Page 145 of 233

Rijden en bediening143Frontaanrijdingswaar‐
schuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
kan helpen schade bij frontale aanrij‐
dingen te vermijden of beperken. Als
een voorligger te snel nadert, klinkt er een geluidssignaal en verschijnt er
een waarschuwing in het Driver Infor‐
mation Center (DIC).
Het groene symbool voorligger gede‐ tecteerd A verschijnt in de snelheids‐
meter als het systeem een voorligger heeft geconstateerd. De frontaanrij‐
dingswaarschuwing moet echter wel
in het menu Persoonlijke instellingen
3 103 geactiveerd zijn, of mag niet
met V gedeactiveerd zijn (afhankelijk
van het systeem; zie hieronder).
Frontaanrijdingswaarschuwingmet voorcamerasysteem
De frontaanrijdingswaarschuwing ge‐ bruikt het camerasysteem in de voor‐
ruit om voertuigen te vinden die zich
op een afstand van ong. 60 m direct
voor u bevinden.
Activering
De frontaanrijdingswaarschuwing
werkt automatisch bij snelheden bo‐
ven 40 km/u , als deze niet is gedeac‐
tiveerd via V; zie hieronder.
De gevoeligheid van het systeem
instellen
De gevoeligheid van het alarm kan op dichtbij, gemiddeld en ver worden af‐
gesteld.
Druk op V: de huidige instelling wordt
op het DIC getoond. Druk weer op
V om de gevoeligheid van het alarm
te veranderen.
Page 146 of 233

144Rijden en bediening
De bestuurder verwittigen
Wanneer u een andere auto te snel
nadert, verschijnt de aanrijdingswaar‐ schuwingspagina in het DIC. Tegelij‐
kertijd klinkt een geluidssignaal. Laat
het rempedaal los als de situatie dit
vereist.
Deactivering
Het systeem kan uitgeschakeld wor‐
den. Druk herhaaldelijk op V totdat
het volgende bericht in het DIC ver‐
schijnt.
Algemene informatie
9 Waarschuwing
De frontaanrijdingswaarschuwing
is een waarschuwingssysteem dat de remmen niet activeert. Bij het
met een te hoge snelheid naderen
van een voorligger, kan er onvol‐
doende tijd zijn om een aanrijding
te voorkomen.
De bestuurder aanvaardt de volle
verantwoordelijkheid voor het be‐
waren van een veilige onderlinge
afstand bij de betreffende ver‐
keers-, weers- en zichtomstandig‐ heden.
De bestuurder moet onder het rij‐
den altijd zijn of haar onverdeelde
aandacht aan het verkeer geven.
De bestuurder moet altijd gereed
zijn om actie te ondernemen en te
remmen.
Systeembeperkingen
Het systeem is ontworpen om alleen
bij voertuigen te waarschuwen, maar
het kan ook op andere metalen struc‐
turen reageren.
In de volgende gevallen detecteert de frontaanrijdingswaarschuwing wel‐
licht geen voorliggers of kunnen de prestaties van de sensor beperkt zijn:
■ op bochtige wegen
■ als het zicht door weersomstandig‐
heden beperkt is, zoals bijv. bijmist, regen of sneeuw
■ als de sensor vervuild is door sneeuw, ijs, slijk, modder, vuil of als
de voorruit beschadigd is
Page 147 of 233

Rijden en bediening145Parkeerhulp
De parkeerhulp meet de afstand tus‐
sen uw auto en eventuele obstakels,
wat het parkeren vergemakkelijkt, en
geeft geluidssignalen. De bestuurder
is en blijft echter verantwoordelijk bij
het parkeren.
Het systeem bestaat uit vier ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per. Als het voertuig is uitgerust met
parkeerhulp aan de voorzijde, omvat
het systeem tevens vier ultrasone
parkeersensoren in de voorbumper.
Controlelamp r 3 88.
Activering
Wanneer u de achteruit inschakelt,
wordt het systeem automatisch geac‐
tiveerd.
U kunt de voorste parkeerhulp ook bij
een lage snelheid activeren door
r in te drukken.
Een brandende LED in de parkeer‐ hulptoets geeft aan dat het systeemklaar voor gebruik is.
Een obstakel wordt weergegeven
door een zoemer. De geluidssignalen
volgen elkaar sneller op naarmate de
afstand tot het obstakel afneemt. Is de afstand kleiner dan 30 cm, dan
klinkt er een continu geluidssignaal.
Als r nogmaals wordt ingedrukt
binnen een contactcyclus, wordt de
voorste parkeerhulp weer geacti‐
veerd als de snelheid van de auto on‐
der een bepaalde waarde daalt en als de snelheid tevoren 25 km/u niet
heeft overschreden.
Deactivering
Druk op r om het systeem te deac‐
tiveren.
De led in de knop dooft en u ziet
Parkeerhulp uit op het Driver Informa‐
tion Center (DIC).
Bij een bepaalde snelheid wordt het
systeem automatisch gedeactiveerd.
Storing
Bij een systeemstoring brandt r of
ziet u een bericht op het DIC.
Page 148 of 233

146Rijden en bediening
Daarnaast gaat r branden of wordt
er boordinformatie weergegeven op het DIC, als er door tijdelijke omstan‐
digheden, bijv. dichtgesneeuwde
sensoren, een systeemstoring wordt
waargenomen.
Boordinformatie 3 97.
Belangrijke tips voor het gebruik van parkeerhulpsystemen9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals ex‐ terne geluidsbronnen ertoe leiden
dat het systeem obstakels niet
waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden
op lage obstakels die het onderste gedeelte van de bumper kunnen
beschadigen. Indien dergelijke ob‐
stakels de waarnemingszone van
de sensoren verlaten wanneer het
voertuig dichterbij komt, zal er een continu waarschuwingssignaal
klinken.Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel min‐
der goed wanneer de sensoren
zijn bedekt, bijv. met ijs of sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste af‐
standsindicatie in het bovenste deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐ tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren
geen voorwerpen buiten het de‐
tectiebereik.
Let op
Het parkeerhulpsysteem herkent
automatisch een af fabriek gemon‐
teerde trekhaak. Het systeem wordt
gedeactiveerd zodra u de stekker
erin steekt.
De sensor kan een niet-bestaand
voorwerp (storingsecho) herkennen
als gevolg van akoestische of me‐
chanische invloeden van buitenaf.
Let op
De parkeerhulp wordt uitgeschakeld wanneer het draagsysteem aan de
achterzijde wordt uitgetrokken.
Achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera helpt de be‐
stuurder bij het achteruitrijden door
middel van een weergave van het ge‐ bied achter de auto.
Het camerabeeld wordt getoond in de
Colour-Info-Display.
Page 149 of 233

Rijden en bediening1479Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder ver‐
vangen. Let op: voorwerpen die
zich buiten het bereik van de ca‐
mera en de sensoren van de ge‐
avanceerde parkeerhulp bevin‐
den, bijv. onder de bumper of on‐
der de auto, worden niet getoond.
Rijd nooit achteruit als u alleen op het Info-Display hebt gekeken.
Controleer eerst de omgeving aan
de achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
Activering
De achteruitkijkcamera wordt auto‐matisch ingeschakeld als de auto in
de achteruitversnelling wordt gescha‐
keld.
Werking
De camera bevindt zich in de hand‐
greep van de achterklep en heeft een zichthoek van 130°.
Vanwege de hoge positie van de ca‐
mera is, bij wijze van leidraad voor de
positie, de achterbumper op het dis‐
play zichtbaar.
De door de camera weergegeven
zone is beperkt. De afstand op het
beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Geleidingsstrepen
Dynamische-geleidingsstrepen zijn
horizontale lijnen met een onderlinge
afstand van 1 meter, die op de afbeel‐ ding zijn geprojecteerd om de afstand
tot de getoonde objecten te kunnen
bepalen.
Page 150 of 233

148Rijden en bediening
De baan van de auto wordt afgebeeld
overeenkomstig de stuurhoek.
U kunt de functie deactiveren in het
menu Instellingen op het Info-display.
Persoonlijke instellingen 3 103.
Waarschuwingssymbolen
Waarschuwingssymbolen zijn op het
beeld weergegeven als driehoekjes
9 en geven obstakels aan die door de
achtersensoren van de geavan‐
ceerde parkeerhulp zijn geconsta‐
teerd.
Display-instellingen
Navi 650/Navi 950 : De helderheid
kan worden ingesteld door de buiten‐ ste ring van de multifunctionele toetseerst in te drukken en dan te draaien.
CD 600 : De helderheid kan worden
ingesteld door de multifunctionele
knop eerst in te drukken en dan te
draaien.
Deactivering De camera wordt gedeactiveerd wan‐
neer een bepaalde snelheid vooruit
wordt overschreden of als de achter‐
uitversnelling gedurende ong.
10 seconden niet is ingeschakeld.
U kunt de achteruitkijkcamera in- of
uitschakelen in het menu
Instellingen op het Info-display. Per‐
soonlijke instellingen 3 103.
Storing
Storingsmeldingen worden weerge‐
geven met een 9 op de bovenste re‐
gel van het Info-Display.De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
■ In een donkere omgeving.
■ Als de zon of de straal van koplam‐
pen rechtstreeks op de lens van de
camera valt.
■ Als de cameralens door ijs, sneeuw, modder of iets anders is
vervuild. Reinig de lens, spoel deze met water en veeg deze met een
zachte doek af.
■ Als de achterklep niet goed geslo‐ ten is.
■ Als de auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad.
■ Bij extreme temperatuurwisselin‐ gen.
Verkeersbordherkenning WerkingHet verkeersbordherkenningssys‐
teem herkent bepaalde verkeersbor‐
den via een frontcamera en toont
deze in het Driver Information Center
(DIC).
Page 151 of 233

Rijden en bediening149
Verkeersborden die worden herkend,zijn:
Verkeersborden met beperkingen en
geen doorgang ■ maximumsnelheid
■ inhaalverbod
■ einde maximumsnelheid
■ einde inhaalverbodBewegwijzering
Begin en eind van:
■ snelwegen
■ A-wegen
■ speelstratenOnderborden ■ bijkomende hints bij verkeersbor‐ den
■ verbod op aanhanger trekken
■ waarschuwing bij nat wegdek
■ waarschuwing bij ijzel
■ richtingspijlen
Snelheidsbeperkingsborden worden
in het DIC getoond tot het volgende
snelheidsbeperkingsbord of het einde
van de snelheidsbeperking wordt ge‐
detecteerd, of totdat een bepaalde
time-out van het verkeersbord is ver‐
streken.In het display zijn combinaties van
meerdere borden mogelijk.
Een uitroepteken in een kader bete‐
kent dat er een onderbord werd ge‐
detecteerd dat niet door het systeem
kan worden herkend.
Het systeem is actief tot een snelheid
van 200 km/u, afhankelijk van de
lichtomstandigheden. 's Nachts is het systeem actief tot een snelheid van
160 km/u.
Zodra de snelheid onder 55 km/u
komt, wordt het display gereset en
wordt de inhoud van de pagina met
Page 152 of 233
150Rijden en bediening
verkeersborden gewist. De volgendeherkende snelheidsindicatie zal
worden weergegeven.
Displayweergave
Verkeersborden worden getoond op
de pagina Verkeersbordherkenning
in het DIC, geselecteerd met het stel‐ wiel op de richtingaanwijzerhendel
3 92.
Wanneer u een andere functie in het DIC-menu hebt gekozen en u daarna
weer de pagina
Verkeersbordherkenning kiest, wordt
het laatst herkende verkeersbord ge‐ toond.
Nadat het systeem de pagina met
verkeersborden heeft gewist, ver‐
schijnt het volgende symbool:
De inhoud van de pagina met ver‐
keersborden wordt ook gewist wan‐
neer u tijdens het rijden de knop
SET/CLR op de richtingaanwijzer‐
hendel langer indrukt.
Pop-upfunctie
Maximumsnelheden en inhaalverbo‐
den verschijnen als pop-up op elke
pagina van het DIC.