Page 17 of 219
Kort en bondig15Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
Voorruitsproeiers 3 79, sproeier‐
vloeistof 3 156.
Achterruitwisser en
achterruitsproeier
Aan hendel draaien:
7:uite:wisserf:sproeier
Wis-/wasinstallatie achterruit 3 80,
Sproeiervloeistof 3 156.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit
Ü -knop indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 42.
Verwarmbare buitenspiegels
Met Ü schakelt u ook de verwarm‐
bare buitenspiegels in.
Verwarmbare buitenspiegels 3 39.
Page 18 of 219
16Kort en bondigRuiten ontwasemen en ontdooien
Verwarming en ventilatie
● Luchtverdeling op V.
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Ventilatorsnelheid op hoogste stand zetten.
● Koeling A/C aan.
● Verwarmbare achterruit Ü AAN.
Klimaatregelsysteem 3 106.
Elektronische klimaatregeling (ECC)
● Druk op Ê. Na activeren brandt
de LED in de toets.
● Temperatuur, luchtverdeling en koeling worden automatisch ge‐regeld en de ventilator draait
snel.
● Verwarming achterruit Ü 3 42
inschakelen.
Elektronisch klimaatregelsysteem
3 108.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand
3 seconden na het bedienen van het
koppelingspedaal de ring op de scha‐
kelpook omhoogtrekken en de ver‐
snelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan het koppelingspedaal
in de neutrale stand laten opkomen
en weer intrappen; vervolgens nog‐
maals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 132.
Page 19 of 219

Kort en bondig17Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en -staat 3 171, 3 204.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 153.
● Ruiten, spiegels, buitenverlich‐ ting en kentekenplaat: vrij van
vuil, sneeuw of ijs en gebruiks‐
klaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 38,
3 44, 3 52.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige
remmen.Motor starten met sleutel
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Trap het koppelings- en rempe‐ daal in.
● Geen gas geven.
● Dieselmotoren: sleutel naar stand 2 draaien om voor te ver‐
warmen en wachten totdat con‐
trolelamp ! op de instrumenten‐
groep dooft.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 122.
Motor starten met Aan/Uit-knop
De elektronische sleutel moet in de
auto zijn, in de kaartlezer of voorin in
het interieur.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Trap het koppelings- en rempe‐ daal in.
● Geen gas geven.
● Druk op START/STOP laat weer
los.
● Na korte tijd start de motor.
Aan/Uit-knop 3 120.
Page 20 of 219

18Kort en bondigStop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er bepaalde voorwaarden zijn ver‐ vuld, activeer dan een Autostop zoals
hieronder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de keuzehendel in neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
Als Ï op de instrumentengroep
brandt, duidt dit op een Autostop
3 92.
Om de motor te herstarten, moet u het
koppelingspedaal opnieuw intrappen.
Stop-startsysteem 3 124.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het op‐
pervlak ontbranden.
● Handrem altijd zonder indruk‐ ken van de ontgrendelingsknopstevig aantrekken. Op een af‐
lopende of oplopende helling
zo stevig mogelijk. Trap tegelij‐ kertijd het rempedaal in om
minder kracht nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel de eerste versnelling in als de auto op een effen on‐
dergrond of een oplopende hel‐ ling. Op een oplopende helling
bovendien de voorwielen van
de stoeprand wegdraaien.
Schakel de achteruitversnelling
in als de auto op een aflopende helling staat. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel ver‐
draaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken
3 24.
Activeer het alarmsysteem
3 35.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in wer‐
king treden 3 152.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge mo‐
tortoerentallen of met hoge motor‐
belasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Sleutels, vergrendelingen 3 19,
auto een langere tijd stallen 3 151.
Page 21 of 219

Sleutels, portieren en ruiten19Sleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 19
Sleutels ...................................... 19
Car Pass .................................... 19
Handzender ............................... 20
Elektronisch sleutelsysteem ......22
Portiersloten .............................. 23
Centrale vergrendeling ..............24
Automatisch vergrendelen .........29
Kindersloten .............................. 29
Portieren ...................................... 30
Schuifdeur ................................. 30
Achterdeuren ............................. 30
Bagageruimte ............................ 32
Antidiefstalbeveiliging ..................34
Vergrendelingssysteem .............34
Diefstalalarmsysteem ................35
Startbeveiliging .......................... 37
Buitenspiegels ............................. 38
Bolle vorm ................................. 38
Handmatig verstellen .................38
Elektrische verstelling ................38
Inklapbare spiegels ...................38
Verwarmde spiegels ..................39Binnenspiegel .............................. 39
Handmatige dimfunctie ..............39
Automatische dimfunctie ...........40
Ruiten .......................................... 40
Voorruit ...................................... 40
Elektrisch bediende ruiten .........40
Achterste zijruiten ......................41
Achterruitverwarming ................42
Zonnekleppen ............................ 42Sleutels, sloten
Sleutels ReservesleutelsHet sleutelnummer staat op de sleutel
of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 184, Handzender 3 20,
Elektronisch sleutelsysteem 3 22,
Centrale vergrendeling 3 24, Motor
starten 3 122.
Car Pass
Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.
Page 22 of 219

20Sleutels, portieren en ruitenHandzender
Wordt gebruikt voor:● centrale vergrendeling 3 24
● vergrendelingssysteem 3 34
● diefstalalarmsysteem 3 35
● bagageruimte 3 32
De handzender heeft een bereik van ca. 5 meter. Dit kan beperkt worden
door invloeden van buitenaf. Bran‐
dende alarmknipperlichten dienen als
bevestiging.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig gebruik vermijden.
Afhankelijk van het model werkt de
auto met een handzender met
2 toetsen of 3 toetsen of een elektro‐
nische sleutel met de functionaliteit
van de handzender.
Elektronisch sleutelsysteem 3 22.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
● bereik overschreden
● batterijspanning te laag
● herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het
bereik, waardoor het systeem op‐ nieuw moet worden geprogram‐
meerd in een werkplaats
● overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de handzender, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken
● storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogenBediening met fysieke sleutel 3 24.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Page 23 of 219
Sleutels, portieren en ruiten21Handzender met 2 toetsen en
3 toetsen
Boutje verwijderen en batterijvak ope‐
nen door een munt in de sleuf te ste‐
ken en de munt te verdraaien.
Batterij (type CR 2016) vervangen,
hierbij op de juiste plaatsing letten.
De twee helften van de behuizing op
elkaar plaatsen en erop letten dat ze
goed vastklikken.
Boutje terugplaatsen en aanhalen.
Elektronische sleutel
Een bericht op het Driver Information
Center (DIC) 3 94 geeft aan dat de
batterij moet worden vervangen.Ontgrendelingsknop aan de zijkant
van de elektronische sleutel ingedrukt
houden en fysieke noodsleutel uit de
bovenkant trekken. Klik het batterijk‐
lepje op de achterkant van de elek‐
tronische sleutel los en druk op één kant van de batterij om deze los temaken en te verwijderen.
Batterij (type CR 2016) vervangen,
hierbij op de juiste plaatsing letten.
Breng het batterijklepje weer aan en
steek de fysieke noodsleutel er weer
in.
Page 24 of 219

22Sleutels, portieren en ruitenElektronische sleutel synchroniseren
Druk vier keer op een toets op de
elektronische sleutel binnen bereik
van de detectiezone (ongeveer
één meter) van de voordeuren of de
bagageruimte. De elektronische sleu‐
tel wordt gesynchroniseerd wanneer
het contact wordt aangezet.
Elektronisch sleutelsysteemVoor een handenvrije bediening van
de volgende functies:
● centrale vergrendeling 3 24
● bagageruimte 3 32
● contact inschakelen en motor starten 3 120
De bestuurder hoeft alleen de elek‐
tronische sleutel bij zich te dragen.
Let op
Neem bij het uitstappen altijd de
elektronische sleutel mee.
Bij het achterlaten van de elektroni‐
sche sleutel in de kaartlezer klinkt er een geluidssignaal 3 95 en ver‐
schijnt er een bericht op het Driver
Information Center (DIC) 3 94 bij
het openen van het bestuurderspor‐ tier.
Daarbij heeft de elektronische sleutel
de functionaliteit van de handzender
3 20 en een instapverlichtingsfunctie
3 105.
Handzender met zorg behandelen,
vochtvrij houden, beschermen tegen
hoge temperaturen en onnodig ge‐
bruik vermijden.Let op
Leg de elektronische sleutel onder‐ weg niet in de bagageruimte, aan‐
gezien deze buiten de detectiezone
(aangegeven door een geluidssig‐
naal bij lage snelheid 3 95 en een
bericht op het Driver Information Center (DIC) 3 94) ligt.
Handenvrije bediening wordt automa‐
tisch gedeactiveerd wanneer de toet‐
sen op de elektronische sleutel zijn
gebruikt of de centrale vergrende‐
lingstoets e 3 24 wordt ingedrukt.
Start de motor om de handenvrije be‐ diening weer te activeren.
Aan/Uit-knop 3 120.
Batterij elektronische sleutel
vervangen
Batterij meteen vervangen zodra het
systeem niet meer goed werkt of het
bereik ervan afneemt. Een bericht op het DIC 3 94 geeft aan dat de bat‐
terij moet worden vervangen.
Batterij vervangen, zie Handzender
3 20.