk aan 0 km/h),
wordt de luchtstroom zo veel mogelijk
beperkt, om de comfortabele toestand in
het interieur langer te handhaven.
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt het koelmiddel
R1234YF dat het milieu niet verontreinigt
als het per ongeluk weglekt. Gebruik onder
geen enkele omstandigheid R134a en
R12 vloeistoffen, die niet compatibel zijn
met de componenten van het systeem.
33
Page 41 of 204
In dit deel van het instructieboek vindt u alle informatie die u nodig
hebt om het instrumentenpaneel goed te begrijpen, te
interpreteren en te gebruiken.
KENNISMAKING MET HET
INSTRUMENTENPANEEL
BEDIENINGSPANEEL EN BOORDINSTRUMENTEN..........40
DISPLAY....................................42
LAMPJES EN BERICHTEN.........................49
Page 42 of 204
BEDIENINGSPANEEL EN BOORDINSTRUMENTEN
3,5” TFT DISPLAY
1. Toerenteller 2. Digitale olietemperatuurmeter met waarschuwingslampje oververhitting 3. TFT-Display 4. Digitale
brandstofmeter (de driehoek links van het symbool geeft de zijde van het voertuig met de vulopening aan) 5. Snelheidsmeter
4305026S0001EM
40
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 43 of 204
VERSIES MET 7” TFT DISPLAY
1. Toerenteller 2. Digitale olietemperatuurmeter met waarschuwingslampje oververhitting 3. TFT-Display 4. Digitale
brandstofmeter (de driehoek links van het symbool geeft de zijde van het voertuig met de vulopening aan) 5. Snelheidsmeter
Naast de displayafmetingen van het instrumentenpaneel kunnen er kleine verschillen zijn volgens de versie of de
eindmarktbestemming van de auto.
4405026S0003EM
41
Page 44 of 204
DISPLAY
BESCHRIJVING
Het voertuig kan uitgerust zijn met een 3,5" of 7" TFT Display.
HERCONFIGUREERBAAR TFT DISPLAY
Tijdens de werkzaamheden wordt het display verdeeld in meerdere secties die rijgegevens, waarschuwingen en storingsindicaties
tonen. fig. 45 toont het display-layout en identificeert de verschillende secties.
4505036S0001EM
42
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 45 of 204

1 Informatie over versnellingsbak
Automatische versnellingsbak
Geeft de volgende informatie weer over
de bediening van de versnellingsbak:
versnellingsbakbedieningsmodus (M,
P, R, N, D). Als in de stand D met gebruik
van de hendel aan het stuurwiel (indien
aanwezig), of in de handmatig modus M,
van versnelling wordt veranderd, wordt
de ingeschakelde versnelling
weergegeven met een getal. In de
M-modus toont het aan of het een
versnelling verplaatst moet worden
(enkele pijl suggereert een versnelling) of
twee (dubbele pijl suggereert twee
versnellingen) zowel omhoog als omlaag.
Handgeschakelde versnellingsbak
Geeft de volgende informatie weer over
de bediening van de versnellingsbak:
de ingeschakelde versnelling (1, 2, 3, 4,
5, 6, N of R) en toont aan of het een
versnelling verplaatst moet worden
(enkele pijl suggereert een versnelling) of
twee (dubbele pijl suggereert twee
versnellingen) zowel omhoog als omlaag.
2 Voorkant, zijkant,
antibotsingsystemen, Cruisecontrol
Geeft de bediening van de volgende modi
weer:
Waarschuwing frontale botsing (FCW);
Waarschuwing Rijbaanoverschrijding
(LDW);
Cruisecontrol (CC) of Actieve
Cruisecontrol (ACC) (voor bepaalde
versies/markten).
Zie voor meer informatie de betreffende
paragrafen.
3 Waarschuwingslampje
snelheidslimiet
Toont informatie over de
snelheidslimietfunctie.
Zie voor meer informatie de betreffende
paragraaf.
4 Herconfigurabele hoofdzone
Kan de volgende schermen weergeven:
Start.
Trip A.
Trip B (kan worden ingeschakeld/
uitgeschakeld op het Connectsysteem)
Prestaties.
De schermen kunnen worden
geselecteerd, door rotatie, door te
drukken op de knop getoond in fig. 46.Afhankelijk van de gekozen rijmodus
(Dynamic, Normal, Advanced Efficiency
en RACE), die geselecteerd kan worden
via het “Alfa DNA™ Pro”-systeem, kunnen
de schermen er grafisch anders uitzien.
Navigatie-instructies en
oproepinformatie kan worden herhaald,
bovendien kunnen deze functies worden
ingesteld op het Connectsysteem, ook in
deze zone van de display.
Start
De parameters weergegeven op het
display voor de modi: Dynamic, Normal en
Advanced Efficiency zijn:
Tijd fig. 47 of fig. 48 (op het 3.5" FT
display alleen getoond als de
Telefoonfunctie fig. 49 herhaalmodus
niet eerder ingeschakeld werd).
Buitentemperatuur (op het 3.5" FT
display alleen getoond als de
Telefoonfunctie herhaalmodus niet
eerder ingeschakeld werd).
Huidige snelheid (getoond als de
herhaalmodi van de Telefoon en
Navigatiefuncties niet eerder
geactiveerd werden).
Bereik (op het 3.5" FT display getoond
als de Radio en Media functies
herhaalmodi niet eerder ingeschakeld
werden).
4605036S0002EM
43
Page 46 of 204

3,5” TFT Display
7” TFT DisplayIn RACE-modus (voor bepaalde
versies/markten) is de consumptie-
indicatie-index niet actief en wordt een
sportschakelindicator weergegeven. De
sportschakelindicator wordt
weergegeven door drie gele segmenten;
als de derde indicator, gekenmerkt door
de woorden "SHIFT" aan is, betekent dat,
dat de versnelling geschakeld moet
worden.7” TFT Display
TripAenB
De "Trip computer" kan worden gebruikt
om, voor alle rijmodi (Dynamic, Normal,
Advanced Efficiency and RACE) en met
de startinrichting AAN, de maten weer te
geven betreffende de werkingsstatus
van het voertuig. Met deze functie
kunnen twee afzonderlijke reizen worden
aangemaakt, “Trip A” en Trip B” genaamd
(deze laatste kan worden uitgeschakeld
door Connectsysteem), waarmee
"volledige reizen" van de auto worden
bewaakt. Beide functies werken
onafhankelijk van elkaar.
“Trip A” en “Trip B” worden gebruikt om
informatie weer te geven over:
Afgelegde afstand
Gemiddeld brandstofverbruik
Gemiddelde snelheid
Actieve trip
4705036S0003EM
4805036S0104EM
4905036S0030EM
5005036S0005EM
44
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL