Page 153 of 307

Laat nooit kinderen zonder toezicht in de auto
achter. Verwijder altijd de contactsleutel als de
auto wordt verlaten en neem deze mee.
BELANGRIJK
De auto moet geremd worden na
enkele klikken van de hendel; indien
niet, neem dan contact op met het Lancia
Servicenetwerk om hem te laten afstellen.
149WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
PARKERENZet de motor af en trek de handrem aan. Schakel
een versnelling in (eerste als opwaarts wordt
geparkeerd en achteruit als neerwaarts wordt
geparkeerd) en laat de voorwielen iets gedraaid.
Als de auto op een steile helling wordt geparkeerd,
blokkeer de wielen dan met of wiggen of stenen.
Verwijder altijd de contactsleutel als de auto wordt
verlaten.
HANDREM
Trek, om de handrem in te schakelen, de hendel A
fig. 112 omhoog totdat de auto blokkeert. Trek,
om de handrem los te zetten, de hendel A iets
omhoog, druk de knop B in, houd deze ingedrukt
en laat de hendel zakken.
Als de auto op een steile helling wordt geparkeerd,
is het raadzaam om de wielen met wiggen of
stenen te blokkeren.
fig. 112
L0F0074
Page 154 of 307

BELANGRIJK De achteruit kan uitsluitend bij
stilstaande auto worden ingeschakeld. Wacht bij
draaiende motor minstens 2 seconden met het
koppelingspedaal helemaal ingetrapt alvorens de
achteruit in te schakelen om beschadiging aan
de tandwielen te voorkomen.
BELANGRIJK
Trap het koppelingspedaal helemaal
in om op juiste wijze te schakelen.
Daarom is het van fundamenteel belang dat
er niets onder het pedaal ligt: let erop dat
de matten vlak liggen en dat ze de slag van
de pedalen niet hinderen.Rijd niet met de hand op de pookknop
doordat de uitgeoefende druk, hoe
licht ook, na verloop van tijd slijtage
aan de interne onderdelen van de
versnellingsbak kan veroorzaken.
150WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
GEBRUIK VAN DE
VERSNELLINGSBAKOm de versnellingen in te schakelen, trap het
koppelingspedaal volledig in en schakel de hendel
in de gewenste stand (het schema is aangegeven
op de pookknop fig. 113).
Om bij de versies 0.9 TwinAir 85 pk en 1.2 8V 69
pk vanuit de vrijstand de achterversnelling R in
te schakelen, brengt u draaischakelaar A fig. 113
omhoog terwijl u de hendel naar rechts en naar
achteren beweegt.
Om bij de uitvoering 1.3 16V MultiJet vanuit de
vrijstand de achteruitversnelling R in te schakelen,
beweegt u de hendel naar rechts en vervolgens
naar achteren.
fig. 113
L0F0058
Page 155 of 307

Imperiaal/skidrager
Verwijder het imperiaal of de skidrager na
gebruik. Deze accessoires reduceren de
aërodynamica van de auto, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt. Gebruik voor het
vervoer van grote voorwerpen een aanhanger,
indien mogelijk.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische apparatuur alleen wanneer
nodig. De achterruitverwarming, de verstralers,
de ruitenwissers en de aanjager van het
ventilatie-/verwarmingssysteem nemen veel
stroom op, waardoor het brandstofverbruik
toeneemt (tot 25% in stadsverkeer).
Klimaatregeling
Het gebruik van de klimaatregeling doet het
brandstofverbruik toenemen. Gebruik wanneer de
buitentemperatuur het toelaat bij voorkeur alleen
het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde
aerodynamische accessoires kan de aërodynamica
nadelig beïnvloeden, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt.
151WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BRANDSTOFBESPARINGHier volgen enkele nuttige tips om brandstof te
besparen en de uitstoot van schadelijke emissies
zoveel mogelijk te beperken.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Voer de controles en registraties uit die in het
“Geprogrammeerd Onderhoudsschema“ zijn
aangegeven.
Banden
Controleer regelmatig en ten minste één keer per
maand de bandenspanning: als de spanning te
laag is, wordt de weerstand groter en neemt het
brandstofverbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een te zwaar beladen bagageruimte.
Het gewicht van de auto en de wieluitlijning
beïnvloeden in grote mate het brandstofverbruik
en de stabiliteit.
Page 156 of 307

Topsnelheid
Bij een hogere snelheid neemt het
brandstofverbruik fors toe. Rijd dus zoveel
mogelijk met een constante snelheid, vermijd
overbodig remmen en optrekken. Dit kost alleen
brandstof en verhoogt tevens de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.Acceleratie
Bruusk optrekken kost veel brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten kan de
motor niet de optimale bedrijfstemperatuur
bereiken.
Hierdoor neemt zowel het brandstofverbruik als
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen toe (van
+15% tot +30% in stadsverkeer).
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op drukke wegen, bijvoorbeeld bij filerijden
waarbij vooral lage versnellingen worden gebruikt,
of in de stad waar zich veel verkeerslichten
bevinden, zal het brandstofverbruik gevoelig
hoger zijn. Bochtige trajecten zoals bergwegen en
een slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Bij langere stilstanden (bijv. spoorwegovergangen)
is het raadzaam de motor af te zetten.
152WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij stilstaande
auto, noch met stationair toerental noch met een
hoog toerental: zo warmt de motor veel langzamer
op en nemen het verbruik en de uitstoot van
uitlaatgassen toe. Het is beter om meteen rustig
weg te rijden en hoge toerentallen te vermijden: op
deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in wanneer men voor een
stoplicht stil staat of alvorens de motor af te
zetten. Deze handeling is bij moderne auto's net
als het overschakelen met tussengas nutteloos. Het
verhoogt alleen het brandstofverbruik en de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Schakel een hogere versnelling in zodra de
verkeers- en wegomstandigheden dit toelaten. Snel
accelereren met een lage versnelling verhoogt het
brandstofverbruik.
Ook het oneigenlijk gebruik van een hoge
versnelling doet het verbruik en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen toenemen en veroorzaakt
motorslijtage.
Page 157 of 307

AANHANGERS TREKKENBELANGRIJKE OPMERKINGEN
Voor het trekken van aanhangers of caravans
moet de auto zijn voorzien van een goedgekeurde
trekhaak en een geschikte elektrische installatie.
De montage moet door een vakspecialist worden
uitgevoerd.
Monteer eventuele speciale en/of extra
achteruitkijkspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.
Vergeet niet dat het klimvermogen van de auto
door het gewicht van een aanhanger of caravan
wordt gereduceerd. Ook de remafstand wordt
langer en er is meer tijd nodig om in te halen.
Schakel een lage versnelling in bij een helling
omlaag om een continu gebruik van de rem te
voorkomen.
Op de trekhaak rust het gewicht van de aanhanger
waardoor het laadvermogen van de auto
proportioneel wordt gereduceerd. Om er zeker van
te zijn dat het maximum toelaatbaar getrokken
gewicht (op de typegoedkeuring vermeld) niet
wordt overschreden, dient men in acht te nemen
dat deze waarde betrekking heeft op het
toelaatbaar gewicht van volgeladen
aanhangwagen, inclusief accessoires en bagage.
Respecteer de lokale snelheidsbeperkingen voor
auto’s met aanhanger. Rijd in geen geval harder
dan 100 km/h.Elke elektrische rem of ander apparaat (lier enz.)
moet rechtstreeks door de accu worden gevoed
via een kabel met een doorsnede van minimaal 2,5
mm
2.
Naast de aansluitingen die op het schema zijn
aangegeven, is slechts een aansluiting voor een
eventuele elektrische rem mogelijk alsmede een
aansluiting voor een interne gloeilamp van niet
meer dan 15 W voor de aanhanger. Voor de
aansluitingen dient de daarvoor bestemde
regeleenheid te worden gebruikt met een
accukabel met een doorsnede van minimaal 2,5
mm2.
BELANGRIJK De toepassing van andere
verbruikers dan de buitenverlichting (elektrische
rem, lier, enz.) moet met draaiende motor
gebeuren.
BELANGRIJK Raapleeg het Lancia
Servicenetwerk voor de montage van de trekhaak.
BELANGRIJK
De auto kan zijn uitgerust met ABS,
maar dit heeft geen inwerking op het
remsysteem van de aanhanger. Wees
bijzonder voorzichtig op gladde wegen.
153WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 158 of 307

BELANGRIJK
Probeer nooit de remwerking van de
aanhanger te beïnvloeden door
wijzigingen aan het remsysteem van de auto
uit te voeren. Het remsysteem van de
aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn
van het hydraulisch systeem van de auto.
WINTERBANDENDe winterbanden moeten dezelfde maat hebben
als de standaard geleverde banden.
Het Lancia Servicenetwerk kan u raad geven over
de meest geschikte band voor elk gebruik.
Voor de bandenmaat en de bandenspanning van
de winterbanden moet men zich exact houden aan
de aanwijzingen die zijn aangegeven in de
paragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
De specifieke eigenschappen van winterbanden
verminderen drastisch wanneer de profieldiepte
minder is dan 4 mm. Vervang in dergelijke
gevallen de wielen.
Door hun specifieke eigenschappen zijn de
prestaties van winterbanden onder normale
omstandigheden of wanneer lang op de snelweg
wordt gereden, veel lager dan die van de
standaard gemonteerde banden. Beperk het
gebruik van winterbanden uitsluitend voor de
omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.
BELANGRIJK Als winterbanden worden gebruikt
met een maximum toegestane snelheid die lager
is dan de topsnelheid van de auto (plus een marge
van 5%), dan moet in de passagiersruimte een
duidelijk zichtbaar waarschuwingsplaatje worden
geplaatst met de maximum toegestane snelheid
wanneer met winterbanden wordt gereden
(conform de EU-richtlijnen).
154WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 159 of 307

Monteer op de vier wielen dezelfde banden (zelfde
merk en profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens
het rijden en het remmen en voor een betere
bestuurbaarheid. Keer de draairichting van de
banden zeker niet om.
BELANGRIJK
De maximumsnelheid voor
winterbanden met de indicatie “Q” is
160 km/h; 190 km/h voor winterbanden met
de indicatie “T” en 210 km/h voor
winterbanden met de indicatie"H". De
snelheidsbeperkingen moeten echter altijd
worden gerespecteerd.
SNEEUWKETTINGENHet gebruik van sneeuwkettingen moet aan de
plaatselijke voorschriften voldoen.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aangedreven
wielen).
Controleer de spanning van de sneeuwkettingen
na enkele tientallen meters rijden.
BELANGRIJK Er kunnen geen sneeuwkettingen
op het noodreservewiel gemonteerd worden (bij
bepaalde versies/markten). Als de voorband lek is,
vervang dan een achterwiel door het
noodreservewiel en monteer het achterwiel op de
vooras. Zo zijn er twee aangedreven wielen
waarop de sneeuwkettingen in een noodgeval
gemonteerd kunnen worden.
Beperk de snelheid als
sneeuwkettingen gemonteerd zijn; rijd
niet harder dan 50 km/h. Vermijd
kuilen, trottoirbanden en stoepen en rijd geen
lange stukken op sneeuwvrije wegen om de
auto en het wegdek niet te beschadigen.
155WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 160 of 307

DE AUTO LANGDURIG STALLENTref de volgende voorzorgen als de auto langer
dan een maand niet gebruikt zal worden:
❒zet de auto in een overdekte, droge en indien
mogelijk goed geventileerde ruimte en zet de
ruiten iets open;
❒schakel een versnelling in en controleer of de
handrem niet is aangetrokken;
❒maak de minklem van de accu los (zie voor
versies met het Start&Stop systeem de
paragraaf "Start&Stop systeem" in het
hoofdstuk "Kennismaking met de auto"); als de
accu niet van de elektrische installatie wordt
losgekoppeld, controleer dan elke maand de
lading;
❒maak de met lak gespoten delen schoon en
behandel ze met een beschermende was;❒reinig en bescherm de glanzende metalen delen
met speciale middelen die in de handel
verkrijgbaar zijn;
❒bestrooi de wisserrubbers van de ruitenwissers
en achterruitwisser met talkpoeder en til ze
van de ruit op;
❒dek de auto af met een doek of een
geperforeerde kunststof hoes. Gebruik geen
dichte plastic hoezen, omdat het op de
carrosserie aanwezige vocht dan niet kan
verdampen;
❒pomp de banden 0,5 bar boven de
voorgeschreven spanning op en controleer de
spanning met regelmatige tussenpozen;
❒tap het koelsysteem van de motor niet af.
156WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER