Gesproken opdrachten
Hoofd Alternatief/
alternatieven
nul
een
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
sterretje (*) ster
plus (+)
hekje (#)
alle allemaal
sleephulp
bellen
annuleren
bevestigingsprompts bevestiging
doorgaan
verwijderen
kiezenGesproken opdrachten
Hoofd Alternatief/
alternatieven
downloaden
Nederlands Nederlands
bewerken
noodgeval
Engels
alles verwijderen alles wissen
Spaans
Frans
Duits Deutsch
help
home (thuisadres)
Italiaans Italiano
taal
namen weergeven
telefoons weergeven
hoofdmenu. terugkeren naar
hoofdmenu
mobiel
geluid af
geluid aan
nieuwe invoerGesproken opdrachten
Hoofd Alternatief/
alternatieven
nee
overige overige
een telefoon koppe-
len
telefoonkoppeling koppeling
telefoonboek telefoonboek
vorige
opnieuw kiezen
telefoon selecteren selecteren
zenden
instellen telefooninstellingen of
telefoon instellen
gesprek doorschake-
len
Uconnect™-
handleiding
probeer nogmaals
spraaktraining systeemtraining
werk
ja
99
OPMERKING:
Denk eraan dat u eerst op de spraakherken-
ningstoets
moet drukken en op de
pieptoon moet wachten voordat u kunt in-
breken door opdrachten in te spreken.
StemtrainingAls het herkennen van uw gesproken opdrachten
of telefoonnummers door de Uconnect™ Phone
op problemen stuit, kunt u de functie Stemtrai-
ning van de Uconnect™ Phone gebruiken.
1. Druk op de spraakherkenningstoetsen zegSystem setup (systeeminstellingen).
Nadat het instellingenmenu van het systeem is
geopend, zegt u Voice Training(stemtrai-
ning). Hiermee kunt u het systeem laten wen-
nen aan uw stem, zodat het herkennen beter
zal verlopen.
2.
Herhaal de woorden en zinnen als de
Uconnect™ Phone daarom vraagt. Voor de beste
resultaten dient de Spraaktrainingsessie te wor-
den verricht als het voertuig geparkeerd staat
met de motor aan, alle ramen dicht en met de
aanjager uit. Deze procedure kan herhaald wor-
den met een nieuwe gebruiker. Het systeem past
zich alleen aan aan de laatst getrainde stem.
STOELENDe stoelen vormen een belangrijk onderdeel
van het veiligheidssysteem voor inzittenden
(ORS) van deze auto.
WAARSCHUWING!
• Het is gevaarlijk om tijdens het rijden per-
sonen te vervoeren in de bagageruimte,
zowel binnen als buiten de auto. Bij een
aanrijding lopen personen in de bagage-
ruimte een groter risico om ernstig of zelfs
dodelijk gewond te raken.
• Vervoer geen personen in een ruimte van
de auto die niet is voorzien van stoelen en
autogordels. Bij een aanrijding lopen per-
sonen in de bagageruimte een groter risico
om ernstig of zelfs dodelijk gewond te
raken.
• Zorg dat iedereen in uw auto een stoel
heeft en de autogordel op de juiste wijze
heeft omgedaan.
Elektrische stoelverstelling — indien
aanwezig
Sommige modellen zijn uitgevoerd met een
elektrisch verstelbare bestuurders- en passa-
giersstoel met acht verstelmogelijkheden. De
schakelaars voor elektrische stoelverstelling
zitten aan portierzijde van de stoel. Er zijn twee
schakelaars beschikbaar voor het verstellen
van de zitting en de rugleuning.
Schakelaars stoelverstelling
1 — Schakelaar voor de rugleuning
2 — Schakelaar voor de zitting
103
De stoel naar voren of naar achteren
verstellen
De stoel kan zowel naar voren als naar achte-
ren worden versteld. Druk de stoelschakelaar
naar voren of naar achteren om de stoel te
verstellen in de richting van de schakelaar. Laat
de schakelaar los wanneer u de gewenste
positie hebt bereikt.
De stoel omhoog of omlaag verstellen
De stoelhoogte kan omhoog of omlaag worden
versteld. Trek de achterzijde van de stoelscha-
kelaar omhoog of druk deze omlaag om de
stoel te verstellen in de richting van de scha-
kelaar. Laat de schakelaar los wanneer u de
gewenste positie hebt bereikt.
De stoel omhoog of omlaag kantelen
De hoek van de zitting kan omhoog of omlaag
worden versteld. Trek de voorzijde van de
stoelschakelaar omhoog of druk deze omlaag
om het voorste gedeelte van de zitting te
verstellen in de richting van de schakelaar. Laat
de schakelaar los wanneer u de gewenste
positie hebt bereikt.De rugleuning verstellen
De hoek van de rugleuning kan naar voren of
naar achteren worden versteld. Druk de rugleu-
ningschakelaar naar voren of naar achteren om
de stoel te verstellen in de richting van de
schakelaar. Laat de schakelaar los wanneer u
de gewenste positie hebt bereikt.
WAARSCHUWING!
•
Het verstellen van een stoel tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn. Het verstellen van
een stoel tijdens het rijden kan ertoe leiden
dat u de macht over het stuur verliest en
een botsing met ernstig of dodelijk letsel
veroorzaakt.
• Het verstellen van de stoelen moet plaats-
vinden voordat de veiligheidsgordels zijn
vastgegespt en terwijl de auto is gepar-
keerd. Een slecht afgestelde veiligheids-
gordel kan ernstig of dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Rij nooit met de rugleuning zo schuin inge-
steld dat de schoudergordel niet meer te-
gen uw borstkas rust. Tijdens een botsing
bestaat het gevaar dat u onder de veilig-
heidsgordel door schuift, waardoor ernstig
of dodelijk letsel kan ontstaan.
LET OP!Plaats geen voorwerpen onder een elektrisch
verstelbare stoel en zorg dat deze altijd vrij kan
bewegen. Anders kan de stoelbediening wor-
den beschadigd. De stoel kan niet vrij bewegen
als deze wordt gehinderd door obstakels.
104
Elektrisch verstelbare
passagiersstoel
Sommige modellen zijn uitgevoerd met een
elektrisch verstelbare passagiersstoel met zes
verstelmogelijkheden. De schakelaar voor de
stoelverstelling bevindt zich aan de buitenzijde
van de stoel. Deze schakelaar wordt gebruikt
om de verplaatsing van de zitting en de rug-
leuning te regelen.
De stoel naar voren of naar achteren
verstellen
De stoel kan zowel naar voren als naar achte-
ren worden versteld. Druk de stoelschakelaar
naar voren of naar achteren om de stoel te
verstellen in de richting van de schakelaar. Laat
de schakelaar los wanneer u de gewenste
positie hebt bereikt.
De stoel omhoog of omlaag verstellen
De stoelhoogte kan omhoog of omlaag worden
versteld. Trek de stoelschakelaar omhoog of
druk deze omlaag om de stoel te verstellen in
de richting van de schakelaar. Laat de schake-
laar los wanneer u de gewenste positie hebt
bereikt.De stoel omhoog of omlaag kantelen
De hoek van de zitting kan omhoog of omlaag
worden versteld. Trek de voorzijde van de
stoelschakelaar omhoog of druk deze omlaag
om het voorste gedeelte van de zitting te
verstellen in de richting van de schakelaar. Laat
de schakelaar los wanneer u de gewenste
positie hebt bereikt.
WAARSCHUWING!
•
Het verstellen van een stoel tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn. Het verstellen van
een stoel tijdens het rijden kan ertoe leiden
dat u de macht over het stuur verliest en
een botsing met ernstig of dodelijk letsel
veroorzaakt.
• Het verstellen van de stoelen moet plaats-
vinden voordat de veiligheidsgordels zijn
vastgegespt en terwijl de auto is gepar-
keerd. Een slecht afgestelde veiligheids-
gordel kan ernstig of dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Rij nooit met de rugleuning zo schuin inge-
steld dat de schoudergordel niet meer te-
gen uw borstkas rust. Tijdens een botsing
bestaat het gevaar dat u onder de veilig-
heidsgordel door schuift, waardoor ernstig
of dodelijk letsel kan ontstaan.
LET OP!Plaats geen voorwerpen onder een elektrisch
verstelbare stoel en zorg dat deze altijd vrij kan
bewegen. Anders kan de stoelbediening wor-
den beschadigd. De stoel kan niet vrij bewegen
als deze wordt gehinderd door obstakels.
105
1. Trek de ontgrendelingshendel omhoog om
de achterbank te ontgrendelen.
OPMERKING:
•Klap het 60%-gedeelte van de achterbank
niet neer wanneer de veiligheidsgordel
van de buitenste stoel links of de middel-
ste stoel is vastgegespt.
• Klap het 40%-gedeelte van de achterbank
niet neer wanneer de veiligheidsgordel
van de buitenste stoel rechts is vastge-
gespt. 2. Klap de achterbank volledig naar voren.
De achterbank omhoogklappen
Trek de rugleuning omhoog tot in de vergren-
deling. Als door de aanwezigheid van voorwer-
pen in de bagageruimte de achterbank niet
volkomen vergrendelt, zal het lastig zijn om de
achterbank in de juiste stand te brengen.WAARSCHUWING!
•
Controleer of de rugleuning stevig is ver-
grendeld. Als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, biedt de achterbank onvol-
doende stabiliteit voor kinderzitjes en/of
passagiers. Een slecht vastgezette zitting
kan ernstig letsel veroorzaken.
• De bagageruimte achterin de auto (met de
achterste rugleuningen rechtop of neerge-
klapt) mag tijdens het rijden niet door kin-
deren worden gebruikt als speelruimte. Bij
een ongeval zouden ze ernstig letsel kun-
nen oplopen. Kinderen horen te zitten in
een geschikt kinderzitje.
Ontgrendeling achterbankAchterbank neergeklapt
11 2
OPMERKING:
Het systeem wordt pas geactiveerd wanneer
u 32 km/u of sneller rijdt.
Buiten werking stellen
1. Trek de multifunctionele hendel naar u toe
(richting achterzijde auto) om het systeem
handmatig te deactiveren (normale werking
van dimlicht).
2. Duw de multifunctionele hendel weer van u
af om het systeem opnieuw te activeren.
OPMERKING:
Als de koplampen en achterlichten van voer-
tuigen in het camerablikveld zijn gebroken,
met modder zijn bespat of gedeeltelijk aan
het zicht worden onttrokken, zal uw groot-
licht langer blijven branden (dichter bij het
andere voertuig). Het systeem zal ook niet
correct werken als de voorruit of camera-
lens is bedekt met vuil, vet of andere obsta-
kels (sticker, elektronisch tolsysteem, etc.).Dagverlichting — indien aanwezigDe dagverlichting (lage intensiteit) zal altijd
worden ingeschakeld wanneer de motor draait
en de transmissie niet in de stand PARK staat.
De lichten blijven branden tot de contactscha-
kelaar naar de stand OFF of ACC wordt ge-
draaid of tot de handrem wordt aangetrokken.
Als één van de richtingaanwijzers wordt aan-
gezet, wordt het dagrijlicht aan dezelfde zijde
van het voertuig uitgeschakeld zolang de rich-
tingaanwijzer is ingeschakeld. Als de richting-
aanwijzer wordt uitgeschakeld, gaat het dagrij-
licht weer branden. Bij normaal rijden in het
donker moet de koplampschakelaar worden
ingeschakeld.Dagverlichting uitschakelen
Als u de dagverlichting wilt uitschakelen, opent
u de motorkap en gaat u naar de zekeringen-
kast (PDC), die zich rechts in de motorruimte
bevindt.
Locatie van zekeringenkast
11 9
Bediening van de ruitensproeier op
de voorruit
U schakelt de ruitensproeier in door het uit-
einde van de hendel ingedrukt te houden (in de
richting van het stuurwiel) zolang sproeien no-
dig is. Als u de hendel indrukt terwijl de inter-
valschakeling is geactiveerd, worden de wis-
sers ingeschakeld en maken deze nog enkele
wisslagen nadat u de hendel hebt losgelaten.
Daarna wordt de eerder geselecteerde inter-
valschakeling hervat.Als u het uiteinde van de hendel indrukt terwijl
de ruitenwissers zijn uitgeschakeld, maken de
wissers enkele wisslagen en worden daarna
uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het zicht
door de voorruit kan tot botsingen leiden.
Misschien ziet u andere voertuigen of obsta-
kels niet. Voorkom ijsvorming op de voorruit
door de voorruit eerst te verwarmen alvorens
de ruitensproeier te gebruiken.
Wasem-functieGebruik de Wasem-functie als het weer vereist
dat de ruitenwissers af en toe gebruikt worden.
Draai het uiteinde van de hendel omlaag naar
de wasemstand en laat de hendel los voor één
wisslag.
OPMERKING:
De wasemstand schakelt de sproeierpomp
niet in. Er wordt daarom geen ruitensproei-
ervloeistof op de voorruit gesproeid. Dewasfunctie moet worden gebruikt om de
voorruit te sproeien met ruitensproeiervloei-
stof.Ruitenwissers met regensensor —
Indien aanwezig
Deze voorziening detecteert vocht op de voor-
ruit en schakelt automatisch de ruitenwissers in
zodat u dat niet hoeft te doen. De functie is
vooral handig wanneer spatwater van de weg
of water dat van de ruitenwissers van een
voorliggende auto wordt geblazen op de voor-
ruit terechtkomt. Draai het uiteinde van de
multifunctionele hendel naar één van de vier
standen om deze functie te activeren.
Bediening van de ruitensproeier op de voorruit
Wasemregelaar
125
Gas geven om in te halenTrap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.
Elektronische snelheidsregeling gebruiken
op hellingen
De versnelling kan omlaag schakelen op hel-
lingen om de ingestelde snelheid van de auto
te handhaven.
OPMERKING:
De elektronische snelheidsregeling houdt
de snelheid op hellingen en bij afdalingen
constant. Een kleine snelheidsverandering
op flauwe hellingen is normaal.
Op steile berghellingen kan de snelheid veel
hoger of lager worden, zodat het in die gevallen
beter is om zonder elektronische snelheidsre-
geling te rijden.WAARSCHUWING!
Een elektronische snelheidsregeling kan ge-
vaarlijk zijn in situaties waar het systeem geen
constante snelheid kan aanhouden. Uw auto
kan gezien de omstandigheden te snel gaan,
waardoor u de controle over de auto kunt
verliezen en mogelijk een botsing veroor-
zaakt. Gebruik de elektronische snelheidsre-
geling nooit in druk verkeer of op bochtige,
beijzelde, besneeuwde of gladde wegen.
ADAPTIEVE CRUISE CONTROL
(ACC) — INDIEN AANWEZIG
Adaptieve Cruise Control (ACC) vergroot het
gebruiksgemak van cruisecontrol tijdens het
rijden op autosnelwegen en andere door-
gaande wegen. Het is echter geen veiligheids-
systeem en het helpt niet om ongelukken te
voorkomen.Met ACC kunt u de cruisecontrol ingeschakeld
houden in lichte tot matige verkeersdrukte zon-
der dat u steeds opnieuw uw cruisecontrol
opnieuw hoeft in te stellen. De ACC maakt
gebruik van een radarsensor, die is ontworpen
om direct voor u rijdende voertuigen te detec-
teren.
OPMERKING:
•
Als de sensor geen voor u rijdend voer-
tuig detecteert, houdt de ACC een vaste
ingestelde snelheid aan.
• Wanneer de ACC-sensor een voor u rij-
dend voertuig detecteert, zorgt de ACC
dat uw auto automatisch iets afremt of
versnelt (maximaal tot de oorspronkelijk
ingestelde snelheid) om een vooraf inge-
stelde volgafstand aan te houden, waarbij
de snelheid van de voorganger wordt
overgenomen.
130