Page 65 of 336
63
3
Comfort
Stuurwielverstelling
Zorg dat de auto stilstaat en trek aan de hendel om het stuurwiel te ontgrendelen. Verstel het stuur wiel in hoogte en diepte voor een optimale zithouding. Druk de hendel goed vast om het stuur wiel te vergrendelen.
Voer deze handelingen om veiligheidsredenen uitsluitend uit bij stilstaande auto.
Page 66 of 336

64
Comfort
Spiegels
De verstelbare buitenspiegels zorgen voor het benodigde zicht naar achteren bij een inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto. De buitenspiegels kunnen ook worden ingeklapt voor het parkeren in een smalle straat.
Buitenspiegels
De waargenomen objecten in de buitenspiegels lijken verder af dan ze in werkelijkheid zijn. Hiermee moet rekening worden gehouden om de afstand ten opzichte van achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Ontwaseming - ontdooiing
Verstellen Verstellen
Handmatig verstelbare buitenspiegels
Inklappen
Tijdens het parkeren kunt u de spiegels handmatig inklappen.
Uitklappen
Klap voordat u de motor start de spiegels uit.
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
Beweeg de hendel in de vier richtingen om de spiegel in de gewenste stand te verstellen.
Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren. Duw de knop B in de 4 richtingen om de
spiegel af te stellen. Zet de knop A weer in het midden.
Deze functie kunt u inschakelen door bij draaiende motor op de toets van de achterruitver warming te drukken.
Raadpleeg voor meer informatie over de ontwaseming en ontdooiing van de achterruit de desbetreffende rubriek.
Page 67 of 336

65
3
!
Comfort
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp van de schakelaar A , worden ze niet automatisch uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld. Trek nogmaals de schakelaar A naar achteren om de A naar achteren om de Abuitenspiegels uit te klappen.
Het automatisch in- en uitklappen van de buitenspiegels kan worden gedeactiveerd door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats. Klap de buitenspiegels in als u uw auto in een automatische autowasstraat laat wassen.
Inklappen
- Automatisch: vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel. - Handmatig: trek bij aangezet contact de schakelaar A naar achteren.
Uitklappen
- Automatisch: ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel. - Handmatig: trek bij aangezet contact de schakelaar A naar achteren.
Automatisch dimmende binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Verstelbare spiegel voor het zicht recht achter de auto. De binnenspiegel is voorzien van een nachtstand waardoor de spiegel donkerder wordt en de bestuurder minder hinder ondervindt van de zon en van koplampverlichting van achteropkomend verkeer ...
Binnenspiegel
Binnenspiegel met handbediende dag-/nachtstand
Verstellen
Stel de spiegel af als deze in de dagstand staat.
Dag-/nachtstand
Trek aan het hendeltje om de spiegel in de nachtstand te zetten. Duw het hendeltje naar voren om de
spiegel terug te zetten in de dagstand.
Zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld, wordt de spiegel in de dagstand gezet voor een maximaal zicht naar achteren.
Om veiligheidsredenen moeten de spiegels zo zijn ingesteld dat de "dode hoek" zo klein mogelijk is.
Indien nodig kunt u de buitenspiegels handmatig inklappen.
Page 68 of 336
66
Comfort
Ventilatie
Luchtgeleiding
De lucht kan afhankelijk van de instellingen van de bestuurder via verschillende circuits worden toegevoerd: - rechtstreekse toevoer naar het interieur (toevoer van buitenlucht), - toevoer via het ver warmingscircuit, - toevoer via het circuit van de airconditioning.
Bedieningspaneel
Het systeem wordt bediend via het bedieningspaneel A van de middenconsole.
1. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de voorruit. 2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of ontwasemen van de zijruiten. 3. Afsluitbare en verstelbare zijventilatieroosters.
4. Afsluitbare en verstelbare middelste ventilatieroosters. 5. Uitstroomopeningen beenruimte voorpassagiers. 6. Uitstroomopeningen beenruimte achterpassagiers.
Luchtverdeling
Luchttoevoer
De lucht in het interieur, die overigens wordt gefilterd, wordt van buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de voorruit, of is lucht die in het interieur wordt gerecirculeerd.
Page 69 of 336

67
3
Comfort
Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht: Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven. Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische airconditioning. Zet de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan om het systeem in per fecte staat te houden. Controleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek vervangen. Wij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag). Laat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje. Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan en de temperatuur in het interieur hoog is opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open. Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in het interieur goed ververst
wordt. Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Stop & Start-systeem
De ver warming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor. Als u het thermische comfort in de auto op het door u gewenste niveau wilt houden, kunt u tijdelijk de functie Stop & Start uitschakelen (zie de desbetreffende rubriek).
Page 70 of 336
68
Comfort
Temperatuurregeling
Draai de knop van blauw (koel) naar rood (warm) om de temperatuur naar behoefte in te stellen.
De airconditioning werkt alleen als de motor draait.
Luchtopbrengstregeling
Draai de knop in één van de zes standen om de gewenste luchtopbrengst te verkrijgen.
Wanneer de knop van de luchtopbrengstregeling in de stand 0 staat (uitschakeling van het systeem), wordt het thermische comfort niet meer geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Handbediende airconditioning
Verwarming / ventilatie
1. Temperatuurregeling. 2. Luchtopbrengstregeling. 3. Luchtverdeling. 4. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie. 5. Airconditioning aan/uit.
Page 71 of 336

69
3
Comfort
Airconditioning aan/uit
Het systeem stelt u in staat: - de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen, - in de winter bij temperaturen boven 3°C beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan
Druk op de toets "A /C " : het lampje van de toets gaat branden.
Uit
Druk nogmaals op de toets "A /C " : het lampje van de toets gaat uit. Door het uitschakelen van de airconditioning kan hinder ontstaan (vocht, beslaan van ruiten).
De airconditioning kan tijdens alle seizoenen effectief gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
De airconditioning werkt niet als de aanjagerknop 2 in de stand "0" staat .
Om de toevoer van koele lucht te versnellen kunt u gedurende enkele ogenblikken de recirculatie van de interieurlucht inschakelen. Schakel daarna weer over op de toevoer van buitenlucht.
Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.
Beenruimte.
Middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden gevarieerd door de knop in een middenstand te zetten.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer af te sluiten bij stank en stofoverlast. Schakel zo snel mogelijk de toevoer van buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en de ruiten beslaan.
Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
Druk op de toets om de lucht in het interieur te laten recirculeren. Het controlelampje gaat branden.
Druk nogmaals op de toets om de toevoer van buitenlucht weer in te schakelen. Het controlelampje gaat uit.
Page 72 of 336

70
Comfort
Automatische airconditioning met gescheiden regeling De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Automatische werking
Automatisch programma "comfort"
Er zijn drie standen waaruit de bestuurder en zijn passagier kunnen kiezen voor het gewenste comfort in het interieur.
Om bij koude motor de toevoer van koude lucht te beperken, wordt de ventilatie geleidelijk op het optimale niveau gebracht. Bij koud weer wordt de warme lucht uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten en de beenruimte van de passagiers verdeeld.
Voor het beste compromis tussen thermisch comfort en een laag geluidsniveau.
Voor een aangenaam comfort en een zo laag mogelijk geluidsniveau, aangezien de aanjagersnelheid beperkt wordt.
Voor een doeltreffende en dynamische luchttoevoer.
Druk herhaaldelijk op de toets "AUTO" . Het lampje gaat branden zodra de toets wordt ingedrukt; de ingeschakelde stand verschijnt op het display van de automatische airconditioning.
1. Automatisch programma "comfort". 2. Temperatuurregeling bestuurderszijde. 3. Temperatuurregeling passagierszijde. 4. Automatisch programma "zicht". 5. Airconditioning A AN/UIT. 6. Regeling luchtverdeling. 7. Regeling luchtopbrengst. 8. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie.