Page 89 of 236

4
ZICHT
Mistlampen vóór en achter
C
. ringschakelaar voor het inschakelen
van de mistlampen.
De mistlampen werken in combinatie
met dimlicht en grootlicht.
mistlampen vóór en mistach-
terlicht
)
Draai de ring C
één keer naar voren
om de mistlampen vóór in te scha-
kelen.
)
Draai de ring C
twee keer naar
voren om het mistachterlicht in te
schakelen.
)
Draai de ring C
één keer naar ach-
teren om het mistachterlicht uit te
schakelen.
)
Draai de ring C
twee keer naar ach-
teren om de mistlampen vóór uit te
schakelen.
De ring C
springt automatisch terug in
zijn oorspronkelijke positie.
De mistlampen vóór gaan automatisch
branden wanneer u het mistachterlicht
inschakelt.
Het mistachterlicht wordt automatisch
uitgeschakeld wanneer u het dimlicht/
grootlicht of de mistlampen vóór uit-
schakelt.
Bij auto's waarvan de verlichting over-
dag automatisch brandt, kan het mist-
achterlicht altijd worden ingeschakeld,
ook wanneer de bediening van de ver-
lichting in de stand "OFF" staat.
Bij helder of regenachtig weer,
zowel overdag als 's nachts, zijn
de mistlampen vóór en de mist-
achterlichten verblindend voor
medeweggebruikers en daarom
niet toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen vóór
en de mistachterlichten uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
Vergeten verlichting
Als het contact is afgezet en het
bestuurdersportier wordt ge-
opend, klinkt een geluidssignaal
om aan te geven dat de verlich-
ting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra
de verlichting wordt uitgescha-
keld.
Bij condensvorming wordt aan-
geraden om de koplampen ge-
durende enkele minuten te laten
branden om ze te ontwasemen.
Page 90 of 236

4
ZICHT
Bij mist of sneeuwval kan de
lichtsensor voldoende licht waar-
nemen en zullen de lichten niet
automatisch worden ingescha-
keld.
Dek de lichtsensor niet af, de bij-
behorende functies worden dan
niet meer bediend.
Verlichting overdag *
Bij uitvoeringen met verlichting overdag
wordt het dimlicht ingeschakeld als de
auto wordt gestart.
*
Volgens land van bestemming.
Automatisch uitschakelen
Het dim-/grootlicht wordt automatisch
uitgeschakeld als de sleutel uit het con-
tact wordt verwijderd, of wanneer het
portier van de bestuurder wordt ge-
opend
terwijl het contact in de stand
"LOCK" of "ACC" staat.
Automatische verlichting
Het parkeerlicht en het dimlicht worden au-
tomatisch ingeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving onvoldoende is.
De verlichting wordt uitgeschakeld als
de lichtsterkte van de omgeving weer
voldoende is.
De sensor bevindt zich aan de onder-
zijde van de voorruit.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats om de
gevoeligheid van de sensor in te stel-
len.
De gevoeligheid van de automa-
tische verlichting kan worden in-
gesteld in het menu "Uitrusting"
van het kleurendisplay. Dit verklikkerlampje gaat bran-
den op het instrumentenpa-
neel.
De verlichting van de cockpit (instru-
mentenpaneel, multifunctioneel display,
bedieningspaneel airconditioning, ...)
gaat branden.
Page 91 of 236

4
ZICHT
HANDMATIGE
KOPLAMPVERSTELLING
Om tegemoetkomend verkeer niet te
hinderen, dienen de koplampen bij
zware belading versteld te worden.
AUTOMATISCHE KOPLAMP-
VERSTELLING
Bij auto's met xenonlampen stelt het
systeem bij stilstaande auto
auto-
matisch de hoogte van de lichtbundel
af, ongeacht de belading van de auto.
De bestuurder is dus verzekerd van
een optimale verlichting en kan andere
weggebruikers niet verblinden.
Als er een storing op-
treedt
, verschijnt deze
melding op het multifunc-
tionele display.
7-Persoonsuitvoering
0 . Alleen Bestuurder of Bestuurder + 1 per-
soon voorin.
1 of 2
Bestuurder + 1 persoon voorin +
2 personen op de derde zitrij.
3 .
7 personen (inclusief bestuurder met
of zonder maximaal toegestane be-
lading).
4 . Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
5-Persoonsuitvoering
0 . Alleen Bestuurder of Bestuurder +
1 persoon voorin.
1 of 2
5 personen (inclusief bestuur-
der).
3 . 5 personen (inclusief bestuurder) +
maximaal toegestane belading.
4 . Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
Raak de xenonlampen niet aan. Raad-
pleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 92 of 236

4
ZICHT
RUITENWISSERSCHAKELAAR NWISSERSCHAKE
Handmatige bediening
De ruitenwisserschakelaar bestaat uit
schakelaar A
en ring B
.
één keer wissen.
Ruitenwissers vóór
A.
selecteer de wissnelheid met de
schakelaar:
uit.
interval (wissnelheid handma-
tig in te stellen).
lage snelheid .
hoge snelheid.
B.
ringschakelaar voor instellen van de
interval van de ruitenwisser of van de
gevoeligheid van de regensensor.
De volgende instellingen kunnen wor-
den verhoogd of verlaagd:
●
de frequentie van het wissen als de rui-
tenwissers in de stand interval staan,
●
de gevoeligheid van de regensen-
sor als de ruitenwissers in de auto-
matische stand staan.
- "+" : hoge gevoeligheid.
- "-" : lage gevoeligheid.
Ruitensproeiers vóór
Beweeg de ruitenwisserschakelaar
naar u toe. De ruitensproeiers treden
in werking en de ruitenwissers worden
enige tijd ingeschakeld.
De koplampsproeiers treden gelijktijdig
in werking indien de dim-/grootlich-
ten branden
.
Koplampsproeiers
Druk op het uiteinde van de verlichtings-
schakelaar om de koplampsproeiers in
te schakelen. Deze werken alleen bij
ingeschakeld dim-/grootlicht.
Bepaalde functies van de ruiten-
wisser vóór (interval, ...) kunnen
worden ingesteld in het menu
"Uitrusting" van het kleurendis-
play.
Uitvoering met automatische
ruitenwissers
Uitvoering met intervalstand
Programmeren
Er is ook een automatische bediening
van de ruitenwissers beschikbaar, zoals
de automatische ruitenwissers voor.
automatisch (wissnelheid hand-
matig in te stellen).
of
Page 93 of 236

4
ZICHT
B
. selectiering ruitenwisser achter:
uit.
interval.
wissen met ruitensproeier.
Ruitenwisser achter
De ruitenwisser wist twee keer en scha-
kelt vervolgens naar de intervalstand,
met een interval van enkele seconden.
Houd de ring in deze stand om de rui-
tensproeier en de ruitenwisser enige
tijd in te schakelen.
Het interval van de ruitenwisser
achter kan worden ingesteld in
het menu "Uitrusting" van het
kleurendisplay.
Automatische ruitenwissers vóór
De ruitenwissers worden automatisch
ingeschakeld als de sensor achter de
binnenspiegel regen detecteert. De
snelheid van de ruitenwissers wordt
aangepast aan de hoeveelheid neer-
slag.
Inschakelen
)
Zet de schakelaar A
in de stand
"AUTO"
.
Er verschijnt een melding op het multi-
functionele display.
Uitschakelen
)
Zet de schakelaar A
in de stand
"OFF"
.
Er verschijnt een melding op het multi-
functionele display.
Storing
Dek de regensensor, die zich gecombi-
neerd met de lichtsensor in het midden
van de voorruit achter de binnenspiegel
bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking
van de ruitenwissers uit als de auto
wordt gewassen in een wasstraat.
Om het rubber van de ruitenwis-
sers te beschermen wordt gead-
viseerd de automatische stand
van de ruitenwissers uit te scha-
kelen als de auto geparkeerd
staat en wanneer de buitentem-
peratuur lager is dan 0 ° C.
Wacht 's winters met het in-
schakelen van de automatische
ruitenwissers tot de voorruit ont-
dooid is.
Page 94 of 236
4
ZICHT
PLAFONNIERS NNIERS
Plafonnier vóór
Kaartleeslampjes
In de auto bevinden zich twee kaart-
leeslampjes, één aan elke kant van de
plafonnier.
Druk op het desbetreffende transpa-
rante kapje A
.
Stand 2
De plafonnier is uit, of de portieren of de
achterklep nu geopend of gesloten zijn.
De tijd dat de plafonniers vóór
branden kan worden ingesteld
in het menu "Uitrusting" van het
kleurendisplay.
Stand 1
De plafonnier gaat branden wanneer
een portier of de achterklep wordt ge-
opend.
Wanneer het portier of de achterklep
weer wordt gesloten, dimt de verlichting
geleidelijk gedurende enkele seconden
en gaat vervolgens uit.
De plafonnier gaat automatisch uit in de
volgende gevallen:
- Wanneer de portieren en de achter-
klep gesloten zijn en het contact in
de stand "ON" wordt gezet.
- Wanneer de portieren en de achter-
klep gesloten zijn en u de auto van
binnenuit of met de afstandsbedie-
ning vergrendelt.
Page 95 of 236

4
ZICHT
Plafonnier achter
Stand 1 "ON"
De plafonnier achter brandt permanent.
- Wanneer de portieren en de achter-
klep gesloten zijn en u de auto van
binnenuit of met de afstandsbedie-
ning vergrendelt.
Plafonnier bagageruimte
Stand 1 "ON"
De plafonnier brandt, of de achterklep
nu geopend of gesloten is.
Stand 2 "●"
De plafonnier gaat branden wanneer
een portier of de achterklep geopend
wordt, en wanneer het portier of de
achterklep weer gesloten wordt, dimt
de verlichting langzaam gedurende en-
kele seconden en gaat vervolgens uit.
De plafonnier gaat meteen uit in de vol-
gende gevallen:
- Wanneer de portieren en de achter-
klep gesloten zijn en het contact in
de stand "ON" wordt gezet.
Stand 3 "OFF"
De plafonnier is permanent uit.
Stand 2 "●"
De plafonnier gaat branden als de ach-
terklep geopend wordt en gaat uit als
deze gesloten wordt.
Stand 3 "OFF"
De plafonnier is uit, of de achterklep nu
geopend of gesloten is.
Automatisch uitschakelen van
plafonniers
Om te voorkomen dat de accu ontla-
den wordt, worden de plafonniers en de
kaartleeslampjes na 30 minuten auto-
matisch uitgeschakeld.
De plafonniers gaan weer branden
wanneer het contact in de stand "ON"
of "ACC" wordt gezet, wanneer u een
portier of de achterklep opent en weer
sluit en wanneer u de afstandsbedie-
ning gebruikt.
De tijd dat de plafonniers achter
branden kan worden ingesteld
in het menu "Uitrusting" van het
kleurendisplay.
Page 96 of 236

5
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN VOOR KINDEREN
Hoewel PEUGEOT bij het ontwerp van
uw auto veel aandacht heeft besteed
aan veiligheidsvoorzieningen voor uw
kinderen, is hun veiligheid natuurlijk
ook afhankelijk van uzelf.
KINDERZITJE OP DE PASSAGIERSSTOEL VOORE PASSAGIERSSTOE
*
De regels voor het vervoeren van kin-
deren zijn per land verschillend. Infor-
meer hiervoor naar de wetgeving in
uw land.
ALGEMENE INFORMATIE METBETREKKING TOT KINDERZITJES
"Met de rug in de rijrichting"
PEUGEOT beveelt u aan
kin-
deren op de achterzitplaatsen
van uw auto te vervoeren:
- met de rug in de rijrichting
tot 2 jaar,
- met het gezicht in de rij-
richting
vanaf 2 jaar. Wanneer een kinderzitje voor het
vervoeren met de rug in de rij-
richting op de passagiersstoel
voor
wordt geplaatst, moet de
airbag aan passagierszijde zijn
uitgeschakeld. Gebeurt dit niet,
dan kan het kind bij het afgaan
van de airbag levensgevaar-
lijk gewond raken
. Wanneer een kinderzitje met het gezicht in
de rijrichting op de passagiersstoel voor
wordt geplaatst, moet de stoel in de mid-
delste stand van de voor-/achterwaartse
verstelling worden gezet met de rugleu-
ning rechtop en mag de airbag aan pas-
sagierszijde niet worden uitgeschakeld.
"Met het gezicht in de rijrichting"
Middelste stand
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- conform de Europese wetgeving
dienen kinderen jonger dan 12 jaar
of kleiner dan 1,50 m in gehomo-
logeerde, aan het lichaamsge-
wicht aangepaste kinderzitjes
op
met veiligheidsgordels of ISOFIX-
bevestigingen uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd * ,
- de veiligste plaats voor het ver-
voeren van een kind is volgens
de statistieken een plaats op de
achterbank van uw auto,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel
voor- als achterin met de rug in
de rijrichting worden vervoerd.