Page 73 of 336

71
3
Comfort
Instelling op een waarde van ongeveer 21 biedt een optimaal comfort. Desgewenst kunt u een andere waarde instellen, die gebruikelijk tussen 18 en 24 ligt. Het is raadzaam het verschil tussen de instellingen links en rechts niet meer dan 3 te laten bedragen.
Als de temperatuur in de auto bij het instappen veel lager of hoger is dan de ingestelde waarde, heeft het geen zin om voor een optimale temperatuur de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert automatisch en zo snel mogelijk het temperatuurverschil.
Automatisch programma "zicht"
Voor een maximale afkoeling of opwarming van het interieur kan de temperatuurregeling op een waarde lager dan 14 of hoger dan 28 worden ingesteld. Duw de toets 2 of 3 omlaag tot "LO"wordt weergegeven of omhoog tot "HI" wordt weergegeven.
Raadpleeg de paragraaf "Ontwasemen - Ontdooien voor".
Het is mogelijk één of meer functies van de airconditioning handmatig in te stellen, terwijl de overige functies automatisch worden geregeld. Zodra u een instelling wijzigt, dooft het lampje van de toets "AUTO" .
Handmatig instellen
De airconditioning functioneert, als de ruiten gesloten zijn, optimaal in elk seizoen.
Airconditioning AAN/UIT
Dit systeem maakt het mogelijk om: - in de zomer de temperatuur in het interieur te verlagen, - in de winter, bij temperaturen hoger dan 3°C, de ruiten sneller te ontwasemen.
Inschakelen Druk op de toets A/C , het desbetreffende lampje gaat branden. De airconditioning werkt niet als de regeling voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Uitschakelen Druk de toets "A /C " nogmaals in, het desbetreffende lampje gaat uit. Het uitschakelen van de airconditioning kan negatieve effecten hebben (vocht, condens).
Druk nogmaals op de toets "AUTO" om terug te keren naar het automatisch programma "comfort".
Temperatuurregeling
De bestuurder en voorpassagier kunnen de temperatuur afzonderlijk naar wens instellen. De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en niet op de temperatuur in graden Celsius of Fahrenheit.
Duw de impulstoets 2 of 3 omlaag (blauw) om de waarde te verlagen of omhoog (rood) om de waarde te verhogen.
Page 74 of 336

72
Comfort
Vermijd het te lang rijden met een uitgeschakeld systeem om te voorkomen dat de ruiten beslaan of de luchtkwaliteit vermindert. Als u op de toets " gevulde ventilator " drukt, wordt het systeem weer ingeschakeld waarbij de instellingen van vóór de uitschakeling worden toegepast.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen als dit echt nodig is (kans op beslaan van de ruiten en vermindering van de luchtkwaliteit).
Uitschakelen van het systeem
Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
Druk op deze toets "gevulde ventilator" om de luchtopbrengst te verhogen.
Regeling luchtverdeling Druk op de toets "lege ventilator" tot het symbool van de ventilator is verdwenen en "---" wordt weergegeven.
Hierdoor worden alle functies van de airconditioning uitgeschakeld. Het thermische comfort wordt niet meer geregeld. Door de rijwind blijft er nog wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Druk deze toets in om de lucht in het interieur te laten recirculeren. Het lampje van de toets gaat branden en het symbool van de luchtrecirculatie wordt weergegeven.
Deze stand dient om de toevoer van buitenlucht bij stank en stofoverlast af te sluiten. De luchtrecirculatie wordt automatisch ingeschakeld als de ruitensproeiers worden geactiveerd. Druk zodra de omstandigheden het toelaten de toets nogmaals in om de toevoer van buitenlucht weer te activeren en het beslaan van de ruiten te voorkomen. Het lampje van de toets gaat uit.
Druk deze toets herhaaldelijk in om de luchtstroom te verdelen naar:
- de voorruit, de zijruiten en de beenruimte, - de voorruit en zijruiten (ontwasemen of ontdooien), - de middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters, - de middelste ventilatieroosters, de zijventilatieroosters en de beenruimte, - de beenruimte.
Regeling luchtopbrengst
Het symbool van de luchtopbrengst (ventilator) wordt op het display weergegeven en wordt afhankelijk van de ingestelde waarde geleidelijk voller.
Druk op deze toets "lege ventilator" om de luchtopbrengst te verlagen.
Page 75 of 336

73
3
Comfort
Schakel, zodra de omstandigheden het toelaten, de achterruit- en buitenspiegelverwarming uit, omdat een geringer stroomverbruik leidt tot een verlaging van het brandstofverbruik.
Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten
Achterruitverwarming
De achterruitverwarming kan worden ingeschakeld met de toets op het bedieningspaneel van de airconditioning.
Deze opdruk op het bedieningspaneel geeft aan in welke stand de knoppen moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien.
Met handbediende
airconditioning
Aan
De achterruitverwarming werkt uitsluitend bij draaiende motor. Druk op deze toets om de achterruit en de buitenspiegels (afhankelijk van de uitvoering) te ontwasemen. Het controlelampje van de toets gaat branden.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt dat zolang de voorruitontwaseming in werking is, de STOP-functie niet beschikbaar is.
Uit
De achterruitverwarming wordt automatisch uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te voorkomen. U kunt de achterruitver warming ook eerder uitschakelen door nogmaals op de toets te drukken. Het controlelampje van de toets gaat uit.
Met automatische airconditioning
met gescheiden regeling
Automatisch programma "Zicht"
Selecteer dit programma om de voorruit en de zijruiten snel te ontwasemen of te ontdooien. Het systeem werkt volledig automatisch en regelt de luchttemperatuur, de aanjagersnelheid, de luchttoevoer en stelt de luchtverdeling zodanig in dat de voorruit en de zijruiten zo snel mogelijk schoon worden. Druk nogmaals op de toets "Zicht" of op "AUTO" om deze functie uit te schakelen; het lampje in de toets gaat uit en dat van de toets "AUTO" gaat branden. Het systeem keert terug naar dezelfde instellingen als die van vóór het uitschakelen.
Zet de knoppen van de aanjagersnelheid, de temperatuur en de luchtverdeling in de met de desbetreffende opdruk weergegeven stand. Schakel de airconditioning in door de toets "A /C " in te drukken; het verklikkerlampje in de toets gaat branden.
Page 76 of 336
74
Comfort
Indeling van het
interieur
1. Dashboardkastje met verlichting (zie de volgende bladzijde voor meer informatie) 2. Groot open opbergvak (zonder autoradio)
3. 12V-aansluiting (120 W ) Houd u aan dit vermogen om te voorkomen dat uw accessoires beschadigd raken. 4. USB-/Jack-aansluiting (zie de volgende bladzijden voor meer informatie) 5. Open opbergvakken6. Bekerhouder7. Middenarmsteun8. Portier vakken
Page 77 of 336
75
3
Comfort
12V-aansluiting
Dashboardkastje
In het dashboardkastje kunnen een fles mineraalwater, de boorddocumentatie enz. worden opgeborgen. In het deksel zijn voorgevormde vakken aangebracht voor o.a. een bril. Trek de handgreep omhoog om het dashboardkastje te openen. De verlichting treedt in werking zodra het dashboardkastje wordt geopend * . De schakelaar voor het uitschakelen van de airbag vóór aan passagierszijde A bevindt zich in het dashboardkastje.
* Volgens uitvoering.
Til, wanneer u een accessoire van 12 V (maximaal vermogen: 120 W) wilt aansluiten, het deksel op en sluit een geschikte adapter aan.
Page 78 of 336
76
Comfort
USB-/Jack-aansluiting
Deze aansluitmodule, die bestaat uit een JACK-aansluiting en een USB-poort, bevindt zich op de middenconsole. Hierop kunt u draagbare apparatuur aansluiten, zoals een iPod ® of een USB-stick. ® of een USB-stick. ®
Dankzij de aansluitmodule kunt u de audiobestanden op uw draagbare apparatuur beluisteren via de luidsprekers van uw audiosysteem. U kunt deze bestanden beheren met de toetsen op het stuur wiel of het bedieningspaneel van de autoradio en ze weergeven op het display van het instrumentenpaneel.
Tijdens het gebruik van de USB-poort kan de draagbare apparatuur automatisch worden opgeladen.
Raadpleeg voor meer informatie over
het gebruik van deze uitrusting de rubriek "Audio en telematica".
Page 79 of 336

77
3
Comfort
Matten De matten zijn uitneembaar en beschermen de vloerbedekking van de auto.
Gebruik, wanneer u een nieuwe mat bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de bevestigingen uit het bijgeleverde zakje. De overige matten worden gewoon op de vloerbedekking gelegd.
Bevestigen
Verwijderen
Ver wijderen van de mat aan de bestuurderszijde:
zet de stoel in de achterste stand, maak de bevestigingen los, verwijder vervolgens de mat.
Terugplaatsen
Terugplaatsen van de mat aan de bestuurderszijde: leg de mat goed op zijn plaats, druk de bevestigingen vast, controleer of de mat goed vastzit.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen: - gebruik uitsluitend matten die op de bevestigingen van de auto passen; het gebruik van deze bevestigingen is verplicht. - gebruik nooit meer dan één mat per plaats. Bij gebruik van niet door PEUGEOT goedgekeurde matten kan de bediening van de pedalen worden gehinderd en kan de werking van de snelheidsregelaar/-begrenzer negatief worden beïnvloed. De door PEUGEOT goedgekeurde matten zijn voorzien van twee bevestigingen onder de stoel.
Page 80 of 336
78
Comfort
Voorzieningen bagageruimte
1. Hoedenplank (zie de volgende bladzijde voor meer informatie) 2. Haken (zie de volgende bladzijde voor meer informatie) 3. Verlichting bagageruimte4. Riem5. Sjorogen (volgens uitvoering)