Page 57 of 234

ERGONOMIE en COMFORT
3
55
Ventilatie
Achterruit- en
buitenspiegelverwarming
Ontwasemen, programma
"zicht" ACHTERRUITVERWARMING EN ONTWA
SEMING
In sommige gevallen (bijv.
regen, veel inzittenden, vorst)
is het programma "comfort"
niet toereikend om de ruiten
condens- en ijsvrij te houden.
Selecteer in dat geval de toets van het
programma "zicht". Het verklikkerlampje
gaat branden.
Het systeem regelt de luchtopbrengst
en stuurt de optimale luchtstroom naar
de voorruit en de voorportierruiten.
De luchtrecirculatie in het interieur
wordt hierbij uitgeschakeld. Druk bij draaiende motor op
de toets om de achterruit- en
buitenspiegelverwarming in te
schakelen.
Het verklikkerlampje gaat
branden. De tijdsduur van de achterruit-
en buitenspiegelverwarming is
afhankelijk van de buitentemperatuur.
Druk opnieuw op de toets om de
achterruit- en buitenspiegelverwarming
opnieuw in te schakelen.
Druk tijdens de
verwarmingscyclus nogmaals
op de toets om de achterruit- en
buitenspiegelverwarming eerder uit te
schakelen.
EXTRA VERWARMING
Ter verhoging van het comfort kunnen
alle auto’s met HDI-dieselmotoren
worden uitgerust met automatische
extra verwarming.
Bij stilstaande auto of lage toerentallen
kan het voorkomen dat een lichte
fluittoon hoorbaar is, of enige rook en
geur vrijkomt.
Page 58 of 234

56
Ventilatie
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING MET GESCHEIDEN REGELING
Dek de zonnesensor in het midden
van het dashboard niet af. Deze
sensor regelt de airconditioning. Het bedieningspaneel bevindt zich
op de middenconsole, rechts van de
versnellingshendel.
1 -
Stand AUTO
Dit is de normale stand van
de airconditioning.
Zie in rubriek 6 het begin van het
gedeelte "Ventilatie".
De regeling van de temperatuur voor
bestuurders- en passagierszijde is
gescheiden.
Het is bovendien mogelijk om de
bediening voor de ventilatie achter in of
uit te schakelen. Voor uw comfort worden de instellingen
tussen twee startmomenten opgeslagen,
mits de temperatuur in het interieur
nauwelijks is veranderd. Is dit wel het
geval, dan treedt het automatische
programma weer in werking.
- Druk op de toets "AUTO"
.
Afhankelijk van de gekozen instellingen
regelt het systeem de luchtverdeling,
luchtopbrengst en luchttoevoer om ervoor
te zorgen dat de lucht in het interieur
voldoende ververst wordt voor een
optimaal comfort. Bijstellen is niet meer
nodig.
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
ventilatie geleidelijk op het optimale
niveau
gebracht.
Het symbool "AUTO"
wordt weergegeven.
Page 59 of 234

ERGONOMIE en COMFORT
3
57
Ventilatie
2 -
Temperatuurregeling
bestuurderszijde
4 -
Regeling luchtverdeling
Druk op de toets(en) 4
om de
luchtstroom te sturen naar:
- de voorruit.
- de linker, rechter
en middelste
ventilatieroosters.
- de linker, rechter
en middelste
ventilatieroosters en de
beenruimte.
- de voorruit en de
beenruimte.
- de beenruimte.
Het bij de gekozen luchtverdeling
4
behorende verklikkerlampje gaat
branden.
5 -
Regeling ventilatie
achter (uitvoering
"REAR")
Druk op de toets REAR
om
de ventilatie achter apart te
kunnen regelen.
Het symbool voor de ventilatie achter
wordt weergegeven.
3 -
Temperatuurregeling
passagierszijde
De gekozen waarde wordt
weergegeven (van 14 tot 28:
comfortwaarde = 21).
Het maximale verschil tussen de
waarde aan bestuurderszijde en de
waarde aan passagierszijde bedraagt 5.
Bij deze handmatige instellingen
verdwijnt het symbool "AUTO".
Druk op de toetsen +
en -
om de
waarde te wijzigen.
Om de gescheiden regeling voor
bestuurder en passagier op te heffen:
- airconditioning in de uitvoering
"MONO", druk op de toets MONO
.
- airconditioning in de uitvoering
"REAR", druk meer dan
2 seconden op de toets +
.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor een optimale
temperatuur de ingestelde waarde te
wijzigen.
Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Uitvoering MONO
Door op deze toets te
drukken kan een gelijkmatige
temperatuur in het interieur
worden verkregen. De
referentiewaarde wordt door
de bestuurder geselecteerd.
Dek de ventilatieroosters
opzij en de
uitstroomopeningen in
de vloer niet af. De knoppen voor
het regelen van de
luchtopbrengst en de
ventilatieroosters opzij
van zitrij 2 kunnen nu
worden gebruikt.
Druk nogmaals op
de toets REAR
om
de bediening van de
ventilatie achter uit te
schakelen.
Het symbool voor
de ventilatie achter
verdwijnt.
Page 60 of 234

58
Ventilatie
6 -
Regeling luchtopbrengst
- De luchtopbrengst kan
worden vergroot of verkleind
door de knop 6
rechtsom of
linksom te draaien.
Op het display wordt het symbool
van de luchtopbrengst, de
ventilateur, steeds voller naarmate de
luchtopbrengst wordt vergroot.
8 - Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie interieur
- Druk op deze toets om
de lucht in het interieur te
recirculeren.
Het symbool en het verklikkerlampje 8
worden weergegeven.
De recirculatie dient om de toevoer van
buitenlucht bij stank en stofoverlast af
te sluiten.
9 - Airconditioning in-/
uitschakelen
- Druk op deze toets om
de airconditioning in te
schakelen.
Het symbool en het verklikkerlampje 9
worden weergegeven.
- Druk nogmaals op de toets om de
airconditioning uit te schakelen.
Het symbool en het verklikkerlampje 9
gaan uit.
Gebruik de luchtrecirculatie alleen
als dit echt nodig is (de ruiten
zullen eerder beslaan en de
luchtkwaliteit gaat achteruit).
- Als de toets nogmaals wordt
ingedrukt, zal de automatische
luchttoevoer weer worden
ingeschakeld.
7 -
Uitschakelen van het systeem
- Draai de knop voor de
luchtopbrengst 6
naar links tot het
display wordt gedoofd.
Hierdoor worden alle functies
van het systeem uitgeschakeld,
met uitzondering van de
achterruitverwarming. De instellingen
ten behoeve van het comfort worden
niet meer geregeld.
Het is raadzaam om niet langdurig met
uitgeschakelde airconditioning te rijden.
- Als de knop 6
, de toets "Zicht"
of de
toets "AUTO"
nogmaals wordt bediend,
zal het systeem opnieuw met dezelfde
instellingen worden ingeschakeld.
Als de punten in de waarde-instellingen
gaan knipperen, duidt dit op een
storing in de airconditioning.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Page 61 of 234
ERGONOMIE en COMFORT
3
59
Stoelen
HANDMATIG VERSTELBARE
VOORSTOELEN
1 - Verstelling in lengterichting
Til de beugel op en schuif de stoel in
de gewenste stand.
STOELEN
2 - Rugleuningverstelling
Trek de hendel omhoog en zet de
rugleuning in de gewenste stand.
Page 62 of 234
60
Stoelen
3 - Hoogteverstelling van de
bestuurdersstoel
Pomp de stoel omhoog of omlaag om
de gewenste stand te verkrijgen.
4 - Verstelling lendensteun
bestuurdersstoel
Zet de hendel omhoog of omlaag om
de gewenste stand te verkrijgen.
5 - Hoogte- en hoekverstelling van
de hoofdsteun
Trek de hoofdsteun naar voren en schuif hem
om hem omhoog of omlaag te zetten.
De juiste stand van de hoofdsteun is als de
bovenzijde van de hoofdsteun zich ter hoogte
van de bovenzijde van het hoofd bevindt.
Zet, om de hoofdsteun te verwijderen, deze
in de hoogste stand, druk de lip met behulp
van een munststuk omhoog en trek de
hoofdsteun gelijktijdig naar voren en omhoog.
Steek om de hoofdsteun terug te zetten de
pennen in de openingen van de rugleuning
tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft.
Ga nooit rijden als de
hoofdsteunen zijn verwijderd;
de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en correct zijn afgesteld.
Page 63 of 234
ERGONOMIE en COMFORT
3
61
Stoelen
ELEKTRISCH VERSTELBARRE
VOORSTOELEN
2 - Hoogteverstelling zitting
bestuurdersstoel
Duw de achterzijde van de schakelaar
naar boven of naar beneden om de
gewenste hoogte te verkrijgen.
1 - Verstelling in lengterichting
Druk de schakelaar naar voren of naar
achteren om de gewenste stand te
verkrijgen.
Page 64 of 234

62
Stoelen
3 - Rugleuningverstelling
Druk de schakelaar naar voren of naar
achteren om de gewenste hoek te
verkrijgen.
De elektrische instellingen kunnen
tot 1 minuut na het uitschakelen
van het contact worden uitgevoerd.
4 - Verstelling lendensteun
bestuurdersstoel (handmatig)
Beweeg de hendel omhoog of omlaag
om de gewenste stand te verkrijgen.
5 - Hoogte- en hoekverstelling
hoofdsteunen (handmatig)
Trek de hoofdsteun naar voren en
schuif hem om hem omhoog of omlaag
te zetten.
Ga nooit rijden als de
hoofdsteunen zijn verwijderd;
de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en correct zijn afgesteld.
6 - Omdraaien van de stoelen
(handmatig)
Zet de rugleuning volledig rechtop.
Schuif de stoel in de middenstand en
zet de zitting in de hoogste stand.
Bestuurdersstoel: zet het stuurwiel
naar voren en trek de handrem aan.
Trek de knop aan het uiteinde van de
handremhendel uit en laat de hendel
zakken om het omdraaien van de stoel
te vergemakkelijken.
Trek de hendel van de stoel omhoog
en draai de stoel naar binnen toe om.
Het omdraaien van de stoelen is
alleen toegestaan bij stilstaande
auto. De handremhefboom is dan
omlaag gezet, maar de handrem blijft
aangetrokken.
Vergeet voordat u wegrijdt niet de
handremhefboom weer omhoog te
zetten en vervolgens de handrem los
te zetten. Het is niet toegestaan om te
rijden met een passagier die met de
rug in de rijrichting zit.
Raadpleeg in rubriek 4 het gedeelte
"Veiligheid tijdens het rijden" voor
meer informatie over het ontkoppelen
van de handremhefboom.
De stand van de hoofdsteun is juist als
de bovenzijde van de hoofdsteun zich
ter hoogte van de bovenzijde van het
hoofd bevindt.
Zet, om de hoofdsteun te verwijderen,
deze in de hoogste stand, druk de lip met
behulp van een muntstuk omhoog en trek
de hoofdsteun gelijktijdig naar voren en
omhoog.
Steek, om de hoofdsteun terug te zetten, de
pennen in de openingen van de rugleuning
tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft.