Page 17 of 234
4
244
7
6
4 3 3
415
1
IN EEN OOGOPSLA
G
Interieur
Accu
11 6
Spiegel naar achterpassagiers
102
Uitschakelen airbag aan passagierszijde
96
Openen
Openen schuifdeuren vanuit
het interieur. 24
Handrem
86
Motorkap openen
De bedieningshendel voor het
openen van de motorkap is een rode
handgreep onder een afdekkapje.
Maak de motorkap vanuit het interieur
open, loop naar de voorkant van de
auto en steek uw hand onder het
logo om de veiligheidshaak omhoog
te drukken. Open de motorkap en
plaats de motorkapsteun op de juiste
wijze in zijn houder.
111
Beveiliging tegen beknellen.
97 102 84 83
Elektrische bedienbare ruiten/Beveiliging tegen beknellen
KINDEREN AAN BOORD
Spiegel naar achterpassagiers.
Kinderzitjes. Begeleidt de schuifdeur
met de hand bij het
sluiten, indien de auto
op een steile helling
staat.
sluiten
Page 18 of 234
3
3
16
Interieur
VENTILATIE
65 -73
56
INDELING
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling.
Druk de toets in, het symbool AUTO
wordt weergegeven: dit is de normale
stand.
De modulariteit van de stoelen wordt in
hoofdstuk 3 beschreven.
Gebruiksvoorschrift voor het
verplaatsen van stoelen.
Houd u aan de volgorde van
de stappen zoals deze hier zijn
beschreven. Plaats de hoofdsteun in
de laagste stand, klap de rugleuning
neer op de zitting, controleer of de
plaats waar u de stoel wilt bevestigen
hiervoor geschikt is, plaats de
voorste stoelverankeringen recht
op de rails of bevestigingshaken
op de vloer alvorens de achterste
stoelverankeringen te vergrendelen.
Airconditioning
Page 19 of 234
17
1
IN EEN OOGOPSLA
G
Identificatie
IDENTIFICATIE
- de maat van de velgen en de
banden,
- de door de constructeur
goedgekeurde bandenmerken,
- de bandenspanning (deze moet
minstens eens per maand bij
koude banden gecontroleerd
worden)
,
- de kleurcode van de lak.
A.
Constructeursplaatje.
B.
Serienummer op de carrosserie.
C.
Banden en kleurcode van
de lak.
De sticker C op de stijl van het
bestuurdersportier geeft de volgende
informatie:
Page 20 of 234

Toegang tot de auto
18
AFSTANDSBEDIENING
Supervergrendeling
SLEUTELS
De supervergrendeling blokkeert
het van binnenuit en van buitenaf
openen van de portieren. Schakel
nooit de supervergrendeling in als er
zich iemand in de auto bevindt.
Als de bestuurder de
supervergrendeling van binnenuit
inschakelt, wordt zodra de auto wordt
gestart de normale vergrendeling weer
ingeschakeld.
TOEGANG TOT DE AUTO
Druk op het gesloten hangslot
om de auto te vergrendelen.
Het vergrendelen wordt
bevestigd door het
gedurende ongeveer twee
seconden branden van de
richtingaanwijzers.
Centrale vergrendeling
Met behulp van de sleutel in het
slot van één van de voorportieren
kunnen de portieren en de achterklep
gelijktijdig vergrendeld of ontgrendeld
worden, kan de supervergrendeling
worden bediend en kunnen de
buitenspiegels worden ingeklapt.
Als één van de portieren of de
achterklep geopend is, werkt de
centrale vergrendeling niet.
Met de afstandsbediening
kunnen dezelfde functies worden
uitgevoerd . Met behulp van de sleutel kunnen
de sloten van de tankdop en het
dashboardkastje mechanisch
vergrendeld en ontgrendeld worden,
kan de passagiersairbag worden
uitgeschakeld en kunnen het kinderslot
en het contactslot worden bediend.
Normale vergrendeling
Door binnen vijf seconden
na het inschakelen van de
vergrendeling nogmaals
op het gesloten hangslot
te drukken wordt de
supervergrendeling
ingeschakeld.
Dit wordt bevestigd door het
gedurende ongeveer twee seconden
branden van de richtingaanwijzers.
Page 21 of 234

Toegang tot de auto
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
19
Druk één keer op één van de
knoppen om de schuifdeur
(rechts of links) te openen
of te sluiten.
Lokaliseren van de auto
Waarschuwingssignaal sleutel
Als het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl de sleutel nog in
het contact steekt, klinkt er een
geluidssignaal.
Inklappen/uitklappen sleutel
Ontgrendelen
Druk één keer op het
geopende hangslot om de
auto te ontgrendelen.
Dit wordt bevestigd
door het snel knipperen van de
richtingaanwijzers.
Als de auto is vergrendeld en per
ongeluk wordt ontgrendeld zonder
dat binnen 30 seconden een van de
portieren wordt geopend, wordt de
auto automatisch weer vergrendeld.
Indien de auto nog is vergrendeld,
wordt deze voordat de schuifdeur
op deze manier wordt geopend
volledig ontgrendeld.
Openen/sluiten van de
elektrische schuifdeuren
Druk op de knop om
de sleutel in te klappen
in het huis van de
afstandsbediening.
Druk op de knop om de
sleutel uit te klappen.
Met behulp van deze
functie kunt u de eerder
vergrendelde auto lokaliseren
op een parkeerplaats.
Druk op het gesloten
hangslot, de plafonniers gaan branden
en de knipperlichten knipperen
gedurende enkele seconden.
Door langer dan 2 seconden
op het gesloten hangslot te
drukken
wordt niet alleen
de normale vergrendeling
of supervergrendeling
ingeschakeld, maar worden ook de
ruiten automatisch gesloten en de
schuif-/kanteldaken in gekantelde
stand gezet, als deze geopend waren.
Als u deze geheel wilt sluiten, moet
u op desbetreffende knop drukken
voordat u de auto verlaat.
Page 22 of 234

Toegang tot de auto
20
Batterij van afstandsbediening
vervangen
Batterij: CR1620/3 V.
Als de batterij leeg is, verschijnt een
melding op het multifunctionele display,
in combinatie met een geluidssignaal.
Wip het huis met een muntstuk bij
het oog los om de batterij te kunnen
vervangen.
Als de afstandsbediening na het
vervangen van de batterij niet werkt,
moet deze opnieuw gesynchroniseerd
worden.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het vervangen van de
batterij of het losnemen van
de accukabels kan het zijn
dat de afstandsbediening
gesynchroniseerd moet worden.
Gooi de batterijen van de
afstandsbediening niet weg, deze
bevatten stoffen die schadelijk zijn
voor het milieu.
Lever de batterijen in bij het
PEUGEOT netwerk of een ander
erkend inzamelpunt. Wacht ten minste
1 minuut voordat u de
afstandsbediening gebruikt.
Steek de sleutel in het
contactslot met de knoppen
(hangslot) van de afstandsbediening
naar u toe.
Zet het contact aan.
Druk binnen 10 seconden op de
vergrendelknop (gesloten hangslot)
en houd deze ten minste 5 seconden
ingedrukt.
Zet het contact af.
Wacht ten minste 1 minuut voordat u
de afstandsbediening gebruikt.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Page 23 of 234

Toegang tot de auto
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
21
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Deze diefstalbeveiliging blokkeert het
motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo
het starten van de motor bij
een inbraak.
In de sleutel is een chip aangebracht
die over een specifieke code beschikt.
Bij het aanzetten van het contact moet
de code van de sleutel worden herkend
door de startblokkering, waarna de
motor gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem zal, als
het contact wordt aangezet (2e stand
van de sleutel), het verklikkerlampje
van de schakelaar centrale
vergrendeling in de plafonnier snel
gaan knipperen.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het
PEUGEOT netwerk .
Gebruiksvoorschrift
Bij verlies van de sleutels
Het PEUGEOT -netwerk kan de
sleutelcode en transpondercode
achterhalen om sleutels na te
bestellen. U dient hiervoor uw
kentekenbewijs en een geldig
legitimatiebewijs te kunnen tonen.
Sleutel, afstandsbediening
Houd de afstandsbediening vrij van
vet, stof en vocht.
Een zwaar voorwerp dat aan de sleutel
hangt terwijl deze in het contactslot
zit (sleutelhanger, ...) kan storingen
veroorzaken.
De radiografische afstandsbediening
is een gevoelig systeem; het is
raadzaam om niet met de knop van
de afstandsbediening te spelen om te
voorkomen dat de auto per ongeluk
ontgrendeld wordt.
Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik
van uw auto. De afstandsbediening
kan dan onbruikbaar worden en
moet in dat geval opnieuw worden
gesynchroniseerd.
De afstandsbediening kan niet
functioneren als de sleutel in het
contactslot zit, zelfs als het contact uit
staat, behalve voor het synchroniseren.
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Veiligheid
Bij een ernstige aanrijding worden
de opengaande carrosseriedelen
automatisch ontgrendeld om de
toegankelijkheid van de auto voor
hulpdiensten te verbeteren.
Neem als er kinderen in de auto zitten
de sleutel met afstandsbediening mee
als u de auto verlaat, zelfs al is dit voor
korte tijd.
Aanschaffen van een gebruikte auto
Controleer of u in het bezit bent van de
dopsleutel voor de slotbouten van de
lichtmetalen velgen (noteer de code
die in de bovenzijde van de dopsleutel
is gegraveerd).
Laat uw sleutels door het PEUGEOT -
netwerk in het elektronische geheugen
opslaan, zodat u er zeker van kunt
zijn dat de in uw bezit zijnde sleutels
de enige zijn waarmee de auto kan
worden gestart.
Page 24 of 234

Toegang tot de auto
22
ALARMSYSTEEM
Het alarmsysteem (afhankelijk van de
uitvoering) bestaat uit twee soorten
beveiliging:
- de omtrekbeveiliging treedt in
werking als een portier, de achterklep
of de motorkap wordt geopend.
- de interieurbeveiliging treedt in
werking als er beweging in het
interieur wordt waargenomen
(breken van een ruit, iets of iemand
in het interieur).
Het rode lampje in het midden van
het dashboard geeft de hieronder
beschreven informatie.
Als u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarmsysteem in te schakelen, vergrendel
de auto dan met de sleutel in het slot
(bijvoorbeeld om de auto te wassen).
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking
en knipperen de richtingaanwijzers gedurende
dertig seconden.
Waarschuwing - alarm afgegaan: als het rode
lampje snel knippert, steek dan de sleutel in
het contactslot en zet het contact aan om het
alarmsysteem uit te schakelen.
Als het alarm tien keer achter elkaar is
afgegaan, wordt het systeem bij de elfde keer
uitgeschakeld. Voer dan de procedure voor het
inschakelen opnieuw uit.
-
Sluit de schuifdaken. -
Zet het contact af. -
Druk binnen tien seconden op de
knop A
links op het dashboard totdat
het rode lampje continu blijft branden.
- Verlaat de auto.
-
Schakel het alarmsysteem binnen
vijf minuten in door de auto te
vergrendelen of de supervergrendeling
in te schakelen met behulp van de
afstandsbediening (het rode lampje zal
één keer per seconde knipperen).
Breng geen wijzigingen aan aan
het alarmsysteem, dit kan leiden
tot storingen.
Inschakelen
-
Zet het contact af en verlaat de auto.
-
Schakel binnen vijf minuten
na het verlaten van de auto
het alarmsysteem in door de
auto te vergrendelen of de
supervergrendeling in te schakelen
met behulp van de afstandsbediening
(het rode lampje zal één keer per
seconde knipperen).
Uitschakelen
Ontgrendel de auto met behulp van de
afstandsbediening (het rode lampje gaat uit).
Alleen de omtrekbeveiliging
inschakelen
Schakel alleen de omtrekbeveiliging in
als u tijdens uw afwezigheid een ruit
een stukje open wilt laten of als er een
huisdier in de auto achterblijft.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode
lampje gedurende 10 seconden blijft branden, duidt
dit op een storing in de verbinding met de sirene.
Raadpleeg het PEUGEOT netwerk om het syteem
te laten controleren.
Automatisch inschakelen
Het alarmsysteem (ahankelijk van
de uitvoering) wordt 2 minuten nadat
het laatste portier of de achterklep is
gesloten, automatisch ingeschakeld.
Om het afgaan van het alarm bij
het openen van een portier of de
achterklep te voorkomen, moet
nogmaals op de ontgrendelknop op de
afstandsbediening worden gedrukt. Als het alarmsysteem
is ingeschakeld en de
afstandsbediening niet meer werkt:
-
Ontgrendel de portieren met de
sleutel en open het portier. Het
alarm zal afgaan.
-
Zet binnen tien seconden het
contact aan. Het alarm stopt.