Page 97 of 336

95
4
Rijden
Handmatig schakelen
Selecteer de stand M om sequentieel te schakelen tussen de vier versnellingen. Duw de selectiehendel naar het symbool +om één versnelling op te schakelen. Trek de selectiehendel naar het symbool - om - om -
één versnelling terug te schakelen. Het schakelen naar een andere versnelling kan alleen als de snelheid van de auto en het toerental van de motor dit toestaan, anders wordt er tijdelijk overgegaan op de automatische bediening.
Op het instrumentenpaneel verdwijnt de aanduiding D en verschijnen achtereenvolgens de ingeschakelde versnellingen.
Onjuiste waarde bij handmatige bediening
Dit symbool verschijnt als een versnelling niet goed is ingeschakeld (de selectiehendel bevindt zich tussen twee standen in).
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de selectiehendel in de stand P of N bewegen om de neutraalstand te selecteren. Trek in beide gevallen de handrem aan om de auto stil te zetten.
Storing
Als bij aangezet contact dit verklikkerlampje gaat branden in combinatie met een geluidssignaal en een waarschuwingsmelding op het display, duidt dit op een storing in de versnellingsbak. In dit geval werkt de versnellingsbak met een noodprogramma en blijft de 3e versnelling ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok voelen bij het selecteren van R vanuit de stand P , of P , of PR vanuit de stand N . Dit beschadigt de versnellingsbak niet. Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de geldende snelheidslimiet). Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als het motortoerental te laag of te hoog is, knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk ingeschakelde versnelling weergegeven. Er kan elk moment van de stand D (rijden in de automatische stand) naar de stand M (rijden in de handbediende stand) worden geschakeld. Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest de versnellingsbak automatisch de stand M1 . De programma's Sport en Sneeuw kunnen niet worden ingeschakeld in de handbediende stand.
De automatische versnellingsbak kan beschadigd raken: - als u gelijktijdig het gas- en het
rempedaal intrapt, - als u, wanneer de accu geen stroom levert, de selectiehendel geforceerd in de stand P of een andere stand zet. Als u langere tijd stilstaat met draaiende motor (files...), kunt u, om brandstof te besparen, de selectiehendel in de stand N zetten en de handrem aantrekken.
Als de selectiehendel niet in de stand P staat, verschijnt bij het openen van het bestuurdersportier of na ongeveer 45 seconden een waarschuwingsmelding op het display. Zet de selectiehendel in de stand P ; de melding verdwijnt.
Page 98 of 336

96
Rijden
Stop & Start-systeem Het Stop & Start-systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart (START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel en stil. Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd op stadsgebruik en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het verklikkerlampje "ECO" op het instrumentenpaneel gaat branden en de motor wordt in de STOP-stand gezet:
- Diesel motor : ● als u, bij een handgeschakelde versnellingsbak, bij een snelheid lager dan 20 km/h de versnellingshendel in de neutraalstand zet en vervolgens het koppelingspedaal loslaat. ● als u, bij een 2Tronic versnellingsbakbij een snelheid lager dan 6 km/h het
rempedaal intrapt of de selectiehendel in de stand N zet, - Benzinemotor : als de auto stilstaat. Tank nooit als de motor door het Stop & Start-systeem in de STOP-stand is gezet. Zet in dat geval altijd het contact af en neem de sleutel uit het
contactslot.
Het systeem werkt de eerste 10 seconden na het inschakelen van de achteruitversnelling niet. Als de motor door het systeem in de STOP-stand wordt gezet, blijven alle andere componenten zoals de remmen en de stuurbekrachtiging normaal functioneren.
Bijzonderheden: STOP-stand niet beschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als: - het bestuurderportier geopend is, - de veiligheidsgordel van de bestuurder losgemaakt is, - de auto sinds de laatste start met de sleutel niet sneller dan 10 km/h heeft gereden, - de klimaatregeling in het interieur dat niet toelaat, - de voorruitontwaseming is ingeschakeld, - er bepaalde bijzondere omstandigheden zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur, rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
Een teller telt de duur van de momenten dat de motor afgezet is, op. Elke keer als u het contact opnieuw aanzet, wordt deze
teller op 0 gezet.
Het verklikkerlampje "ECO" knippert een paar seconden en gaat vervolgens uit.
Deze werking van het systeem is volkomen normaal.
Page 99 of 336

97
4
Rijden
Overgang naar de START-stand
Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en de motor wordt automatisch gestart:
- bij een handgeschakelde versnellingsbak , als u het koppelingspedaal intrapt, - bij een 2Tronic versnellingsbak : ● met de selectiehendel in de stand A of M , wanneer u het rempedaal loslaat, ● met de selectiehendel in de stand N en het rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de selectiehendel in de stand A of M zet, ● of wanneer u de ach teruitversnelling inschakelt.
Uit veiligheids- of comfortover wegingen kan de START-stand automatisch worden geactiveerd als:
Bijzonderheden: automatisch activeren van de START-stand
- het bestuurderportier wordt geopend, - de veiligheidsgordel van de bestuurder wordt losgemaakt, - er bepaalde bijzondere omstandigheden zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur, rembekrachtiging, instelling airconditioning...).
Als het systeem in de STOP-stand wordt uitgeschakeld, dan wordt de motor direct weer gestart.
U kunt deze functie op elk willekeurig moment uitschakelen door de schakelaar "ECO OFF" in te drukken. Het verklikkerlampje in de schakelaar gaat branden en er verschijnt een melding op het display.
Uitschakelen
Het verklikkerlampje "ECO"
knippert een paar seconden en gaat vervolgens uit..
Dat onder deze omstandigheden de START-stand wordt geactiveerd, is volkomen normaal.
Page 100 of 336

98
Rijden
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld zodra u het contact opnieuw aanzet.
Inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar "ECO OFF" . Het systeem is dan weer ingeschakeld; het verklikkerlampje in de schakelaar gaat uit en er wordt een melding op het display weergegeven.
Storingen
Bij een storing in het systeem gaat het verklikkerlampje in de schakelaar "ECO OFF"knipperen en vervolgens constant branden. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou optreden, kan het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of direct afslaat. Alle verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel gaan branden. Zet in dat geval het contact af en start de auto dan met behulp van de sleutel.
Schakel omwille van de veiligheid het Stop & Start-systeem altijd uit als u handelingen onder de motorkap wilt uitvoeren.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken en maakt gebruik van een speciale accu (raadpleeg voor meer informatie het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats). Het gebruik van een andere dan de door PEUGEOT voorgeschreven accu's kan leiden tot storingen in het systeem.
Onderhoud
Het Stop & Start -systeem maakt gebruik van geavanceerde technologie. Laat eventuele werkzaamheden aan dit type accu uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Page 101 of 336

99
4
Rijden
Hill Holder
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op een helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats. In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal naar het gaspedaal verplaatsen. Deze functie is alleen actief: - als de auto volledig stilstaat ter wijl u het rempedaal intrapt, - als de hellingshoek aan bepaalde voor waarden voldoet, - als het bestuurdersportier is gesloten. De Hill Holder kan niet worden uitgeschakeld.
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt deze even op zijn plaats gehouden als u het rempedaal loslaat: - in de eerste versnelling of in de neutraalstand bij een handgeschakelde versnellingsbak * , - in de stand A of M bij een 2Tronic versnellingsbak, - in de stand D of M bij een automatische transmissie.
Werking
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt de auto even op zijn plaats gehouden als u het rempedaal loslaat.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de Hill Holder gebruikt. Als u de auto moet verlaten ter wijl de motor draait, trek dan de parkeerrem met de hand aan. Controleer of het
verklikkerlampje van de parkeerrem op het instrumentenpaneel permanent brandt.
Storing
Bij een storing in het systeem gaan deze verklikkerlampjes branden. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten controleren. * Volgens uitvoering.
Page 102 of 336

100
Rijden
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt. Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect.
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid dient minimaal 30 km/h te bedragen.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
1 . Selecteren van de snelheidsbegrenzer
Stuurkolomschakelaars
De informatie van de snelheidsbegrenzer wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel. 5. Snelheidsbegrenzer in-/uitgeschakeld. 6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd 7. Ingestelde snelheid 8. Opgeslagen snelheid geselecteerd.
Weergave op het display
Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden. Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer wordt losgelaten en de wagensnelheid onder de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
2. Verhogen van de ingestelde snelheid. 3. Verlagen van de ingestelde snelheid. 4. In-/uitschakelen van de snelheidsbegrenzer.
Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten van het contact opgeslagen in het geheugen.
Page 103 of 336

101
4
Rijden
Draai de knop 1 in de stand "LIMIT" : de snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar nog niet ingeschakeld (PAUSE). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen.
Programmeren
Bij een steile afdaling of bij het krachtig intrappen van het gaspedaal kan de snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de ingestelde snelheid wordt overschreden. Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: - controleer of de mat goed op zijn plaats ligt, - leg nooit meerdere matten op elkaar.
Uitschakelen van de
Storing Stel de snelheid in door op de toets 2 of 3 te drukken. U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2 en 3 : - +/- 1 km = kort indrukken, - +/- 5 km = lang indrukken, - +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4 .
Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4 .
Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de toets 4 : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PAUSE).
In het geval van een storing in de snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid gewist en knipperen de streepjes op het display. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
snelheidsbegrenzer
Draai de knop 1 in de stand "0" : de selectie van de snelheidsbegrenzer wordt ongedaan gemaakt. Op het display wordt weer de kilometerteller weergegeven.
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid niet verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot voorbij het zware punt , wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld en gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch als het gaspedaal wordt losgelaten.
Page 104 of 336

102
Rijden
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Het uitschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig met de hendel, door het rem- of koppelingspedaal in te trappen of, uit
veiligheidsoverwegingen, door activering van de "dynamische stabiliteitscontrole". Door het gaspedaal in te trappen, kan de ingestelde snelheid tijdelijk worden overschreden. Om weer terug te keren naar de ingestelde snelheid is het voldoende het gaspedaal los te laten. Na het afzetten van het contact worden alle ingestelde snelheden gewist.
1. Selecteren van de snelheidsregelaar.
Stuurkolomschakelaars
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht nemen, zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen en zijn verantwoordelijkheid nemen.
De informatie van de snelheidsregelaar wordt weergegeven op het display van het instrumentenpaneel. 5. Snelheidsregelaar in-/uitgeschakeld. 6. Snelheidsregelaar geselecteerd 7. Ingestelde snelheid 8. Selecteren van een opgeslagen snelheid.
Weergave op het display
2. Verhogen van de ingestelde snelheid. 3. Verlagen van de ingestelde snelheid. 4. In-/uitschakelen van de snelheidsregelaar.
Het inschakelen van de snelheidsregelaar geschiedt handmatig waarbij de wagensnelheid minimaal 40 km/h dient te bedragen en: - de vierde versnelling moet zijn ingeschakeld bij een handgeschakelde versnellingsbak, - de tweede versnelling moet zijn ingeschakeld bij rijden in de handmatige stand bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een automatische transmissie, - bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak de stand A moet zijn geselecteerd en bij een A moet zijn geselecteerd en bij een Aautomatische transmissie de stand D moet zijn geselecteerd.