Kort en bondig111Zijdelingse luchtroosters .....116
2 Asbak .................................... 82
Bekerhouder ........................ 70
3 Lichtschakelaar ....................99
Mistachterlicht .....................102
Mistlampen ......................... 102
Uitstapverlichting ................. 105
Richtingaanwijzers ..............102
Zijmarkeringslichten ..............99
Lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................. 100
4 Instrumenten ........................ 83
Driver Information Centre
(DIC) ..................................... 93
5 Claxon ................................... 78
Bestuurdersairbag ................58
6 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ..................79
Achterruitwisser, achter‐
ruitsproeier ........................... 80
Tripcomputer ........................ 967Kaartlezer voor
elektronisch
sleutelsysteem ......................22
8 Stuurkolomknoppen ..............78
9 Middelste luchtroosters .......116
10 Stekkerdoos .......................... 81
Aansteker .............................. 82
Muntenbakje, USB-
aansluiting ............................. 69
11 Driver Information Centre
(DIC) ..................................... 93
Tripcomputer ........................ 96
12 Passagiersairbag ..................58
13 Handschoenenkastje ...........69
14 Verwarmbare
buitenspiegels ....................... 39
Verwarmbare achterruit ........42
Stationair-toerentalregeling . 123
15 Stekkerdoos .......................... 81
Aansteker .............................. 82
16 Verwarming en ventilatie ....106
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........10817Asbak .................................... 82
Bekerhouder ........................ 70
18 Alarmknipperlichten ............101
Centrale vergrendeling .........24
19 Aan/Uit-knop voor
elektronisch
sleutelsysteem ....................120
20 Eco-knop voor brandstof‐
besparingsmodus ...............118
21 Stop-startsysteem ...............124
Cruise control en snel‐
heidsbegrenzer ..................138
22 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 78
Cruisecontrol ...................... 138
23 Contactslot met stuurslot ....120
24 Stuurwiel instellen .................78
25 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................. 152
26 Zekeringenkast ...................166
27 Park pilot met
ultrasoonsensoren .............141
Elektronisch stabiliteits‐
programma (ESP® Plus
) ........ 136
14Kort en bondigAlarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 101.
Claxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie
Voorruitwissers7:uitAUTO of K:intervalwissen of au‐
tomatisch wissen met
regensensor1:langzaam2:snel
Voorruitwissers 3 79, wisserbladen
vervangen 3 159.
18Kort en bondigStop-startsysteem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er bepaalde voorwaarden zijn ver‐ vuld, activeer dan een Autostop zoals
hieronder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de keuzehendel in neutraal.
● Laat het koppelingspedaal los.
Als Ï op de instrumentengroep
brandt, duidt dit op een Autostop
3 92.
Om de motor te herstarten, moet u het
koppelingspedaal opnieuw intrappen.
Stop-startsysteem 3 124.
Parkeren9 Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het op‐
pervlak ontbranden.
● Handrem altijd zonder indruk‐ ken van de ontgrendelingsknopstevig aantrekken. Op een af‐
lopende of oplopende helling
zo stevig mogelijk. Trap tegelij‐ kertijd het rempedaal in om
minder kracht nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel de eerste versnelling in als de auto op een effen on‐
dergrond of een oplopende hel‐ ling. Op een oplopende helling
bovendien de voorwielen van
de stoeprand wegdraaien.
Schakel de achteruitversnelling
in als de auto op een aflopende helling staat. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel ver‐
draaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken
3 24.
Activeer het alarmsysteem
3 35.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in wer‐
king treden 3 152.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge mo‐
tortoerentallen of met hoge motor‐
belasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Sleutels, vergrendelingen 3 19,
auto een langere tijd stallen 3 151.
Sleutels, portieren en ruiten19Sleutels, portieren
en ruitenSleutels, sloten ............................ 19
Sleutels ...................................... 19
Car Pass .................................... 19
Handzender ............................... 20
Elektronisch sleutelsysteem ......22
Portiersloten .............................. 23
Centrale vergrendeling ..............24
Automatisch vergrendelen .........29
Kindersloten .............................. 29
Portieren ...................................... 30
Schuifdeur ................................. 30
Achterdeuren ............................. 30
Bagageruimte ............................ 32
Antidiefstalbeveiliging ..................34
Vergrendelingssysteem .............34
Diefstalalarmsysteem ................35
Startbeveiliging .......................... 37
Buitenspiegels ............................. 38
Bolle vorm ................................. 38
Handmatig verstellen .................38
Elektrische verstelling ................38
Inklapbare spiegels ...................38
Verwarmde spiegels ..................39Binnenspiegel .............................. 39
Handmatige dimfunctie ..............39
Automatische dimfunctie ...........40
Ruiten .......................................... 40
Voorruit ...................................... 40
Elektrisch bediende ruiten .........40
Achterste zijruiten ......................41
Achterruitverwarming ................42
Zonnekleppen ............................ 42Sleutels, sloten
Sleutels ReservesleutelsHet sleutelnummer staat op de sleutel
of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 184, Handzender 3 20,
Elektronisch sleutelsysteem 3 22,
Centrale vergrendeling 3 24, Motor
starten 3 122.
Car Pass
Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.
20Sleutels, portieren en ruitenHandzender
Wordt gebruikt voor:● centrale vergrendeling 3 24
● vergrendelingssysteem 3 34
● diefstalalarmsysteem 3 35
● bagageruimte 3 32
De handzender heeft een bereik van ca. 5 meter. Dit kan beperkt worden
door invloeden van buitenaf. Bran‐
dende alarmknipperlichten dienen als
bevestiging.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig gebruik vermijden.
Afhankelijk van het model werkt de
auto met een handzender met
2 toetsen of 3 toetsen of een elektro‐
nische sleutel met de functionaliteit
van de handzender.
Elektronisch sleutelsysteem 3 22.
Storing
Als de centrale vergrendeling niet met de handzender kan worden vergren‐
deld of ontgrendeld, kan dit het ge‐
volg zijn van het volgende:
● bereik overschreden
● batterijspanning te laag
● herhaald, opeenvolgend gebruik van de handzender buiten het
bereik, waardoor het systeem op‐ nieuw moet worden geprogram‐
meerd in een werkplaats
● overbelasting van de centrale vergrendeling door herhaalde,
snel opeenvolgende activering
van de handzender, waardoor de
stroomvoorziening voor korte tijd
wordt onderbroken
● storing door radiogolven afkom‐ stig van externe zenders met eenhoog vermogenBediening met fysieke sleutel 3 24.
Batterij van de handzender
vervangen
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐terij meteen vervangen.
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
24Sleutels, portieren en ruitenDe diefstalvergrendeling blijft zelfs na
het ontgrendelen van de auto met de
afstandsbediening ingeschakeld. De deur van alleen van binnen of met de
fysieke sleutel worden geopend.
Schakel deze uit door de schakelaar
in de ontgrendelde stand te zetten.
Achterdeur handmatig
vergrendelen
Draai de slotschakelaar rechtsom om de achterdeur links te vergrendelen.
Draai de schakelaar linksom om het
slot uit te schakelen.
Achterdeuren 3 30.
Centrale vergrendeling
Ontgrendelt en vergrendelt de voor‐
portieren, de zijschuifdeuren en de
bagageruimte.
Met de handzender met 3 toetsen
worden de voordeuren en de baga‐
geruimte/zijschuifdeuren (indien aan‐
wezig) onafhankelijk van elkaar ont‐
grendeld en vergrendeld.
Om veiligheidsredenen kan de auto niet worden vergrendeld, wanneer de sleutel in het contactslot steekt.
Let op
Als er binnen ongeveer 2 minuten na
het ontgrendelen van de auto geen
deur wordt geopend, wordt de auto
automatisch weer vergrendeld.
Portieren en bagageruimte sluiten. Bij
een niet goed gesloten deur werkt de centrale vergrendeling niet.
Zie "Bediening met fysieke sleutel"
hieronder voor nadere informatie.
Werking van afstandsbediening De werking van de centrale vergren‐
deling met de handzender wordt be‐ vestigd door de alarmknipperlichten.Ontgrendelen met handzender met
twee toetsen
Afhankelijk van configuratie:
● Druk op c en houd ingedrukt om
alle portieren en de bagage‐ ruimte te ontgrendelen.
- of -
● c eenmaal indrukken om het be‐
stuurdersportier te ontgrendelen
en c tweemaal indrukken om alle
portieren en de bagageruimte te
ontgrendelen.
26Sleutels, portieren en ruitenBagageruimte vergrendelen en
ontgrendelen met handzender met
2 toetsen
Druk afhankelijk van de configuratie
één of tweemaal op c om de bagage‐
ruimte (en de zijschuifdeuren) te ont‐
grendelen.
Druk op e om de laadruimte (en, af‐
hankelijk van de versie, de zijschuif‐
deuren) te vergrendelen.
Bagageruimte vergrendelen en
ontgrendelen met handzender met
3 toetsen
Druk op G om de laadruimte (en,
afhankelijk van de versie, de zijschuif‐
deuren) te vergrendelen of te ont‐
grendelen.
Werking elektronisch
sleutelsysteem
Voor handenvrije bediening moet de
elektronische sleutel buiten de auto
zijn, binnen een bereik van ongeveer
één meter van de voordeuren of de
bagageruimte.
Let op
Er zit geen knop voor handenvrije
bediening in de buitenkruk van de
zijschuifdeur.
Er mag geen elektronische sleutel in
de auto blijven liggen en niet nog een extra elektronische sleutel in de de‐tectiezones zijn, omdat anders de
handenvrije bediening van de cen‐ trale vergrendeling niet werkt.
De werking van de centrale vergren‐
deling met de elektronische sleutel
wordt bevestigd door de alarmknip‐
perlichten.9 Gevaar
Laat nooit een elektronische sleu‐
tel achter in de auto bij kinderen of dieren, om onbedoeld bedienen
van ruiten, deuren of motor te
voorkomen. Kans op fataal letsel.
34Sleutels, portieren en ruitenonzichtbare en reukloze uitlaat‐
gassen de auto kunnen binnen‐
dringen. Hierdoor kunt u bewuste‐ loos raken en zelfs sterven.Voorzichtig
Voordat u de achterklep opent,
moet u belemmeringgen in de
hoogte controleren, zoals een ga‐
ragedeur, om schade aan de ach‐
terklep te voorkomen.
Voor voldoende ruimte (min.
2,15 meter) boven en achter de
auto zorgen, wanneer de achter‐
klep wordt geopend.
Let op
Afhankelijk van het gewicht van
eventueel gemonteerde accessoi‐ res blijft de achterklep mogelijk niet
in geopende stand staan.
Antidiefstalbeveiliging
Vergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle deuren en de bagageruimte wor‐
den tegen openen beveiligd.
Voor activering van het systeem moe‐ ten alle deuren en de bagageruimte
gesloten zijn.
Let op
Het vergrendelingssysteem kan niet
worden geactiveerd als de alarm‐
knipperlichten of stadslichten zijn in‐
geschakeld.
Vergrendelen en ontgrendelen is niet mogelijk met de centrale vergrende‐
lingstoets.
Centrale vergrendeling 3 24.
Bediening met handzender met
2 toetsen en 3 toetsen
De werking wordt bevestigd wanneer
de alarmknipperlichten vijfmaal knip‐
peren.
Inschakelen
Tweemaal op e drukken.
- of -
Fysieke sleutel in het slot van de be‐
stuurdersdeur tweemaal naar de ach‐
terkant van de auto draaien.