Rijden en bediening155
Vanwege extreme temperaturen in
combinatie met de samenstelling van
het gas kan het iets langer duren
voordat het systeem van de benzine- naar de gasmodus omschakelt.
In extreme situaties kan het systeem ook terugschakelen naar de benzine‐
modus als niet aan de minimale eisen wordt voldaan.
Bij alle andere storingen de hulp van
een werkplaats inroepen.Voorzichtig
Reparaties en bijstellingen mogen alleen door getrainde specialisten
worden uitgevoerd om de veilig‐
heid en garantie op het LPG-sys‐
teem te handhaven.
Aan vloeibaar gas is een speciale
geur gegeven zodat alle lekken ge‐
makkelijk ontdekt kunnen worden.
9 Waarschuwing
Als u gas in de auto of in de on‐
middellijke omgeving ruikt, scha‐
kel dan onmiddellijk naar benzine‐
modus. Niet roken. Geen open
vlammen of ontstekingsbronnen.
Als er nog wel gaslucht is, start de
motor dan niet. Oorzaak van de sto‐
ring onmiddellijk door een werkplaats
laten verhelpen.
Bij gebruik van ondergrondse gara‐
ges de instructies van de beheerder
en plaatselijk wetgeving volgen.
Let op
In geval van een ongeluk moeten het contact en de lichten worden uitge‐
schakeld.
Tanken9 Gevaar
Zet voor het tanken de motor en
alle hulpverwarmingen met ver‐
brandingskamers uit. Zet alle mo‐
biele telefoons uit.
Bij het tanken de gebruiks- en vei‐ ligheidsvoorschriften van het tank‐station in acht nemen.
156Rijden en bediening9Gevaar
Brandstof is brandbaar en explo‐
sief. Niet roken. Geen open vuur
of vonken.
Wanneer u brandstof in de auto
kunt ruiken, dient u de oorzaak daarvan onmiddellijk door een
werkplaats te laten verhelpen.
Voorzichtig
Wanneer u foute brandstof hebt
getankt, mag u het contact niet
aanzetten.
De tankklep zit achteraan aan de
rechterzijde van de auto.
De tankklep kan alleen bij een ont‐
grendelde auto worden geopend.
Druk op de klep om deze te openen.
Draai de tankdop langzaam linksom
open.
Bij het tanken de tankdop in de steun op de tankklep hangen.
Om te tanken, het vulpistool volledig
in de vulopening brengen en open‐
zetten.
Nadat deze automatisch is afgesla‐
gen, kunnen er nog max.
twee doses worden toegevoegd.Voorzichtig
Gemorste brandstof onmiddellijk
afwassen.
Om hem te sluiten, draait u de tank‐
dop rechtsom tot hij vastklikt.
Klepje sluiten en vastklikken.
Vloeibaar gas tanken
Bij het tanken de gebruiks- en veilig‐
heidsvoorschriften van het tanksta‐
tion in acht nemen.
De vulklep voor het vloeibare gas zit
achter de tankdop.
Rijden en bediening157
Schroef de tankdop van de vulpijp.
Schroef de vereiste adapter handvastop de vulpijp.
ACME-adapter: Schroef de moer van
het vulmondstuk op de adapter. Druk
de vergrendelhendel op het vulmond‐ stuk naar beneden.
DISH-vulpijphals (Italië): Plaats het
vulmondstuk in de adapter. Druk de vergrendelhendel op het vulmond‐
stuk naar beneden.
Vulpijphals met bajonetsluiting:
Plaats het vulmondstuk op de adapter en draai het een kwartslag naar links
of rechts. Trek zo ver mogelijk aan de vergrendelhendel van het vulmond‐
stuk.
EURO-vulpijphals: Druk het vulmond‐
stuk op de adapter totdat het ingrijpt.
Druk op de knop van het toevoerpunt voor vloeibaar gas. Het vulsysteem
stopt of begint langzaam te lopen
wanneer 80% van het tankvolume is
bereikt (maximaal vulpeil).
Laat de knop op het vulsysteem los
en het vullen stopt. Laat de vergren‐
delhendel los en verwijder het vul‐
mondstuk. Een kleine hoeveelheid
vloeibaar gas kan ontsnappen.
Verwijder de adapter en berg hem in
de auto op.
Breng de beschermdop aan om te
voorkomen dat vreemde voorwerpen
de vulopening of het systeem binnen‐
dringen.9 Waarschuwing
Vanwege het ontwerp van het sys‐
teem is het ontsnappen van vloei‐
baar gas na het vrijgeven van de vergrendelingshendel onvermij‐
delijk. Niet inademen.
229
RRadiofrequentie-identificatie (RFID) ..................................... 225
Regelbare instrumentenverlichting ...........113
Registreren van autogegevens en privacy ................................ 224
Remassistentie .......................... 137
Rem- en koppelingssysteem .......87
Rem- en koppelingsvloeistof ......209
Remmen ............................ 136, 170
Remvloeistof .............................. 170
Reservewiel ............................... 199
Richtingaanwijzer ........................86
Richtingaanwijzers ..................... 112
Richtingaanwijzers vooraan ......177
Roetfilter ............................... 89, 130
Ruiten ........................................... 30
Rijgedrag en aanhangertips ......160
Rijregelsystemen ........................137
Rijverlichting .......................... 12, 90
S Service ....................................... 123Service-display ............................ 83
Service-indicatie ..........................87
Service-informatie ...................... 208
Sjorogen ...................................... 72
Sleutel, opgeslagen instellingen ...22Sleutels ........................................ 20
Sleutels, sloten ............................. 20
Sneeuwkettingen .......................193
Snelheidsbegrenzer ...................141
Snelheidsmeter ............................ 81
Spiegelverstelling ..........................9
Sproeiervloeistof ........................170
Startbeveiliging ......................28, 90
Starten en bedienen ...................125
Starthulp gebruiken ...................201
Stoelpositie .................................. 36
Stoelverstelling ........................6, 37
Stop/Start-systeem .....................127
Storing ....................................... 133
Storingsindicatielamp ..................87
Stroomonderbreking ..................133
Sturen ......................................... 124
Stuurbedieningsknoppen .............75
Stuurbekrachtiging........................ 88
Stuurbekrachtigingsvloeistof ......169
Stuurwiel instellen .......................... 9
Stuurwielverstelling ...................... 75
Symbolen ....................................... 4 Systeem voor gecontroleerde afdaling ............................ 88, 139
T
Tanken ....................................... 155
Te laag brandstofpeil ...................90
Toerenteller ................................. 82Top-Tether-bevestigingsogen ......55
Traction Control .........................137
Traction Control-systeem UIT....... 89 Trekhaak .................................... 161
Trekken............................... 160, 202
Trekstang.................................... 160
Tripcomputer ............................. 100
Typeplaatje ................................ 211
U
Uitlaatgassen ............................. 130
Uitrol-brandstofafsluiter .............126
Uitstapverlichting .......................115
Ultrasoonparkeerhulp ..................88
Uw autogegevens ..........................3
V Van banden- en velgmaat veranderen ............................. 192
Vaste luchtroosters ....................123
Veiligheidsgordel ...........................8
Veiligheidsgordels .......................40
Velgen en banden .....................186
Ventilatie ..................................... 117
Ventilatieopeningen ....................122
Verbanddoos ............................... 73
Vergrendelingssysteem ...............26
Verkeersbordherkenning ............148
Verlichting handschoenenkastje. 114
Verlichtingsfuncties..................... 115