4Inleiding● De displays van het voertuig on‐dersteunen mogelijkerwijs uw
taal niet.
● Displayteksten en opschriften in het interieur zijn vet gedrukt.
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig9 Gevaar
Teksten met de vermelding
9 Gevaar wijzen op een mogelijk
levensgevaar. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan levensge‐ vaar inhouden.
9 Waarschuwing
Teksten met de vermelding
9 Waarschuwing wijzen op een
mogelijk gevaar voor ongelukken
of verwondingen. Het niet naleven
van deze richtlijnen kan tot ver‐
wondingen leiden.
Voorzichtig
Teksten met de vermelding
Voorzichtig wijzen erop dat de
auto mogelijk beschadigd kan ra‐
ken. Het niet naleven van deze richtlijnen kan tot beschadiging
van de auto leiden.
Symbolen
Verwijzingen naar andere pagina's
worden aangeduid met 3. 3 betekent
"zie pagina".
Paginaverwijzingen en lemma's in de
index verwijzen naar de ingespron‐
gen koppen in de inhoudsopgave.
We wensen u vele uren autorijplezier. Adam Opel AG
Kort en bondig111Zijdelingse luchtroosters .....116
2 Asbak .................................... 82
Bekerhouder ........................ 70
3 Lichtschakelaar ....................99
Mistachterlicht .....................102
Mistlampen ......................... 102
Uitstapverlichting ................. 105
Richtingaanwijzers ..............102
Zijmarkeringslichten ..............99
Lichtsignaal, dimlicht en
grootlicht ............................. 100
4 Instrumenten ........................ 83
Driver Information Centre
(DIC) ..................................... 93
5 Claxon ................................... 78
Bestuurdersairbag ................58
6 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ..................79
Achterruitwisser, achter‐
ruitsproeier ........................... 80
Tripcomputer ........................ 967Kaartlezer voor
elektronisch
sleutelsysteem ......................22
8 Stuurkolomknoppen ..............78
9 Middelste luchtroosters .......116
10 Stekkerdoos .......................... 81
Aansteker .............................. 82
Muntenbakje, USB-
aansluiting ............................. 69
11 Driver Information Centre
(DIC) ..................................... 93
Tripcomputer ........................ 96
12 Passagiersairbag ..................58
13 Handschoenenkastje ...........69
14 Verwarmbare
buitenspiegels ....................... 39
Verwarmbare achterruit ........42
Stationair-toerentalregeling . 123
15 Stekkerdoos .......................... 81
Aansteker .............................. 82
16 Verwarming en ventilatie ....106
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........10817Asbak .................................... 82
Bekerhouder ........................ 70
18 Alarmknipperlichten ............101
Centrale vergrendeling .........24
19 Aan/Uit-knop voor
elektronisch
sleutelsysteem ....................120
20 Eco-knop voor brandstof‐
besparingsmodus ...............118
21 Stop-startsysteem ...............124
Cruise control en snel‐
heidsbegrenzer ..................138
22 Afstandsbediening op
stuurwiel ............................... 78
Cruisecontrol ...................... 138
23 Contactslot met stuurslot ....120
24 Stuurwiel instellen .................78
25 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................. 152
26 Zekeringenkast ...................166
27 Park pilot met
ultrasoonsensoren .............141
Elektronisch stabiliteits‐
programma (ESP® Plus
) ........ 136
48Stoelen, veiligheidssystemenDe stoelverwarming werkt bij een
draaiende motor.Achterbank
Zitplaatsen achterin9 Waarschuwing
Als de achterbank of rugleuningen
wordt/worden versteld of inge‐
klapt, handen en voeten uit het be‐
wegingsgebied houden.
Nooit onder het rijden de stoelen
verstellen, omdat dit oncontroleer‐ bare bewegingen kan veroorza‐
ken.
Rij alleen als stoelen en rugleunin‐
gen vast staan.
Zorg er bij het opklappen of verwijde‐
ren van de achterste zitbank voor dat de armsteunen helemaal omhoog
worden geklapt.
Achterinstap
Om de achterinstap te vergemakke‐
lijken, trekt u aan de ontgrendelhen‐
del en klapt u de rugleuning voorover.
Maak zo nodig de veiligheidsgordels
los uit hun gespen.
Stoelen, veiligheidssystemen499Waarschuwing
Controleer of de rugleuning naar
de juiste stand terug gaat en of de
veiligheidsgordelgespen goed
vastzitten.
Veiligheidsgordel omdoen 3 52.
Zittingkussen
Afhankelijk van de versie kan het zit‐
tingkussen in een van de 5 standen
worden gezet door de band vooraan de stoel en het schuifzittingkussenvoorzichtig naar voren of naar ach‐
teren te trekken.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 71.
Opklapbare achterbank
Bij sommige modellen kan de laad‐
ruimte vergroot worden door de ach‐ terbank op te klappen.9 Waarschuwing
Bij het opklappen van de bank
voorzichtig zijn – oppassen voor bewegende delen. Ervoor zorgendat de bank goed vastzit wanneer
deze volledig ingeklapt is.
Haal de veiligheidsgordels uit de ges‐
pen en sla ze op in de behuizing.
Verwijder zo nodig de hoofdsteunen
3 43.
Trek aan de ontgrendelingsband en
klap de rugleuning op de zitting.
Houd de vergrendelstangen vast en
breng ze tegelijkertijd bij elkaar.
52Stoelen, veiligheidssystemenGordelwaarschuwing
De voorstoel is uitgerust met een gor‐ delverklikker, aangegeven door con‐
trolelampje X in de dakconsole
3 88.
Gordelkrachtbegrenzers De gordelkrachtbegrenzers van de
voorstoelen beperken de krachten die
inwerken op de inzittenden, doordat
de gordels tijdens een botsing gelei‐
delijk worden ontspannen.
Gordelspanners
De gordelsloten van de voorstoelen
worden bij een voldoende zware fron‐ tale botsing of bij een aanrijding van
achteren strakgetrokken.9 Waarschuwing
Bij onoordeelkundige behandeling
(bijv. demontage of montage van
de gordels) kunnen de gordel‐
spanners in werking treden met
kans op letsel.
Geactiveerde gordelspanners zijn te
herkennen aan de continu brandende
controlelamp v 3 88.
Geactiveerde gordelspanners door
een werkplaats laten vervangen. Gor‐ delspanners worden slechts eenmaal geactiveerd.
Let op
Geen accessoires of andere voor‐
werpen aanbrengen in het werkings‐
gebied van de gordelspanners.
Geen aanpassingen in de gordel‐
spanneronderdelen aanbrengen,
anders vervalt de typegoedkeuring
van de auto.Driepuntsgordel
Omdoen
Gordel uit de oprolautomaat trekken,
zonder te verdraaien voor u langs ha‐
len en de gesp in het slot steken.
Heupgordel tijdens het rijden van tijd
tot tijd strak trekken door aan de
schoudergordel te trekken.
Gordelverklikker 3 88.
54Stoelen, veiligheidssystemenLosmaken
Om de gordel los te maken, de rode
knop van het gordelslot indrukken.
Veiligheidsgordels van
achterbank
Tweepuntsveiligheidsgordel
Steek vóór het omdoen van de gordel eerst de onderste slotplaat in de lin‐
kergesp. Trek de bovenste slotplaat
met de gordel over de schoot en de
schouder (niet verdraaien) en klik
deze in de rechtergesp.
Doe de veiligheidsgordel los door
eerst op de knop op de rechtergesp
te drukken en de bovenste slotplaat
weg te halen. Druk daarna op de knop
op de linkergesp en verwijder de on‐
derste slotplaat. De veiligheidsgordel
wordt automatisch opgerold.
9 Waarschuwing
De veiligheidsgordel werkt bij een
ongeval niet als de onderste slot‐
plaat niet goed aangebracht is.
Ontgrendel bij het losmaken van
de veiligheidsgordel altijd eerst de rechtergesp en daarna de linker‐
gesp.
Demonteer de slotplaten van de
gespen voordat u stoelen uit de
auto haalt of om bij de achterbank te kunnen komen.
Zitplaatsen achterin 3 48.
Instrumenten en bedieningsorganen77Instrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................78
Stuurwielverstelling ...................78
Stuurbedieningsknoppen ...........78
Claxon ....................................... 78
Knoppen op stuurkolom ............78
Wis-/wasinstallatie voorruit ........79
Wis-/wasinstallatie achterruit .....80
Buitentemperatuur .....................80
Klok ........................................... 80
Elektrische aansluitingen ...........81
Aansteker .................................. 82
Asbakken ................................... 82
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................83
Instrumentengroep ....................83
Snelheidsmeter ......................... 83
Kilometerteller ........................... 83
Dagteller .................................... 83
Toerenteller ............................... 84
Brandstofmeter .......................... 84
Brandstofverbruikmeter .............84
Service-display .......................... 85
Controlelampen ......................... 85
Richtingaanwijzer ......................87Gordelverklikker ........................88
Airbag en gordelspanners .........88
Airbag-deactivering ...................88
Laadsysteem ............................. 89
Storingsindicatielamp ................89
Service-indicatie ........................89
Schakel motor uit .......................89
Remsysteem ............................. 89
Antiblokkeersysteem (ABS) .......90
Opschakelen ............................. 90
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma (ESP) .......................... 90
Elektronisch stabiliteitspro‐ gramma uit ............................... 90
Koelvloeistoftemperatuur ...........91
Voorverwarming ........................91
AdBlue ....................................... 91
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 91
Motoroliedruk ............................. 91
Brandstofbesparingsmodus .......92
Te laag brandstofpeil .................92
Autostop .................................... 92
Rijverlichting .............................. 92
Grootlicht ................................... 92
Mistlamp .................................... 93
Mistachterlicht ........................... 93
Cruise control ............................ 93
Tachograaf ................................ 93
Portier open ............................... 93Informatiedisplays........................93
Driver Information Center ..........93
Boordinformatie ........................... 94
Geluidssignalen .........................95
Motoroliepeil .............................. 95
Tripcomputer ................................ 96
Tachograaf ................................... 98
80Instrumenten en bedieningsorganenHendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof tegen de voorruit
gespoten.kort trekken:wisser maakt één
slaglang trekken:wisser maakt
meerdere slagen
Wis-/wasinstallatie
achterruit
Aan hendel draaien:
7:uite:wisser werktf:er wordt sproeiervloeistof tegen
de achterruit gespotenAls de voorruitwisser aanstaat, wordt
de achterruitwisser bij het inschake‐
len van de achteruitversnelling auto‐
matisch ingeschakeld.
Buitentemperatuur
Een dalende temperatuur wordt on‐
middellijk aangeduid, een stijgende
temperatuur met enige vertraging.
Bij buitentemperaturen tot 3 °C knip‐ pert °C op het Driver Information Cen‐
ter (DIC) om voor gladheid te waar‐
schuwen. Het lampje blijft knipperen
totdat de temperatuur 3 °C over‐ schrijdt.
9 Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het weg‐
dek al beijzeld zijn.
Klok
Afhankelijk van het specifieke model
kan de actuele tijd verschijnen op het
centrale informatiedisplay en/of het
Driver Information Center (DIC).
Infodisplay: