12Kort en bondigTraction Control-systeem(TC) ..................................... 135
Instellen koplampreikwijdte 100
Verlichtingsbediening in‐
strumentenpaneel ...............103
Hulpverwarming ..................111
Snelheidsbegrenzer ............141Rijverlichting
Draai buitenste schakelaar:
7:uit8:zijmarkeringslichten9P:dimlicht of grootlicht
Auto's met automatische verlichting:
AUTO:automatische verlichting: de
rijverlichting wordt automa‐
tisch in- en uitgeschakeld,
afhankelijk van het omge‐
vingslicht.
Verlichting 3 99, automatische ver‐
lichting 3 100, waarschuwingsappa‐
raat koplampen 3 95, adaptief rij‐
licht (AFL) 3 101.
90Instrumenten en bedieningsorganenLicht op als de handrem wordt gelost
en het remvloeistofpeil te laag is
3 156.9 Waarschuwing
Stoppen. De auto meteen stilzet‐
ten. De hulp van een werkplaats
inroepen.
Als R brandt samen met controle‐
lamp C en een geluidssignaal, is er
een storing in het remsysteem. Er
verschijnt ook een bijbehorend be‐
richt op het Driver Information Center
(DIC) 3 93. Onmiddellijk de hulp
van een werkplaats inroepen.
Remsysteem 3 133.
Antiblokkeersysteem (ABS)
u brandt geel.
Brandt korte tijd nadat het contact is
ingeschakeld. Het systeem is na het
doven van u klaar voor gebruik.
Als controlelamp u niet na enkele
seconden dooft of onderweg oplicht,
is er een storing in het ABS. Contro‐ lelamp F kan ook oplichten op de in‐
strumentengroep samen met een bij‐
behorend bericht op het Driver Infor‐
mation Center (DIC) 3 93. Het rem‐
systeem blijft zonder ingrepen van het ABS werken.
Als controlelampen u, F , R en C
branden, is er een storing in het rem‐
systeem. Er verschijnt een bijbeho‐
rend bericht op het DIC. Onmiddellijk
de hulp van een werkplaats inroepen.
Antiblokkeersysteem (ABS) 3 133.
Opschakelen
k of j brandt.
Wij raden u in dat geval omwille van een zuiniger verbruik aan om te scha‐
kelen.
Elektronisch stabiliteitspro‐
gramma (ESP)
R knippert of brandt geel.
Brandt korte tijd als het contact wordt ingeschakeld.Knippert tijdens het rijden
Het systeem grijpt actief in. Het mo‐
torvermogen kan worden begrensd
en de auto kan automatisch iets wor‐
den afgeremd.
Brandt tijdens het rijden Het systeem is niet beschikbaar. Er
verschijnt ook een bijbehorend be‐
richt op het Driver Information Center (DIC) 3 93.
ESP® Plus
3 136, Traction Control-
systeem 3 135.
Elektronisch stabiliteitspro‐
gramma uit
Ø brandt groen.
Als ESP® Plus
gedeactiveerd is met
Ø op het instrumentenpaneel, dan
brandt controlelamp Ø en verschijnt
een bijbehorend bericht op het Driver Information Center (DIC) 3 93.
ESP® Plus
3 136, Traction Control-
systeem 3 135.
118Rijden en bedieningRijden en bedieningRijtips......................................... 118
Economisch rijden ...................118
Controle over de auto ..............119
Sturen ...................................... 119
Starten en bediening .................120
Nieuwe auto inrijden ................120
Contactslotstanden ..................120
Aan/Uit-knop ............................ 120
Motor starten ........................... 122
Regeling stationair toerental ....123
Motor afzetten ......................... 123
Uitrol-brandstofafsluiter ...........124
Stop/Start-systeem ..................124
Parkeren .................................. 126
Uitlaatgassen ............................. 127
Roetfilter .................................. 127
Katalysator .............................. 127
AdBlue ..................................... 128
Handgeschakelde versnellings‐
bak ............................................. 132
Remmen .................................... 133
Antiblokkeersysteem ...............133
Handrem .................................. 134
Remassistentie ........................134
Hellingrem ............................... 134Rijregelsystemen.......................135
Traction Control .......................135
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) .. 136
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 138
Cruise control .......................... 138
Snelheidsbegrenzer ................141
Parkeerhulp ............................. 141
Achteruitkijkcamera .................143
Brandstof ................................... 145
Brandstof voor dieselmotoren . 145
Tanken .................................... 146
Brandstofverbruik - CO 2-uitstoot
........................... 147
Trekhaak .................................... 148
Algemene informatie ...............148
Rijgedrag en aanhangertips ....148
Aanhanger trekken ..................148
Aanhangerstabilisatie ..............149Rijtips
Economisch rijden
Modus ECO De ECO-modus is een functie voor
een optimaal brandstofverbruik. Deze
is van invloed op het motorvermogen
en het koppel, het acceleratievermo‐
gen, de schakelindicatie, de verwar‐
ming, de airconditioning en de
stroomverbruikers.
Inschakelen
Rijden en bediening135Wanneer het rempedaal wordt losge‐
laten na stoppen op een helling (met
de keuzehendel in een versnelling
vooruit of achteruit), blijven de rem‐
men nog 2 seconden werken. Bij het optrekken van de auto worden deremmen automatisch gelost.Voorzichtig
De hellingrem kan rijden van deauto niet in alle situaties (zeer
steile helling enz.) volledig voor‐
komen.
Trap het rempedaal zo nodig in om te voorkomen dat de auto naar vo‐
ren of achteren rijdt.
De hellingrem is niet actief tijdens een
Autostop. Stop-startsysteem 3 124.
Rijregelsystemen
Traction Control
Traction Control (TC) is een onder‐
deel van het elektronische stabiliteits‐
programma (ESP® Plus
) dat helpt bij
het behoud van de rijstabiliteit, onge‐
acht wegdek en grip van de banden,
en voorkomt dat de wielen gaan door‐
slippen.
Zodra de aandrijfwielen beginnen
door te slaan, wordt het motorvermo‐
gen verminderd en wordt het wiel met de meeste slip afzonderlijk afgeremd.
Daardoor wordt de rijstabiliteit van de
auto op een glad wegdek aanmerke‐
lijk verbeterd.
TC is bedrijfsklaar zodra het contact
wordt ingeschakeld en de controle‐ lamp b op de instrumentengroep
dooft. Er verschijnt ook een bijbeho‐
rend bericht op het Driver Information Center (DIC) 3 93.
Wanneer TC actief ingrijpt,
knippert b.9 Waarschuwing
Laat u door dit speciale veilig‐
heidssysteem niet verleiden tot
een roekeloze rijstijl.
Snelheid aan de staat van het
wegdek aanpassen.
Controlelamp b 3 90.
Aanhangerstabilisatie (TSA) 3 149.
De functie Meer tractie
Indien nodig kan het Traction Control-
systeem (TC) worden uitgeschakeld
voor meer grip op zachte grond of
modderige of besneeuwde wegen.
214Ritverslag...................................... 96
Roetfilter .................................... 127
Rugleuning neerklappen .............47
Ruimte voor lang materiaal........... 71
Ruiten ........................................... 40
Rijgedrag en aanhangertips ......148
Rijregelsystemen ........................135
Rijverlichting .......................... 12, 92
S Schakel motor uit ..........................89
Schuifdeur ................................... 30
Selectieve katalysatorreductie ....128
Service ............................... 117, 187
Service-display ............................ 85
Service-indicatie .......................... 89
Service-informatie ...................... 187
Sjorogen ...................................... 74
Sleepoog ............................ 169, 183
Sleutels ........................................ 19
Sleutels, sloten ............................. 19
Sneeuwkettingen .......................175
Snelheidsbegrenzer .............83, 141
Snelheidsmeter ............................ 83
Spiegels .................................. 38, 39
Spiegelverstelling ..........................8
Sproeiervloeistof ........................156
Startbeveiliging ............................ 37
Starten en bediening ..................120
Starthulp gebruiken ...................181Stickers op de voorruit ..................40
Stoelen ......................................... 71
Stoelpositie .................................. 44
Stoelverstelling ........................7, 45
Stoelverwarming ........................... 47
Stop/Start-systeem .....................124
Stop-startsysteem......................... 17
Storingsindicatielamp ..................89
Storingsmeldingen ........................94
Sturen ......................................... 119
Stuurbedieningsknoppen .............78
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......155
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 78
Symbolen ....................................... 4
T
Tablethouder ................................ 69
Tachograaf ............................. 93, 98
Tanken ....................................... 146
Technische gegevens ................194
Te laag brandstofpeil ...................92
Telefoonhouder ............................ 69
Toerenteller ................................. 84
Tolwegstickers .............................. 40
Top-Tether-bevestigingsogen ......68
Traction Control .........................135
Trekken............................... 148, 183
Trekken van een aanhanger ......148
Trekstang.................................... 148Tripcomputer ............................... 96
Typeplaatje ................................ 192
U Uitlaatgassen ...................... 127, 183
Uitrol-brandstofafsluiter .............124
Uitstapverlichting .......................105
Uw autogegevens ..........................3
V Vakken voorportier .......................71
Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 174
Vaste luchtroosters ....................116
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................51
Veiligheidsnet .............................. 74
Velgen en banden .....................170
Ventilatie ..................................... 106
Ventilatieopeningen ....................116
Verbanddoos ............................... 75
Vergrendelingssysteem ...............34
Verlichting ..................................... 99
Verlichting handschoenenkastje. 104
Verlichtingsfuncties..................... 105
Verlichting voetenruimte .............103
Versnellingsbak ........................... 16
Verstelbare luchtroosters ........... 116
Verwarmbare achterruit ................15
Verwarmbare buitenspiegels ........15
Verwarmde spiegels ....................39