Rijden en bediening127Uitlaatgassen9Gevaar
Motoruitlaatgassen bevatten het
giftige en bovendien kleur- en
geurloze koolmonoxide dat bij in‐
ademen levensgevaarlijk kan zijn.
Wanneer uitlaatgassen in de pas‐
sagiersruimte dringen, de ruiten openen. Oorzaak van de storing
door een werkplaats laten verhel‐
pen.
Niet met een geopende achterklep
rijden, aangezien er dan uitlaat‐
gassen de passagiersruimte bin‐
nen kunnen dringen.
Roetfilter
Het roetfilter verwijdert schadelijke
roetdeeltjes uit de uitlaatgassen. Het
systeem heeft een zelfreinigende
functie die tijdens het rijden automa‐
tisch wordt geactiveerd, zonder dat
hier een bericht over verschijnt.
Het filter wordt geregenereerd door
achtergebleven roetdeeltjes perio‐
diek bij een hoge temperatuur te ver‐
branden. Dit proces vindt automa‐
tisch plaats onder bepaalde rijom‐
standigheden. Autostop is niet be‐
schikbaar en het brandstofverbruik
ligt mogelijk hoger. Enige geur- en
rookontwikkeling tijdens deze proce‐
dure is normaal.
Onder bepaalde rijomstandigheden,
bijv. bij korte ritten, kan het systeem
zichzelf niet automatisch reinigen.
Wanneer het filter gereinigd moet
worden en als de recente rijomstan‐
digheden geen automatische reini‐
ging toelieten, gaat controlelampen F
3 89 en Z 3 89 op de instrumenten‐
groep branden. Onmiddellijk de hulp van een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Wordt het reinigingsproces onder‐ broken, dan bestaat het risico dater zware motorschade ontstaat.
De reiniging verloopt het snelst bij
hoge motortoeren en een zware be‐
lasting.
Katalysator De katalysator vermindert de hoe‐
veelheid schadelijke stoffen in de uit‐
laatgassen.Voorzichtig
Het gebruik van andere brandstof‐ kwaliteiten dan die genoemd op
pagina 3 145, 3 194 kan aanlei‐
ding geven tot schade aan de ka‐
talysator en de elektronische on‐
derdelen.
Onverbrande brandstof kan leiden
tot oververhitting van en schade
aan de katalysator. Laat de start‐
motor daarom niet onnodig lang
draaien, rijd de tank niet leeg en probeer de motor niet te starten
door te duwen of te slepen.
158Verzorging van de autoWaarschuwingslabel
Betekenis van symbolen:● Geen vonken of open vlammen en niet roken.
● Bescherm de ogen altijd. Explo‐ sieve gassen kunnen blindheid of
letsel veroorzaken.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
● Zie de Gebruikershandleiding voor meer informatie.
● Explosief gas kan in de buurt van
de accu aanwezig zijn.
Dieselbrandstoffilter Het dieselbrandstoffilter is toeganke‐
lijk vanaf de onderkant van de auto.
Bij elke olieverversingsbeurt water‐
resten uit het filter aftappen.
Opvangbak onder het filterhuis plaat‐
sen. Kartelboutje aan de onderkant
van het filter ongeveer één slag los‐
draaien om het water af te tappen.
Het filter is afgetapt zodra er diesel‐
brandstof zonder water verschijnt.
Schroef weer aanhalen.
Dieselbrandstoffilter met kortere in‐
tervallen controleren als de auto dienstdoet in buitengewone omstan‐
digheden.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
Als de tank is leeggereden moet het
dieselbrandstofsysteem worden ge‐
ventileerd of ontlucht.
Bijtanken en als volgt te werk gaan:
Met de contactsleutel
214Ritverslag...................................... 96
Roetfilter .................................... 127
Rugleuning neerklappen .............47
Ruimte voor lang materiaal........... 71
Ruiten ........................................... 40
Rijgedrag en aanhangertips ......148
Rijregelsystemen ........................135
Rijverlichting .......................... 12, 92
S Schakel motor uit ..........................89
Schuifdeur ................................... 30
Selectieve katalysatorreductie ....128
Service ............................... 117, 187
Service-display ............................ 85
Service-indicatie .......................... 89
Service-informatie ...................... 187
Sjorogen ...................................... 74
Sleepoog ............................ 169, 183
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Sneeuwkettingen .......................175
Snelheidsbegrenzer .............83, 141
Snelheidsmeter ............................ 83
Spiegels .................................. 38, 39
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................156
Startbeveiliging ............................ 37
Starten en bediening ..................120
Starthulp gebruiken ...................181Stickers op de voorruit ..................40
Stoelen ......................................... 71
Stoelpositie .................................. 44
Stoelverstelling ........................7, 45
Stoelverwarming ........................... 47
Stop/Start-systeem .....................124
Stop-startsysteem......................... 17
Storingsindicatielamp ..................89
Storingsmeldingen ........................94
Sturen ......................................... 119
Stuurbedieningsknoppen .............78
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......155
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 78
Symbolen ....................................... 4
T
Tablethouder ................................ 69
Tachograaf ............................. 93, 98
Tanken ....................................... 146
Technische gegevens ................194
Te laag brandstofpeil ...................92
Telefoonhouder ............................ 69
Toerenteller ................................. 84
Tolwegstickers .............................. 40
Top-Tether-bevestigingsogen ......68
Traction Control .........................135
Trekken............................... 148, 183
Trekken van een aanhanger ......148
Trekstang.................................... 148Tripcomputer ............................... 96
Typeplaatje ................................ 192
U Uitlaatgassen ...................... 127, 183
Uitrol-brandstofafsluiter .............124
Uitstapverlichting .......................105
Uw autogegevens ..........................3
V Vakken voorportier .......................71
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 174
Vaste luchtroosters ....................116
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................51
Veiligheidsnet .............................. 74
Velgen en banden .....................170
Ventilatie ..................................... 106
Ventilatieopeningen ....................116
Verbanddoos ............................... 75
Vergrendelingssysteem ...............34
Verlichting ..................................... 99
Verlichting handschoenenkastje. 104
Verlichtingsfuncties..................... 105
Verlichting voetenruimte .............103
Versnellingsbak ........................... 16
Verstelbare luchtroosters ........... 116
Verwarmbare achterruit ................15
Verwarmbare buitenspiegels ........15
Verwarmde spiegels ....................39