Page 145 of 204

SLEPEN VAN VOERTUIG MET
PECH
VERSIES MET
ACHTERWIELAANDRIJVING (RWD)
Het wordt aanbevolen het voertuig te
slepen met alle vier de wielen van de
grond getild op het platform van een
takelwagen.
Als er geen voertuig voor pech onderweg
met platform beschikbaar is, moet het
voertuig gesleept worden met de
achterwielen OPGEHEVEN van de grond
(met behulp van een aanhanger of
speciale inrichtingen die het opheffen
van de achterwielen mogelijk maken).
BELANGRIJK Het slepten van voertuigen
zonder te voldoen aan bovenstaande
voorschriften kan ernstige schade aan
het voertuig toebrengen.
VERSIES MET VIERWIELAANDRIJVING
(AWD)
Het wordt aanbevolen het voertuig te
slepen met alle vier de wielen van de
grond getild op het platform van een
takelwagen.
BELANGRIJK Vermijd het optillen van de
voor- of de achterwielen alleen, met
gebruik van een trailer of voertuig
waarmee de wielen van een as alleen
kunnen worden opgetild. Als alleen devoor- of de achterwielen tijdens het
slepen worden opgetild, kan de
transmissie of de tussenbak beschadigd
raken.
BELANGRIJK Als een voertuig gesleept
wordt zonder aan bovenstaande
vereisten te voldoen, kan de transmissie
en/of de tussenbak ernstig beschadigd
raken. Schade door verkeerd slepen
wordt niet gedekt door de garantie.
SLEPEN VAN HET VOERTUIG
140) 141)
Om het voertuig, dat bij een ongeval was
betrokken of stuk is, te kunnen slepen op
het wegdek en alleen over korte
afstanden, is er een sleepoog voorzien in
de gereedschapskist in de bagageruimte.
Ga als volgt te werk om toegang te
hebben tot de sleepoog:
haak de kap fig. 145 aan de achterste
of voorste fender (waar voorzien)
fig. 145, door op het bovenste deel te
drukken;
14508136S0001EM
143
Page 146 of 204

pak de sleepoog van zijn plaats in de
bagageruimte en zorgvuldig reinigen van
de schroefdraad behuizing op het
voertuig alvorens het te gebruiken;
draai sleepoog van het voertuig op zijn
plaats gedurende ongeveer
11 windingen.
BELANGRIJK De grootste werkhoek van
de kabel om te bevestigen aan het
sleepoog mag de 15° niet overschrijden,
zoals getoond in fig. 147.
BELANGRIJK
140)Beweeg de startinrichting naar ON en
dan naar STOP, zonder het portier te openen.
141)Onthoud dat tijdens het slepen de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging niet werken. Om die
reden is meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.
Gebruik voor het slepen geen soepele kabels
en vermijd bruuske bewegingen. Zorg tijdens
het slepen dat er geen onderdelen door de
sleepverbinding kunnen worden beschadigd.
Neem bij het slepen in elk geval de wettelijke
voorschriften in acht van het land waarin
wordt gereden en pas uw rijgedrag aan.
Start de motor niet wanneer de auto wordt
gesleept. Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog volledig
op de schroefdraadpen is gedraaid alvorens
de auto te slepen.
14608136S0003EM14708136S0002EM
144
NOODGEVALLEN
Page 147 of 204
Dankzij correct onderhoud kunnen de prestaties van het voertuig,
evenals beperkte bedrijfskosten en het behoud van de efficiëntie
van de veiligheidssystemen gedurende langere tijd gegarandeerd
worden.
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe.
ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD..................146
MOTORRUIMTE..............................150
ACCU OPLADEN..............................153
ONDERHOUDSPROCEDURES......................155
HET VOERTUIG OPKRIKKEN.......................157
WIELEN EN BANDEN . . .........................157
CARROSSERIE...............................159
Page 148 of 204

GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Juist onderhoud is essentieel voor een
lange levensduur van het voertuig onder
optimale omstandigheden.
Daarom heeft Alfa Romeo een reeks
controles en onderhoudsbeurten
opgesteld die op vaste
afstandsintervallen uitgevoerd moeten
worden en, voor bepaalde
versies/markten, op vaste
tijdsintervallen, zoals beschreven in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema.
Vóór elke onderhoudsbeurt is het altijd
noodzakelijk de aanwijzingen in het
Geprogrammeerd Onderhoudsschema
zorgvuldig op te volgen (bijv. regelmatige
controle van de vloeistofniveaus,
bandenspanning, enz.).
De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud worden
volgens een vast tijdsschema door het Alfa
Romeo Servicenetwerk uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens
het uitvoeren van de diverse inspecties en
controles van het geprogrammeerd
onderhoud, mogen uitsluitend worden
uitgevoerd na uitdrukkelijke toestemming
van de eigenaar.
BELANGRIJK De servicebeurten van het
Geprogrammeerde Onderhoud zijn door
de fabrikant voorgeschreven. Het niet
uitvoeren ervan kan het vervallen van degarantie tot gevolg hebben.
Het is raadzaam het Alfa Romeo
Servicenetwerk onmiddellijk te
informeren over eventuele kleine
defecten en niet te wachten tot de
volgende servicebeurt.
PERIODIEKE CONTROLES
Elk jaar of elke1000km of vóór een
lange reis controleren en eventueel
bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil (indien onvoldoende,
ga zo snel mogelijk naar een Alfa Romeo
Servicenetwerk);
vloeistofniveau ruitensproeier;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking ruitenwisser/-
sproeiersysteem en stand/slijtage van
wisserbladen.
Elke3000km controleren en eventueel
bijvullen: motorolieniveau.
INTENSIEF GEBRUIK VAN DE AUTO
Als het voertuig onder een van de
volgende omstandigheden wordt
gebruikt:
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen onder
het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij lage
snelheden of als de auto lang niet wordt
gebruikt;
in het geval van een lange periode van
stilstand;
de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen
voor/achter op conditie en slijtage
controleren;
slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen;
slecht brandstoffilter controleren en
indien nodig (waar aanwezig).
146
ONDERHOUD EN ZORG
Page 149 of 204

GEPLAND ONDERHOUDSPROGRAMMA (2.2 JTD diesel motor versies)
De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 200.000 km/10 jaar, cyclisch
herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
km x 100020 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Laadtoestand van de accu controleren met het juiste
instrument●●●●●●●●●●
Controle condities/slijtage banden en eventuele
spanningsregeling; controle condities/vervallen opladen Tire
Repair Kit
●●●●●●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, bagageruimte,
interieur, dashboardkastje, lampjes instrumentenpaneel,
enz.) controleren
●●●●●●●●●●
De vloeistofpeilen controleren en eventueel bijvullen (1)●●●●●●●●●●
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren●●●●●●●●●●
De diagnosestekker gebruiken om de werking van het
brandstoftoevoer-/motormanagementsysteem en de
emissie te controleren; en voor bepaalde versies/markten,
de verslechtering van de motorolie (2)
●●●●●●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van
carrosserie, bodemplaatbescherming, slangen en leidingen
(uitlaat, brandstof- en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen, slangen, bussen enz.)
●●●●●
(1) Het bijvullen moet uitgevoerd worden met de in de paragraaf “Vloeistoffen en smeermiddelen” in het hoofdstuk “Technische gegevens“
aangegeven vloeistoffen en alleen nadat gecontroleerd is dat het systeem onbeschadigd is.
(2) Als de olie volgens de voertuigdiagnose is verslechterd tot minder dan 20%, wordt vervanging van de motorolie en het filter aangeraden.
147
Page 150 of 204

km x 100020 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Stand/slijtage wisserblad ruitenwisser voorruit controleren●●●●●
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem controleren
en zo nodig de sproeiers afstellen●●●●●
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil
controleren, mechanismen reinigen en smeren●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen
voor/achter visueel controleren en de werking van
remblokslijtagesensoren controleren
●●●●●●●●●●
Controleer visueel de conditie en spanning van de extra
aandrijfriem(en)●●
De getande distributieriem visueel controleren●●
Motorolie verversen en oliefilter vervangen(3)
Olie vervangen Transfer Case (voor AWD-uitvoeringen)
●
Vervang motorolie centrifugefilter (blow-by) (8)●●
(3) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van het voertuig en
wordt aangegeven met een brandend lampje of een bericht op het instrumentenpaneel. Nooit 2 jaar/40.000 km overschrijden. Wordt het voertuig
voornamelijk tijdens stadsritten gebruikt of gebruikt het niet uitsluitend brandstof volgens de Europese specificatie EN590, dan moeten olie en
filter jaarlijks of om de 20.000 km vervangen worden.
(8) Zware omstandigheden (stadsverkeer, lange periodes waarin de motor stationair loopt): wordt een maximale kilometerstand van 60.000 km
aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand moet het centrifugefilter elke 3 jaar bij de vervanging van de hulpriem worden vervangen.
148
ONDERHOUD EN ZORG
Page 151 of 204

km x 100020 40 60 80 100 120 140 160 180 200
Jaren12345678910
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen(4)
De getande distributieriem vervangen(4)
Luchtfilterelement vervangen (5)
●●●
Brandstoffilterelement vervangen (7)●●●
Remvloeistof verversen(6)
Interieurfilter vervangen
●●●●●●●●●●
(4) Niet-stoffige omgevingen: er wordt een maximale kilometerstand van 100.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand moet de riem om de
5 jaar worden vervangen. In stoffige omgevingen en/of zware omstandigheden (koude klimaten, gebruik in de stad, periodes van langdurige
stilstand): wordt een maximale kilometerstand van 60.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand moet de riem om de 3 jaar worden
vervangen.
(5) Als het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 20.000 km vervangen worden.
(7) Als het voertuig op brandstof rijdt van een kwaliteit die niet voldoet aan de betreffende Europese specificatie, moet dit filter om de 20.000 km
vervangen worden
(6) De remvloeistof moet iedere twee jaar worden vervangen, ongeacht de kilometerstand.
(●) Verplichte werkzaamheden
149
Page 152 of 204
MOTORRUIMTE
NIVEAUS CONTROLEREN
142) 143)
55)
Dieselversies-2.2JTDmotor,fig. 148
1. Vulopening motorolie 2. Plug koelvloeistofreservoir 3. Plug toegangsdeksel remvloeistofreservoir 4. Plug reservoir ruitensproeiervloeistof voorruit / koplampen
14809026S0503EM
150
ONDERHOUD EN ZORG